ECLI:NL:RBNHO:2023:6927

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/15/338124 / JU RK 23-463 C/15/338125 / JU RK 23-464
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in gezinshuizen

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld en in een gezinshuis verblijven. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen verlengd tot 31 mei 2024. De moeder van de kinderen heeft erkend dat zij niet in staat is om voor hen te zorgen, en de vader van [de minderjarige 1] is buiten beeld. De vader van [de minderjarige 2] heeft wel contact, maar kan ook geen veilige opvoedsituatie bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op dit moment geen ouder is die voor de kinderen kan zorgen, en dat het in hun belang is om in de gezinshuizen te blijven waar zij zich veilig voelen. De rechtbank heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers, om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen. De kinderen hebben recht op een veilige en stabiele omgeving, waar zij de nodige hulp en ondersteuning kunnen krijgen voor hun ontwikkeling en het verwerken van hun trauma's. De moeder heeft aangegeven dat zij begrijpt dat de kinderen niet bij haar kunnen wonen en dat zij hen de ruimte wil geven die zij nodig hebben. De rechtbank heeft de regievoering aan de GI toevertrouwd, zodat de plaatsing van de kinderen in de gezinshuizen gewaarborgd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers:
C/15/338124 / JU RK 23-463
C/15/338125 / JU RK 23-464
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ;
en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt ten aanzien van beide kinderen als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M. van der Himst te Den Helder.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzoekschriften, met bijlagen, van de GI van 22 maart 2023, ingekomen bij
de griffie op 28 maart 2023;
- de stukken van de GI, ingekomen bij de griffie op 3 april 2023.
1.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 april 2023 in de zaak met zaaknummer C/15/388124 / JU RK 23-463 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een gezinshuis (ambtshalve) verlengd tot 1 juli 2023 en is de beslissing op het meer verzochte aangehouden tot de mondelinge behandeling.
1.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 april 2023 in de zaak met zaaknummer C/15/388125 / JU RK 23-464 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een gezinshuis (ambtshalve) verlengd tot 1 juli 2023 en is de beslissing op het meer verzochte aangehouden tot de mondelinge behandeling.
1.4.
Op 22 juni 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M. van der Himst en [tolk] , tolk in de
Russische taal;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.5.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld afzonderlijk hun mening te geven. De rechter heeft op 21 juni 2023 met [de minderjarige 2] gesproken. [de minderjarige 1] wilde niet met de rechter in gesprek.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders. Het gezag van de vader is echter van rechtswege geschorst omdat zijn verblijfplaats onbekend is en hij onbereikbaar is voor de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 31 mei 2022 is [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 31 mei 2023. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verleend. De machtiging uithuisplaatsing is nadien verlengd tot 31 mei 2023. Zoals onder rechtsoverweging 1.2. is vermeld, zijn de maatregelen ambtshalve verlengd tot 1 juli 2023.
2.3.
[de minderjarige 1] verbleef tot 23 december 2023 samen met [de minderjarige 2] in hetzelfde gezinshuis, maar verblijft sinds 23 december 2022 in een ander gezinshuis.
2.4.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. Het gezag van de vader is van rechtswege geschorst omdat zijn verblijfplaats onbekend is en hij onbereikbaar is voor de moeder.
2.5.
Bij beschikking van 31 mei 2022 is [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 31 mei 2023. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] verleend. De machtiging uithuisplaatsing is nadien verlengd tot 31 mei 2023. Zoals onder rechtsoverweging 1.3. is vermeld, zijn de maatregelen ambtshalve verlengd tot 1 juli 2023.
2.6.
[de minderjarige 2] verblijft sinds 21 juli 2022 in het huidige gezinshuis.

