ECLI:NL:RBNHO:2023:6970

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
337938 / KG ZA 23-142
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming exclusiviteitsbeding en vaststelling marktprijs voor paardenmest in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Hooijmans Substrates BV en Mesthandel Kroon Waarland BV. Hooijmans vorderde dat Kroon Waarland zou worden verboden om paardenmest aan andere partijen te leveren en dat Kroon Waarland verplicht zou worden om de beschikbare paardenmest exclusief aan Hooijmans te leveren tegen een voorlopige prijs van € 14,- per ton. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst tussen partijen uit 2011, waarin Kroon Waarland zich verplichtte om paardenmest exclusief aan Hooijmans te leveren. Hooijmans stelde dat Kroon Waarland haar verplichtingen niet nakwam en dat er geen overeenstemming was bereikt over de actuele marktprijs voor paardenmest, die sinds 1 juli 2019 niet meer was vastgesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor Hooijmans, omdat Kroon Waarland het exclusiviteitsbeding zou schenden. De rechter stelde vast dat partijen in een impasse verkeerden over de marktprijs en dat Kroon Waarland de paardenmest voorlopig exclusief aan Hooijmans moest blijven leveren tegen de prijs van € 14,- per ton, totdat er een nieuwe marktconforme prijs was vastgesteld. De vordering van Kroon Waarland in reconventie, die Hooijmans tot betaling van € 300.000,- wilde veroordelen, werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

te (blijven) leveren, tegen een
voorlopigeprijs van € 14,- per ton paardenmest (en de overeengekomen toeslagen en (additionele) vergoedingen die thans nog van toepassing zijn), totdat partijen een nieuwe marktconforme prijs voor paardenmest zijn overeengekomen, althans totdat hierover in een bodemprocedure is beslist,
RECHTBANK Noord-Holland
Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/337938 / KG ZA 23-142
Vonnis in kort geding van 17 mei 2023
in de zaak van
HOOYMANS SUBSTRATES BV,
statutair gevestigd te Kerkdriel,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: Hooymans,
advocaat: mr. S.P. Kamerbeek te Amsterdam,
tegen
MESTHANDEL KROON WAARLAND BV,
statutair gevestigd te Waarland,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Kroon Waarland,
advocaat: mr. M.A. Mak te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 april 2023 met 10 producties,
- de producties 1 t/m 18 van de zijde van Kroon Waarland,
- de pleitnota van Hooymans,
- de pleitnota van Kroon Waarland,
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 26 april 2023. Partijen hebben verzocht de behandeling pro forma aan te houden in afwachting van de uitkomst van te voeren overleg over de marktprijs en een eventueel te benoemen deskundige,
- het e-mailbericht van mr. Mak van 10 mei 2023 waarin zij vonnis vraagt, omdat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen.

2.De uitgangspunten

2.1.
Hooymans is in 1969 begonnen met het kweken van champignons en produceert sinds 1989 ook compost voor de champignonteelt.
2.2.
Kroon Waarland is sinds 1988 leverancier van paardenmest en sinds enige tijd daarna ook van slachtkuikenmest, gips en stro. Naast het leveren van paardenmest verzorgt Kroon Waarland ook de afvoer van paardenmest.
2.3.
Kroon Holding B.V. is enig bestuurder van Kroon Waarland en houdt 50% van de aandelen in Kroon Waarland. De andere 50% van de aandelen wordt gehouden door
JAM Beheer, een holdingmaatschappij van [betrokkene] .
2.4.
Partijen hebben op 28 januari 2011 een overeenkomst gesloten over de levering door Kroon Waarland en afname door Hooymans van grondstoffen, bestemd voor de bereiding van Fase 1 compost (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst loopt tot
28 januari 2026.
2.5.
Op 1 juli 2019 hebben partijen een addendum bij de overeenkomst gesloten (hierna: het Addendum), waarbij de artikelen 3, 4, 9 en 12 van de overeenkomst zijn gewijzigd.
De overige artikelen van de overeenkomst zijn ongewijzigd en onverkort tussen partijen van kracht gebleven.
2.6.
