ECLI:NL:RBNHO:2023:6926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
15.197921.22 (zaak A), 15.1731.13.22 (zaak B), 15.149877.22 (zaak C), (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met diefstal, mishandeling en bedreiging in supermarkt en woning

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, mishandeling en bedreiging. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 5 augustus 2022 in Heiloo en op 16 juni 2022 in Haarlem. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van winkelgoederen uit een supermarkt, waarbij hij geweld gebruikte tegen een 78-jarige vrouw en een bedreiging uitte met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd, vergezeld van geweld tegen een medewerker van de supermarkt en de vrouw. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling en bedreiging, en legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en middelengebruik, en adviseerde een intensieve behandeling. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de kosten van ambulancevervoer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.197921.22 (zaak A), 15.1731.13.22 (zaak B), 15.149877.22 (zaak C), (ttz. gev.) (P)
Uitspraakdatum: 20 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.A. Huibers, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Brouwer, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 5 augustus 2022 te Heiloo een aantal winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de winkelketen [benadeelde 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door deze [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of (met kracht) te duwen en/of (te pogen) een knietje te geven;
2.
hij op of omstreeks 5 augustus 2022 te Heiloo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een zekere snelheid door een groepje dames - waaronder [slachtoffer 2] - is gelopen, hierbij zich breed makend door zijn ellebogen uit te steken, en/of
- deze [slachtoffer 2] (met kracht) heeft aangestoten met zijn elleboog, waardoor/waarbij [slachtoffer 2] ten val kwam en/of met haar hoofd (hard) op de (stenen) vloer terecht kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2022 te Heiloo [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 2] (met kracht) aan te stoten met zijn elleboog, waardoor/waarbij [slachtoffer 2] ten val kwam en/of met haar hoofd (hard) op de (stenen) vloer terecht kwam;
3.
hij op of omstreeks 5 augustus 2022 te Heiloo [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen deze [slachtoffer 3] te zeggen "Ik steek je neer" dan wel woorden van gelijke strekking en/of (onderwijl) stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 3] met een mes te maken;
Zaak B
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te Haarlem diverse winkelgoederen (Nivea, kaas en een vleesmes), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2022 te Haarlem, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan dhr. [benadeelde 2] en/of een onbekend gebleven verhuurder, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2022 te Haarlem, in elk geval in Nederland, dhr. [benadeelde 2] en/of mevr. [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen "Doe de deur open anders maak ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde feit en alle overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte boos de supermarkt uit is gestormd en daarbij tegen aangeefster aan is gelopen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte aangeefster daarbij opzettelijk ten val heeft gebracht. Volgens de raadsvrouw is dan ook niet gebleken dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat het enkele tegen aangeefster aanlopen niet leidt tot een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Voor de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 primair (zaak A)De gedragingen van de verdachte
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte na een conflict in de supermarkt (feit 1) boos naar buiten is gestormd. Volgens de verdachte liep aangeefster in de weg. De verdachte wilde niet om aangeefster heenlopen. Hij maakte zich met zijn ellebogen breed en liep hard tegen aangeefster, een vrouw van 78 jaar oud, aan.. Hierdoor is zij ten val gekomen en heeft zij verwondingen opgelopen aan hoofd en elleboog.
(Voorwaardelijk) opzet?
De rechtbank is – zoals ook gerekwireerd door de officier van justitie - van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Van vol opzet is dan ook geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin bewezen worden dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hiervoor is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. De vraag is dus in hoeverre de verdachte de hiervoor beschreven aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De verdachte heeft niet verklaard dat hij opzet heeft gehad op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich wilde onttrekken aan de situatie zoals ontstaan bij de [benadeelde 1] en hij bij het wegstormen alleen aan wegkomen dacht. Gelet hierop en de omstandigheid dat het dossier ook anderszins geen aanknopingspunten bevat dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het in zaak A onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit en alle overige ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak A
1.
hij op 5 augustus 2022 te Heiloo een aantal winkelgoederen, die geheel aan de winkelketen [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door deze [slachtoffer 1] met kracht te duwen;
2.
hij op 5 augustus 2022 te Heiloo [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 2] met kracht aan te stoten, waardoor [slachtoffer 2] ten val kwam en met haar hoofd hard op de vloer terecht kwam;
3.
hij op 5 augustus 2022 te Heiloo [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tegen deze [slachtoffer 3] te zeggen "Ik steek je neer" en stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 3] met een mes te maken;
Zaak B
hij op 11 juli 2022 te Haarlem diverse winkelgoederen (Nivea, kaas en een vleesmes) die geheel aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak C
1.
hij op 16 juni 2022 te Haarlem, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, dat geheel of ten dele aan de heer [benadeelde 2] of een onbekend gebleven verhuurder, in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield;
2.
hij op 16 juni 2022 te Haarlem de heer [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Doe de deur open anders maak ik je dood".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling.