3.De verzoeken

Ten aanzien van [de minderjarige 1]
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de GI verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (gezinshuis) voor de duur van een jaar, met ingang van 31 mei 2023. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI onderbouwt het verzoek als volgt.
3.2.
[de minderjarige 1] verblijft sinds 23 december 2022 in zijn huidige gezinshuis. Aanvankelijk verbleef hij in hetzelfde gezinshuis als zijn zus [de minderjarige 2] . Aangezien het voor de kinderen te spanningsvol bleek te zijn om samen te wonen, is voor [de minderjarige 1] een andere plek gezocht. De kinderen hebben onderling nu ook geen contact met elkaar, waar [de minderjarige 1] moeite mee heeft. Het gaat goed met [de minderjarige 1] in het gezinshuis en op zijn nieuwe school. De GI heeft wel zorgen over het wenselijke gedrag dat [de minderjarige 1] vertoont, omdat dit ten koste kan gaan van hemzelf. Voor [de minderjarige 1] is van belang dat hij behandeling krijgt om hem te helpen bij zijn identiteitsvorming en het verwerken van zijn trauma’s uit het verleden. Daarnaast is hij al gestart met therapie om te leren zijn emoties te herkennen, grenzen aan te geven en te leren om hulp te vragen.
3.3.
De GI heeft aan de moeder voorwaarden gesteld, waaronder een psychologisch onderzoek, om te kunnen starten met een Terug Naar Huis-Onderzoek. Zij heeft hierop geen actie ondernomen, waardoor de situatie bij de moeder niet is veranderd. Als [de minderjarige 1] onder deze omstandigheden zou worden thuisgeplaatst, wordt hij opnieuw blootgesteld aan de schadelijke invloed van zijn moeder. Het risico bestaat dan dat [de minderjarige 1] leer- en gedragsproblemen krijgt, met grote gevolgen voor zijn identiteitsontwikkeling. [de minderjarige 1] heeft behoefte aan een opvoeder die zorg en aandacht heeft voor hem en die responsief en sensitief is. De GI vindt het voor [de minderjarige 1] van belang dat hij zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt over zijn perspectief, juist vanwege de trauma’s die hij heeft.
Ten aanzien van [de minderjarige 2]
3.4.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de GI verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (gezinshuis) voor de duur van een jaar met ingang van 30 november 2022 (de rechtbank begrijpt: 31 mei 2023). De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI onderbouwt het verzoek als volgt.
3.1.
[de minderjarige 2] is kwetsbaar en heeft in de thuissituatie bij de moeder ernstige situaties meegemaakt, waarbij zij is verwaarloosd en is blootgesteld aan huiselijk geweld. [de minderjarige 2] voelt zich onveilig bij de moeder thuis, waar zij niet de nodige steun, begeleiding en zorg heeft gekregen. Doordat zij veel thuis werd gehouden, zijn haar sociale vaardigheden beperkt. Als gevolg van de traumatische ervaringen bestaat een hoog risico op emotionele en psychische problemen bij [de minderjarige 2] . Het is belangrijk dat zij in een veilige en stabiele omgeving kan opgroeien en dat zij wordt beschermd en ondersteund, bijvoorbeeld bij het aangaan van behandeling voor haar trauma’s en bij haar ontwikkeling en het leren van nieuwe vaardigheden.
3.2.
Sinds 21 juli 2022 verblijft [de minderjarige 2] in het huidige gezinshuis, in eerste instantie samen met haar broertje [de minderjarige 1] . Het bleek voor [de minderjarige 2] vanwege haar traumatische verleden te lastig om op dezelfde plek als [de minderjarige 1] te wonen, zodat voor hem een andere plek is gezocht. De kinderen hebben op dit moment geen contact met elkaar. Ook heeft [de minderjarige 2] het afgelopen jaar geen contact met de moeder gehad. Na de kerstvakantie is [de minderjarige 2] gestart op een school speciaal voor NT2-leerlingen, wat beter lijkt aan te sluiten bij haar behoeftes en wensen. Verder heeft de GI aan de moeder voorwaarden gesteld, waaronder een psychologisch onderzoek, om te kunnen starten met het contactherstel tussen haar en [de minderjarige 2] . De moeder heeft hierop tot op heden geen actie ondernomen. Zij wil wel hulp bij het regelen van praktische zaken, maar zij krijgt en wil geen hulp voor psychische problemen.
3.3.
De GI vindt het van belang dat op korte termijn duidelijkheid komt voor [de minderjarige 2] over haar perspectief, dat volgens de GI niet meer bij de moeder ligt.

4.Het standpunt van de belanghebbende

4.1.
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in de verzoeken van de GI. Hoewel zij graag zou willen dat de kinderen naar huis komen, begrijpt zij dat zij niet voor de kinderen kan zorgen. De moeder heeft geen stabiele thuissituatie en heeft moeite om zichzelf staande te houden. De moeder wil niet deelnemen aan psychologisch onderzoek, omdat zij bang is dat zij dat op dit moment niet aankan. De moeder heeft afscheid genomen van het idee dat de kinderen bij haar komen wonen. Er is de afgelopen tijd veel gebeurd en de moeder wil de kinderen de ruimte geven die zij nodig hebben. De moeder wil wel graag contact met de kinderen, maar zij zal daarin niets forceren. Zij is blij dat de kinderen openstaan voor contact met haar. De moeder maakt zich wel zorgen over de vader van [de minderjarige 2] . De vader heeft nooit echt voor [de minderjarige 2] gezorgd: hij heeft alleen soms een financiële bijdrage geleverd voor haar verzorging en opvoeding. Hij is sinds kort op afstand in beeld. De moeder vreest dat hij een slechte invloed op [de minderjarige 2] zal hebben en zij twijfelt aan de bedoelingen van de vader in het contact met [de minderjarige 2] .