Partijen zijn met elkaar overeengekomen dat Kroon Waarland paardenmest, slachtkuikenmest, gips en stro die benodigd zijn voor de compostering exclusief aan Hooymans zal leveren en alleen met toestemming van Hooymans ook aan derden.
2.7.
De verplichting van Hooymans om alle benodigde grondstoffen voor de bereiding van Fase 1 compost exclusief bij Kroon Waarland af te nemen (artikel 3 van de overeenkomst) is met het Addendum gewijzigd, in die zin dat Hooymans sinds 1 juli 2019 alleen nog verplicht is om alle bij Kroon Waarland beschikbare paardenmest afkomstig van directe leveranciers af te nemen.
Het gewijzigde artikel 3 bepaalt verder:
“Hooymans is vrij en gerechtigd paardenmest bij andere paardenmest-handelaren rechtstreeks af te nemen en dus zonder interventie van Kroon Waarland.
Voor de overige grondstoffen (slachtkuikenmest, gips en stro) bestemd voor de bereiding van Fase 1 compost, geldt dat Hooymans verplicht is deze af te nemen van Kroon Waarland.
De afnameverplichtingen, zowel met betrekking tot paardenmest als tot de overige grondstoffen bestemd voor de bereiding van Fase 1 compost, gelden niet indien bijzondere marktomstandigheden het Hooymans redelijkerwijs onmogelijk maken daaraan te voldoen. Indien zich deze omstandigheid voordoet zal de afname naar rato over alle leveranciers gereduceerd worden”.
2.8.
Partijen zijn in artikel 9 van de overeenkomst overeengekomen dat zij gedurende de looptijd van de overeenkomst steeds, voor de paardenmest per drie jaar, nieuwe marktconforme prijzen afspreken, en conform afspraak en/of overeenkomst met andere leveranciers van Kroon Waarland. Hooymans betaalde een toeslag van € 0,50 bovenop de inkoopprijs van € 12,- voor paardenmest ingekocht door Kroon Waarland bij derden.
2.9.
In het Addendum is artikel 9 van de overeenkomst gewijzigd en aangevuld, waarbij de prijsopslag van € 0,50 die Hooymans betaalde voor paardenmest die Kroon Waarland inkocht bij derden, is komen te vervallen en partijen in plaats daarvan zijn overeengekomen dat Hooymans aan Kroon Waarland tot het einde van de overeenkomst een opslag van
€ 1,40 betaalt per ton aan haar door Kroon Waarland geleverde paardenmest.
Daarnaast betaalt Hooymans ter compensatie van het door haar zelf inkopen van paardenmest bij derden een opslag van € 1,50 per ton aan paardenmest die aan Hooymans wordt geleverd.
Aan artikel 9 is toegevoegd:
“Voor het vaststellen van de marktprijzen zijn de op het moment van het vaststellen daarvan actuele prijzen in de markt leidend”.
2.10.
Verder zijn partijen in het gewijzigde artikel 9 van de overeenkomst onder meer de volgende (tijdelijke) additionele vergoedingen overeengekomen:
“Om aan diverse financiële verplichtingen te voldoen betaalt Hooymans aan Kroon Waarland een opslag van EUR 1,23 per ton aan haar geleverde paardenmest tot het einde van de leningsovereenkomst betreffende EUR 445.000,-“.
2.11.
Voor de andere grondstoffen zijn partijen in het Addendum overeengekomen dat zij actief de marktprijzen volgen en Hooymans bovenop deze marktprijzen aan Kroon Waarland een opslag betaalt van € 2,- per ton aan haar geleverde grondstof.
2.12.
Sinds het overeenkomen van het Addendum neemt Hooymans geen paardenmest meer af bij Kroon Waarland die Kroon Waarland heeft ingekocht bij paardenmest-handelaren.
2.13.
Artikel 12 van de overeenkomst bepaalt sinds het Addendum dat Hooymans verantwoordelijk is voor en de planning voert voor het aanleveren van de grondstoffen door Kroon Waarland. Kroon Waarland heeft zich verbonden ter zake de instructies van Hooymans onverwijld op te volgen.