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Zaak B
Diefstal
Zaak C
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een contactverbod met [benadeelde 2] en een locatieverbod voor de woning van [benadeelde 2], met een proeftijd van twee jaren en aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft in aanvulling daarop verzocht om een locatieverbod voor Haarlem.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op 5 augustus 2022 bij een supermarkt diverse goederen weggenomen. Bij deze diefstal is de verdachte op heterdaad betrapt. De manager van de supermarkt die de verdachte tegen wilde houden, is door de verdachte met kracht aan de kant geduwd. Nadat de verdachte de supermarkt heeft verlaten, heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een 78 jaar oude vrouw, door tegen haar aan te lopen en ten val te brengen. Hierdoor is zij hard met haar achterhoofd op de stoep terecht gekomen en heeft zij letsel opgelopen. Een omstander wilde de verdachte er vervolgens van weerhouden om de plaats van het misdrijf te verlaten, maar werd toen door de verdachte bedreigd met een mes. Hierbij heeft de verdachte stekende bewegingen in zijn richting gemaakt en hem onder meer de woorden toegevoegd: ‘Ik steek je neer’. Winkeldiefstallen zijn op zichzelf reeds vervelende feiten die voor de gedupeerden, naast financiële schade, vaak veel overlast en ergernis meebrengen. Wanneer winkeldiefstal echter gepaard gaat met geweld, wordt nog eens een grens overschreden. Door de gepleegde mishandeling heeft de verdachte het slachtoffer pijn en letsel toegebracht en de openbare veiligheid geschaad. Door de bedreiging met het mes heeft de verdachte gevoelens van angst veroorzaakt bij de aangever. Daarnaast zijn van de agressie in de supermarkt, de mishandeling en de bedreiging omstanders getuige geweest, wat ook bij hen gevoelens van onveiligheid heeft teweeggebracht.
De verdachte heeft zich ook op 11 juli 2022 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Niet alleen zijn winkeldiefstallen, zoals gezegd, hinderlijke, overlast gevende feiten die schade kunnen veroorzaken, maar ter beveiliging van winkels worden kosten gemaakt die door winkeliers doorberekend worden in de kostprijs van producten. Dit betekent dat consumenten meebetalen aan de kosten die wordt veroorzaakt door winkeldiefstallen.
Daarnaast is de verdachte op 16 juni 2022 naar de woning van zijn broer gegaan, waar hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van zijn broer en het vernielen van de ruit van de voordeur. Uit de aangifte blijkt dat de broer en de moeder van de verdachte door de gedragingen van de verdachte bang zijn geworden. . De broer van de verdachte geeft in zijn aangifte aan dat hij graag wil dat de verdachte een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op :
- het strafblad van de verdachte van 25 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor een geweldsdelict en vernieling onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- de Pro Justitia-rapportage van 31 december 2022, opgesteld door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:

Bij betrokkene is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere
psychotische stoornis (in remissie), een ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde
stoornis en een stoornis in gebruik van stimulantia (cocaïne en amfetamine, ernstig, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit ook zo.
Aangaande het ten laste gelegde feit van winkeldiefstal geeft betrokkene aan plezier in stelen
te ervaren. Hij is tegelijkertijd doordrongen van het feit dat dit tegen de wet in gaat. Gesteld
wordt dat hij willens en wetens de wet heeft overtreden om in zijn eigen onderhoud te voor-
zien. Derhalve wordt betrokkene, ten aanzien van feit 1 (winkeldiefstal) volledig
toerekeningsvatbaar geacht en wordt geadviseerd om betrokkene feit 1 - indien bewezen –
volledig toe te rekenen. Voorts wordt ingeschat dat de ongespecificeerde trauma- of stressor
gerelateerde stoornis, stoornis in gebruik van stimulantia en de ongespecificeerde
schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (in remissie) ten tijde van het ten laste
gelegde het denken en handelen van betrokkene voor feit 2 en feit 3 deels hebben bepaald.
Derhalve wordt geadviseerd betrokkene deze feiten (2 en 3) in verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de complexe problematiek en de doorwerking hiervan in de hem ten laste gelegde feiten, in combinatie met het matig/hoge recidiverisico wordt opnieuw een intensieve behandeling, bij aanvang in de vorm van een klinische behandeling noodzakelijk geacht. Bij betrokkene is middelengebruik een belangrijk punt van aandacht, omdat hij door drugsgebruik vaak psychotisch ontregelt en hiermee het risico op (agressieve) incidenten vergroot. Samen met het ambulante team kan er worden gekeken naar dagbesteding of werk, scholing en begeleid wonen.
