6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op 5 augustus 2022 bij een supermarkt diverse goederen weggenomen. Bij deze diefstal is de verdachte op heterdaad betrapt. De manager van de supermarkt die de verdachte tegen wilde houden, is door de verdachte met kracht aan de kant geduwd. Nadat de verdachte de supermarkt heeft verlaten, heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een 78 jaar oude vrouw, door tegen haar aan te lopen en ten val te brengen. Hierdoor is zij hard met haar achterhoofd op de stoep terecht gekomen en heeft zij letsel opgelopen. Een omstander wilde de verdachte er vervolgens van weerhouden om de plaats van het misdrijf te verlaten, maar werd toen door de verdachte bedreigd met een mes. Hierbij heeft de verdachte stekende bewegingen in zijn richting gemaakt en hem onder meer de woorden toegevoegd: ‘Ik steek je neer’. Winkeldiefstallen zijn op zichzelf reeds vervelende feiten die voor de gedupeerden, naast financiële schade, vaak veel overlast en ergernis meebrengen. Wanneer winkeldiefstal echter gepaard gaat met geweld, wordt nog eens een grens overschreden. Door de gepleegde mishandeling heeft de verdachte het slachtoffer pijn en letsel toegebracht en de openbare veiligheid geschaad. Door de bedreiging met het mes heeft de verdachte gevoelens van angst veroorzaakt bij de aangever. Daarnaast zijn van de agressie in de supermarkt, de mishandeling en de bedreiging omstanders getuige geweest, wat ook bij hen gevoelens van onveiligheid heeft teweeggebracht.
De verdachte heeft zich ook op 11 juli 2022 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Niet alleen zijn winkeldiefstallen, zoals gezegd, hinderlijke, overlast gevende feiten die schade kunnen veroorzaken, maar ter beveiliging van winkels worden kosten gemaakt die door winkeliers doorberekend worden in de kostprijs van producten. Dit betekent dat consumenten meebetalen aan de kosten die wordt veroorzaakt door winkeldiefstallen.
Daarnaast is de verdachte op 16 juni 2022 naar de woning van zijn broer gegaan, waar hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van zijn broer en het vernielen van de ruit van de voordeur. Uit de aangifte blijkt dat de broer en de moeder van de verdachte door de gedragingen van de verdachte bang zijn geworden. . De broer van de verdachte geeft in zijn aangifte aan dat hij graag wil dat de verdachte een contact- en locatieverbod krijgt opgelegd.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op :
- het strafblad van de verdachte van 25 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor een geweldsdelict en vernieling onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
- de Pro Justitia-rapportage van 31 december 2022, opgesteld door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
‘
Bij betrokkene is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere
psychotische stoornis (in remissie), een ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde
stoornis en een stoornis in gebruik van stimulantia (cocaïne en amfetamine, ernstig, in vroege remissie in een gereguleerde omgeving). Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit ook zo.
Aangaande het ten laste gelegde feit van winkeldiefstal geeft betrokkene aan plezier in stelen
te ervaren. Hij is tegelijkertijd doordrongen van het feit dat dit tegen de wet in gaat. Gesteld
wordt dat hij willens en wetens de wet heeft overtreden om in zijn eigen onderhoud te voor-
zien. Derhalve wordt betrokkene, ten aanzien van feit 1 (winkeldiefstal) volledig
toerekeningsvatbaar geacht en wordt geadviseerd om betrokkene feit 1 - indien bewezen –
volledig toe te rekenen. Voorts wordt ingeschat dat de ongespecificeerde trauma- of stressor
gerelateerde stoornis, stoornis in gebruik van stimulantia en de ongespecificeerde
schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (in remissie) ten tijde van het ten laste
gelegde het denken en handelen van betrokkene voor feit 2 en feit 3 deels hebben bepaald.
Derhalve wordt geadviseerd betrokkene deze feiten (2 en 3) in verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de complexe problematiek en de doorwerking hiervan in de hem ten laste gelegde feiten, in combinatie met het matig/hoge recidiverisico wordt opnieuw een intensieve behandeling, bij aanvang in de vorm van een klinische behandeling noodzakelijk geacht. Bij betrokkene is middelengebruik een belangrijk punt van aandacht, omdat hij door drugsgebruik vaak psychotisch ontregelt en hiermee het risico op (agressieve) incidenten vergroot. Samen met het ambulante team kan er worden gekeken naar dagbesteding of werk, scholing en begeleid wonen.
Genoemde behandeling zou plaats kunnen vinden in de vorm van klinische behandeling gevolgd door ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels)
voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht. Eerdere behandeling binnen hetzelfde kader is goed van de grond gekomen, echter is duidelijk geworden dat betrokkene goede nazorg behoeft. Overwogen is of een kader van een TBS (met voorwaarden) niet beter aansluit en meer bescherming zal bieden om het recidiverisico terug te dringen. Vanwege de intrinsieke motivatie voor behandeling, bewezen responsiviteit op de eerdere behandeling en ziekte-inzicht lijkt dit kader vooralsnog een brug te ver. Verwacht wordt dat betrokkene zich aan het kader van de bijzondere voorwaarden zal houden en de behandeling na de klinische opname ambulant voortgezet kan worden met toezicht van de reclassering.’
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 12 januari 2023 van
[reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Antes Advies. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
‘
De reclassering meent dat op diverse leefgebieden risicofactoren aanwezig zijn die de kans op recidive verhogen. [verdachte] heeft problematiek waarbinnen zijn middelengebruik en psychosociaal functioneren nauw met elkaar verweven zijn en elkaar beïnvloeden. Daarnaast is er sprake van dakloosheid, het ontbreken van gestructureerde dagbesteding, beperkte financiële middelen en een niet of beperkt steunend (familiair) netwerk.
Om de risico's op recidive zoveel mogelijk te beperken sluit de reclassering zich aan bij het
advies overeenkomstig het forensisch psychologisch onderzoek. [verdachte] lijkt
gebaat bij een langdurig zorgtraject waarbinnen aandacht is voor de in het forensisch
psychologisch onderzoek benoemde punten. Gefaseerd kan betrokkene werken aan zijn
problematiek en wordt hij in staat gesteld stap voor stap grip te krijgen op zijn problematiek.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande
bijzondere voorwaarden.
- Meldplicht bij reclassering
- Opname in een zorginstelling
- Ambulante behandeling
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Meewerken aan middelencontrole’
De rechtbank neemt de conclusies van voormelde rapporten over en maakt deze tot de hare.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. . Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk strafdeel, naast de algemene voorwaarde, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden. In aanvulling daarop zal de rechtbank een contactverbod met de broer van de verdachte en een verbod voor de locatie Haarlem aan het voorwaardelijk deel verbinden.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft ter terechtzitting zelf verzocht om hem het bovenstaande contact- en locatieverbod op te leggen, om hem ervan te weerhouden om de confrontatie met zijn broer op te zoeken. De delicten tegen zijn broer waar de verdachte bij dit vonnis voor wordt veroordeeld bevatten een geweldscomponent, terwijl de verdachte in het verleden al is veroordeeld wegens het met een mes neersteken van dezelfde broer. Daarnaast schat de reclassering de risico’s op recidive en letselschade in als hoog. Op grond hiervan moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.