2.14.
De marktconforme prijs voor paardenmest hebben partijen voor het laatst op 1 juli 2019 vastgesteld. Partijen zijn er daarna niet in geslaagd om gezamenlijk een nieuwe marktconforme prijs voor de paardenmest vast te stellen, geldend vanaf 1 juli 2022.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Hooymans vordert - samengevat - Kroon Waarland te verbieden de bij haar beschikbare paardenmest aan andere partijen dan Hooymans te leveren en haar te veroordelen de beschikbare paardenmest exclusief aan Hooymans te (blijven) leveren tegen de op 1 juli 2019 door partijen vastgestelde marktconforme prijs en vervolgens tegen de nieuwe marktconforme prijs voor paardenmest zodra die op grond van artikel 9 van de overeenkomst is vastgesteld door een deskundige, althans totdat over de prijs een onherroepelijk oordeel is gegeven in een bodemprocedure.
Verder vordert Hooymans Kroon Waarland te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de inschakeling van een deskundige en Kroon Waarland te veroordelen de door de deskundige vast te stellen marktconforme prijs voor paardenmest onmiddellijk nadat het advies is gefinaliseerd en gedeeld met partijen te aanvaarden en overeenkomstig de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van Kroon Waarland in de kosten van dit geding.
3.2.
Hooymans legt aan de vorderingen ten grondslag dat Kroon Waarland haar verplichtingen uit de overeenkomst structureel niet nakomt. Zo heeft Kroon Waarland geen inzage verstrekt in de door haar met leveranciers afgesproken prijzen, de actuele marktprijzen en de door Kroon Waarland in rekening gebrachte (opslag)kosten.
Doordat Kroon Waarland geen openheid van zaken meer wil geven, is de samenwerking tussen partijen onder druk komen te staan. Structureel overleg tussen partijen en openheid van zaken zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de overeenkomst.
Kroon Waarland komt de afspraken tussen partijen niet langer na en schiet daardoor structureel en verwijtbaar tekort in de nakoming van de overeenkomst.
Hierdoor staat ook de aandeelhoudersrelatie tussen Kroon Waarland en JAM Beheer onder druk. In dat verband heeft Hooymans Kroon Waarland per e-mail van 12 oktober 2022 laten weten dat JAM Beheer een verkoop van de aandelen van JAM Beheer in Kroon Waarland niet in het belang van Kroon Waarland en JAM Beheer achtte. In hetzelfde e-mailbericht heeft Hooymans een overleg tussen de advocaten van partijen voorgesteld om de impasse voor wat betreft het vaststellen van een marktconforme prijs voor paardenmest te doorbreken. Kroon Waarland heeft dit voorstel van de hand gewezen en neemt ten onrechte het standpunt in dat de overeenkomst niet langer van toepassing is, omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de marktconforme prijs.
Kroon Waarland miskent dat artikel 9 van de overeenkomst een resultaatsverplichting bevat.
Indien Kroon Waarland zich niet houdt aan de exclusiviteitsverplichting zoals overeengekomen in artikel 2 van de overeenkomst en de bij haar beschikbare paardenmest ook aan andere afnemers levert, zal er bij Hooymans een groot tekort aan paardenmest ontstaan. Als gevolg daarvan zal Hooymans voorzienbaar niet meer kunnen voldoen aan haar verplichtingen jegens haar afnemers en zullen haar concurrenten hiervan ten koste van Hooymans profiteren. Dit geldt te meer voor de naderende periode van schaarste bij de leveranciers van paardenmest.
3.3.
Kroon Waarland voert verweer. Kroon Waarland concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Hooymans, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Hooymans, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Hooymans in de kosten van deze procedure.
3.4.
Kroon Waarland voert het volgende aan. De stelling van Hooymans dat door het niet naleven van het exclusiviteitsbeding er bij haar een groot tekort komt aan paardenmest deze zomer is niet juist. Hooymans heeft meerdere toeleveranciers en van het volume dat Kroon Waarland aanlevert gaat maar 25% naar een andere composteerder. Hooymans perst in de winter balen van de overtollige mest die hij in de zomer gebruikt voor de compostproductie, omdat Kroon Waarland sowieso minder aanlevert in de zomer.