Genoemde behandeling zou plaats kunnen vinden in de vorm van klinische behandeling gevolgd door ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels)
voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht. Eerdere behandeling binnen hetzelfde kader is goed van de grond gekomen, echter is duidelijk geworden dat betrokkene goede nazorg behoeft. Overwogen is of een kader van een TBS (met voorwaarden) niet beter aansluit en meer bescherming zal bieden om het recidiverisico terug te dringen. Vanwege de intrinsieke motivatie voor behandeling, bewezen responsiviteit op de eerdere behandeling en ziekte-inzicht lijkt dit kader vooralsnog een brug te ver. Verwacht wordt dat betrokkene zich aan het kader van de bijzondere voorwaarden zal houden en de behandeling na de klinische opname ambulant voortgezet kan worden met toezicht van de reclassering.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 12 januari 2023 van
[reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Antes Advies. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:

De reclassering meent dat op diverse leefgebieden risicofactoren aanwezig zijn die de kans op recidive verhogen. [verdachte] heeft problematiek waarbinnen zijn middelengebruik en psychosociaal functioneren nauw met elkaar verweven zijn en elkaar beïnvloeden. Daarnaast is er sprake van dakloosheid, het ontbreken van gestructureerde dagbesteding, beperkte financiële middelen en een niet of beperkt steunend (familiair) netwerk.
Om de risico's op recidive zoveel mogelijk te beperken sluit de reclassering zich aan bij het
advies overeenkomstig het forensisch psychologisch onderzoek. [verdachte] lijkt
gebaat bij een langdurig zorgtraject waarbinnen aandacht is voor de in het forensisch
psychologisch onderzoek benoemde punten. Gefaseerd kan betrokkene werken aan zijn
problematiek en wordt hij in staat gesteld stap voor stap grip te krijgen op zijn problematiek.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande
bijzondere voorwaarden.
- Meldplicht bij reclassering
- Opname in een zorginstelling
- Ambulante behandeling
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Meewerken aan middelencontrole
De rechtbank neemt de conclusies van voormelde rapporten over en maakt deze tot de hare.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. . Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarde, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden. In aanvulling daarop zal de rechtbank een contactverbod met de broer van de verdachte en een verbod voor de locatie Haarlem aan het voorwaardelijk deel verbinden.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft ter terechtzitting zelf verzocht om hem het bovenstaande contact- en locatieverbod op te leggen, om hem ervan te weerhouden om de confrontatie met zijn broer op te zoeken. De delicten tegen zijn broer waar de verdachte bij dit vonnis voor wordt veroordeeld bevatten een geweldscomponent, terwijl de verdachte in het verleden al is veroordeeld wegens het met een mes neersteken van dezelfde broer. Daarnaast schat de reclassering de risico’s op recidive en letselschade in als hoog. Op grond hiervan moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 343,39 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van in zaak A onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit kosten die zijn betaald voor het vervoer met een ambulance die onder het eigen risico vallen
(€ 245,09) en kosten voor een tennisvereniging (€ 98,30).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering met betrekking tot de kosten voor het eigen risico toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde schade voor het eigen risico dat door de benadeelde partij is betaald. Ten aanzien van de gevorderde schade voor de kosten van een tennisvereniging heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering van deze kosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu deze kosten onvoldoende onderbouwd zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 245,09 rechtstreeks voortvloeit uit het in zaak A onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de schade met betrekking tot het eigen risico.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadeposten (kosten voor een tennisvereniging) het rechtstreekse gevolg zijn van het in zaak A onder 2 r subsidiair bewezen verklaarde feit, nu dit onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering, dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak A onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding voor de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57, 285, 300, 312, 350 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 15-197921-22 onder 2 primair (zaak A) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 15-197921-22 onder 1, 2 subsidiair en 3 (zaak A) ten laste gelegde feiten en de onder de parketnummers 15-173113-22 (zaak B) en 15-149877-22 onder 1 en 2 (zaak C) ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DRIEHONDERDVIJFENZESTIG (365) DAGEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot NEGENENTWINTIG (29) DAGEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Fivoor Reclassering op het adres Zijlweg 148C te Haarlem. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • zich laat opnemen in de forensische kliniek de Rooyse Wissel of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
  • zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op een klinische plaatsing. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op een klinische plaatsing. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met Hassan Boujamaoui, geboren op 29 april 1987 te Haarlem, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • zich niet bevindt in Haarlem. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 245,09 (tweehonderdvijfenveertig euro en negen cent), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 245,09 (tweehonderdvijfenveertig euro en negen cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C. de Haan, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2023.
mr. A.M.C. de Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.