5.Het standpunt van [de minderjarige 2]

5.1.
heeft in haar gesprek met de rechtbank aangegeven dat zij het eens is met het verzoek. Het gaat over het algemeen goed met haar. Zo gaat het goed op school en heeft zij het fijn in het gezinshuis. Zij wil daarom in het gezinshuis blijven. [de minderjarige 2] staat inmiddels open voor contact met haar moeder. Zij denkt dat het goed is om één keer in de drie weken contact te hebben met haar moeder. [de minderjarige 2] geniet van het (telefonisch) contact met haar vader, maar soms is dat contact ook moeilijk omdat hij haar vraagt naar haar familie in Rusland te komen. [de minderjarige 2] betwijfelt of het in haar belang is om naar Rusland te gaan. Zij mist haar vader, maar in het verleden was hij niet veel met haar bezig. Vooral haar oma en opa van vaderszijde zorgden voor haar. [de minderjarige 2] wil graag contact met [de minderjarige 1] , maar zij ziet daar ook wel een beetje tegenop.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
De rechtbank overweegt daartoe dat beide kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen zijn ruim een jaar geleden uit huis geplaatst vanuit de situatie bij de moeder. In de thuissituatie bij de moeder was sprake van ernstige verwaarlozing van en onveiligheid voor de kinderen. Het is van belang dat de kinderen opgroeien in een veilige en stabiele omgeving van waaruit voor hen traumabehandeling kan worden ingezet en zij zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen. Door de persoonlijke problematiek van de moeder lukt het haar niet om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben en om hun veiligheid te waarborgen. Er zijn al langere tijd zorgen over de mentale gesteldheid en de opvoedvaardigheden van de moeder. Het leven van de moeder is instabiel. Zo beschikt de moeder niet over bestendige huisvesting en evenmin over een inkomen waarmee zij in de basisbehoeften van de kinderen kan voorzien. De moeder erkent dat zij ook nu nog niet in staat is om een veilige en stabiele thuissituatie te bieden en dat zij de verzorging en opvoeding van de kinderen nog niet op zich kan nemen. De vader van [de minderjarige 1] is buiten beeld en kan geen rol van betekenis spelen in het leven van [de minderjarige 1] . Met de vader van [de minderjarige 2] is op dit moment wel telefonisch contact, maar gezien de situatie in Rusland en Oekraïne kan ook hij niet op korte termijn een veilige opvoedsituatie bieden. Daar komt bij dat de vader van [de minderjarige 2] in het verleden ook geen opvoedrol in het leven van [de minderjarige 2] heeft gehad.
De rechtbank stelt dan ook vast dat er op dit moment geen ouder is die voor de kinderen kan zorgen. Om die reden is het van belang dat de kinderen in de gezinshuizen kunnen blijven en daar een stabiele en veilige thuissituatie hebben. Gebleken is dat het goed gaat met beide kinderen in hun gezinshuis. Vanuit die woon- en leefsituatie wordt voor hen persoonlijke hulpverlening ingezet, waaronder de noodzakelijke traumatherapie. De moeder ziet in dat het in het belang van de kinderen is dat zij elders opgroeien. Dit inzicht bij de moeder verdient een compliment. Door de kinderen de emotionele toestemming te geven om elders op te groeien, kunnen zij optimaal profiteren van wat hen daar geboden wordt. De regievoering vanuit de GI is nodig voor het waarborgen van de plaatsing van de kinderen in de gezinshuizen, het vaststellen van de rol van de moeder in het leven van de kinderen, het vaststellen van de rol van de vader van [de minderjarige 2] en familie (vaderszijde) in het leven van [de minderjarige 2] én het bepalen van de vervolgstap.
6.3.
De doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] in ieder geval gewerkt moet worden zijn:
  • het verwerken van trauma’s uit zijn verleden;
  • het onderzoeken van mogelijkheden voor contactherstel met de moeder en [de minderjarige 2] .
6.4.
De doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] in ieder geval gewerkt dient te worden zijn:
  • het verwerken van trauma’s uit haar verleden;
  • het versterken van haar psychisch welzijn;
  • het onderzoeken op welke wijze zij verantwoord/veilig contact kan hebben met de moeder, [de minderjarige 1] , de vader en familie (vaderszijde) in Oekraïne/Rusland.
6.5.
De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] verlengen tot 31 mei 2024.
6.6.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] tot 31 mei 2024 noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. Er is geen ouder die in staat is om voor de kinderen te zorgen. De kinderen verblijven nu beiden op een plek waar zij zich veilig voelen en de rechtbank acht het in hun belang dat deze situatie gehandhaafd blijft dan wel geborgd wordt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (24-uurs) van:
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne,
en
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Oekraïne, tot 31 mei 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023 door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. S. Ok en mr. C. Maat, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. C. Krijgsheld als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.