Daarom legt Hooymans in de winter een voorraad aan en is er geen sprake van een tekort aan paardenmest in de zomer.
Daarnaast verkoopt Hooymans een deel van zijn paardenmest aan derden, aan wie Kroon Waarland de paardenmest op naam van Hooymans moet afleveren. Hieruit kan worden afgeleid dat Hooymans zijn reserves al op orde heeft. Er is dus geen sprake van een spoedeisend belang.
Inhoudelijk stelt Kroon Waarland dat het exclusiviteitsbeding in artikel 2 van de overeenkomst in strijd is met artikel 6 van de Mededingingswet, omdat een dergelijk beding ertoe strekt de mededinging te beperken. De overeenkomst is op grond van genoemd artikel nietig.
Verder geldt dat de overeenkomst ten einde is gekomen, primair omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de actuele marktprijs en subsidiair omdat Hooymans tekortschiet omdat zij weigert akkoord te gaan met de door Kroon Waarland (terecht) voorgestelde prijs als actuele marktprijs. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt mee dat de overeenkomst dan eindigt. Voor zover deze uitleg niet wordt gevolgd, meent Kroon Waarland dat zij haar verplichtingen ten aanzien van het exclusiviteitsbeding rechtsgeldig heeft opgeschort. Een andere reden voor opschorting is het feit dat Hooymans ten onrechte een korting heeft toegepast voor overtollige mest in de coronaperiode vanwege bijzondere marktomstandigheden. Kroon Waarland heeft ter zake een vordering op Hooymans van € 59.006,-.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Kroon Waarland vordert, samengevat, Hooymans te veroordelen om binnen twee dagen na de datum van het vonnis een bedrag van € 300.000,- te betalen aan Kroon Waarland, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2019, onder veroordeling van Hooymans in de kosten van dit geding.
4.2.
Kroon Waarland legt aan de vordering ten grondslag dat Hooymans gedurende de samenwerking investeringen heeft gedaan voor in totaal een bedrag van € 445.000,-, waarvan nu nog een bedrag van € 300.000,- open staat. Op initiatief van Hooymans zijn de investeringen als lening opgenomen in de administratie van Kroon Waarland. In het Addendum zijn partijen overeengekomen dat Hooymans aan Kroon Waarland een opslag van € 1,23 per ton aan haar geleverde paardenmest betaalt tot het einde van de leningsovereenkomst. Hooymans betaalt dus zelf de zogenaamde lening af, door middel van een constructie om de bank te misleiden. De overeenkomst is op grond van artikel 3:40 BW nietig en Kroon Waarland heeft het recht en de plicht om haar boekhouding in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid.
4.3.
Hooymans voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Kroon Waarland, met veroordeling van Kroon Waarland in de kosten van dit geding.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Ontvankelijkheid
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Hooymans ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Hooymans stelt dat Kroon Waarland het exclusiviteitsbeding heeft geschonden en ook zal blijven schenden, gelet op haar standpunt dat de overeenkomst niet meer geldt. De vordering heeft betrekking op dit exclusiviteitsbeding en is daarom naar haar aard spoedeisend, zodat het spoedeisend belang is gegeven.
Inhoudelijk
5.2.
Vervolgens geldt dat in dit kort geding inhoudelijk zal moeten worden beoordeeld of de vorderingen van Hooymans in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Hooymans vordert immers nakoming op grond van de overeenkomst.
Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Mededingingswet
5.3.
Kroon Waarland stelt zich in deze procedure tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst op het standpunt dat de overeenkomst waaraan zij sinds 2011 uitvoering geeft, nietig is, omdat deze in strijd is met de Mededingingswet. Kroon Waarland gaat er bij dat standpunt van uit dat Hooymans een marktaandeel heeft van 30-33%. Dit uitgangspunt is gebaseerd op mededelingen op de website van Hooymans uit 2016 en informatie van de LinkedIn pagina van Hooymans.
Hooymans heeft de stelling van Kroon Waarland gemotiveerd betwist. Zij stelt dat haar marktaandeel minder dan 30% is. Hooymans levert bovendien het product ook in andere Europese landen en ook wereldwijd. Ten slotte heeft zij meer concurrenten dan Kroon Waarland stelt en zijn de bedragen en aantallen die Kroon Waarland noemt niet juist.
Gelet op deze voldoende gemotiveerde betwisting heeft Kroon Waarland onvoldoende aangevoerd om in dit kort geding te oordelen dat de overeenkomst nietig is.
5.4.
Kroon Waarland voert aan dat Hooymans vanaf het uitbreken van de coronacrisis ten onrechte een korting heeft toegepast op de eerder overeengekomen prijs. Dat leidt volgens Kroon Waarland tot een door haar berekende vordering van € 59.006,-
Hooymans heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Zij stelt dat zij in verband met de onvoorziene omstandigheid van de corona-uitbraak gerechtigd was om haar afname-verplichting op te schorten. Zij heeft echter met alle mestleveranciers een alternatief uitgewerkt dat voor alle partijen tot een bevredigende oplossing leidde. Hooymans heeft verwezen naar het uitvoerig onderbouwd schriftelijk standpunt van 9 februari 2022, dat als productie bij de dagvaarding is overgelegd.
In dit kort geding is geen plaats om de juistheid van een van beide standpunten vast te stellen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter levert de door Kroon Waarland gepretendeerde vordering geen recht tot opschorting op.
Onderhandelingen over nieuwe mestprijs
5.5.
Partijen zijn het niet eens over de actuele marktprijs voor paardenmest per 1 juli 2022. De onderhandelingen tussen partijen op dit punt zijn gestopt.
Kroon Waarland meent dat de overeenkomst daarom teneinde is gekomen en acht zich niet langer gebonden aan artikel 2 van de overeenkomst.
In de overeenkomst is niet bepaald hoe partijen moeten handelen als er geen overeenstemming wordt bereikt op dit punt. Er staat niet dat de overeenkomst in dat geval komt te vervallen. Er bestaat dus ook geen grond voor Kroon Waarland om zich vrij te achten om geen uitvoering meer te geven aan het exclusiviteitsbeding.
5.6.
In de overeenkomst staat echter ook niet dat een deskundige moet worden benoemd om de actuele marktprijs bindend vast te stellen, zoals Hooymans stelt, en dat Kroon Waarland gehouden is om daaraan mee te werken. Ook is niet bepaald tegen welke prijs moet worden doorgeleverd, dus ook niet de oude prijs van € 13,-, zoals Hooymans vordert.
5.7.
Uit de bewoordingen van de overeenkomst kan niet worden afgeleid wat de rechtsgevolgen daarvan zijn. Bij de uitleg van de overeenkomst komt het naast de bewoordingen ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij op dat punt redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Artikel 6:248 lid 1 BW bepaalt verder dat de overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen heeft, maar ook die welke naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
5.8.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er een impasse tussen partijen is ontstaan.
Zij zijn er niet in geslaagd om in gezamenlijk overleg een actuele marktprijs voor paardenmest vast te stellen die vanaf 1 juli 2022 tussen hen moet gelden. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt onder deze omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet mee dat de overeenkomst in dat geval eindigt.
De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat partijen zich nog steeds aan de overeenkomst moeten houden en dat artikel 2 van de overeenkomst nog steeds moet worden nageleefd. Zoals de voorzieningenrechter partijen ter zitting ook heeft voorgehouden, ligt het voor de hand dat dit in een bodemprocedure zal leiden tot de benoeming van een deskundige.
5.9.
In dat geval zijn partijen het ook niet eens over de persoon van een eventueel te benoemen deskundige. Hooymans wenst de inschakeling van een deskundige via [ondernemingsorganisatie], terwijl Kroon Waarland meer vertrouwen heeft in een deskundige van Transport en Logistiek Nederland.
De voorzieningenrechter acht het daarom aangewezen dat een andere deskundige de actuele marktprijs zal vaststellen, maar dit kort geding leent zich er niet voor om daartoe een opdracht te geven. Partijen kunnen eventueel wel een verzoek indienen tot een voorlopig deskundigenbericht. Daarin zou dan een deskundige kunnen worden benoemd, die het hiervoor bedoelde onderzoek naar de per 1 juli 2022 geldende marktprijs kan doen.
Deze deskundige zal zich dan niet hoeven te beperken tot een onderzoek bij Hooymans en Kroon Waarland, maar naar eigen inzicht zo’n onderzoek inrichten.
Tijdelijke doorbreking impasse
5.10.
In de tussentijd moeten partijen uitvoering geven aan artikel 2 van de overeenkomst. Om de impasse te doorbreken zal de voorzieningenrechter Kroon Waarland bij wijze van ordemaatregel veroordelen om de paardenmest exclusief aan Hooymans te blijven leveren. Dit tegen een voorlopige basisprijs van € 14,- per ton paardenmest. Dit is de gemiddelde prijs van wat partijen als basisprijs aan elkaar hebben voorgesteld.
Na een oordeel van een deskundige op dit punt of nadat partijen alsnog zelfstandig afspraken hebben gemaakt, zal de uiteindelijke actuele marktprijs vanaf 1 juli 2022 met terugwerkende kracht moeten worden verrekend met deze voorlopig vastgestelde prijs.
5.11.
De conclusie is dat partijen met elkaar verder moeten en dat zij beiden nog steeds gebonden zijn aan de overeenkomst. Onderdeel 1 (I) van de vorderingen is daarom toewijsbaar. Partijen zullen daarnaast dus moeten dooronderhandelen over de actuele marktprijs, desnoods met inschakeling van een deskundige derde partij.
5.12.
Voorgaand oordeel betekent dat partijen over en weer (deels) in het ongelijk gesteld worden. De proceskosten in conventie zullen daarom worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten betaalt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Kroon Waarland stelt dat zij een einde wenst te maken aan een onoorbare betalingscarrousel. De financieringsconstructie die partijen zijn overeengekomen dateert uit 2019. Enkel op basis van het pleidooi namens Kroon Waarland ter zitting kan niet worden geoordeeld dat sprake is geweest van een constructie om de bank te misleiden, die de nietigheid van de leningsovereenkomst tot gevolg heeft en leidt tot een vordering van Kroon Waarland op Hooymans van € 300.000,-.
6.2.
Het betreft bovendien een geldvordering in kort geding, zodat terughoudendheid bij het toewijzen ervan op zijn plaats is. Er moet een zeer grote mate van waarschijnlijkheid zijn dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Hooymans betwist dat er sprake is van een betalingscarrousel en zonder nadere feitenonderzoek kan de voorzieningenrechter niet vaststellen of het bestaan van de vordering van Kroon Waarland voldoende aannemelijk is. Kroon Waarland heeft daarnaast niet onderbouwd waarom zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, in die zin dat de uitkomst van een bodemprocedure op dit onderdeel niet kan worden afgewacht.
6.3.
De vordering van Kroon Waarland moet dus worden afgewezen. Zij zal als de partij die ongelijk krijgt in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Hooymans vastgesteld op € 1.619,- aan salaris advocaat en op nihil aan verschotten.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
verbiedt Kroon Waarland om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zonder toestemming van Hooymans aan andere partijen dan Hooymans de bij haar beschikbare paardenmest te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, met een maximum van € 200.000,-;
7.2.
veroordeelt Kroon Waarland om de bij haar beschikbare paardenmest exclusief aan Hooymans te (blijven) leveren, tegen een
voorlopigeprijs van € 14,- per ton paardenmest (en de overeengekomen toeslagen en (additionele) vergoedingen die thans nog van toepassing zijn), totdat partijen een nieuwe marktconforme prijs voor paardenmest zijn overeengekomen, althans totdat hierover in een bodemprocedure is beslist,
7.3.
verklaart onderdelen 7.1 en 7.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
7.5.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.6.
wijst het gevorderde af,
7.7.
veroordeelt Kroon Waarland in de proceskosten, aan de zijde van Hooymans tot dit vonnis vastgesteld op € 1.619,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
LK/LJS