ECLI:NL:RBNHO:2023:6865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/15/340375 / FA RK 23-2526
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruik echtelijke woning, toevertrouwing minderjarigen en onderhoudsbijdragen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, toevertrouwing van de minderjarigen aan haar, en een onderhoudsbijdrage van de man. De rechtbank constateerde dat het voor beide partijen moeilijk is om op korte termijn tijdelijke woonruimte te vinden. De vrouw stelde dat de man een huisverbod had, maar dit werd door de man betwist. De rechtbank oordeelde dat de situatie in de woning niet onhoudbaar was en dat het voor beide partijen mogelijk was om tijdelijk samen te blijven wonen totdat de man een eigen woning had gevonden. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de woning af, maar bepaalde dat zij gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning zodra de man over een eigen woning beschikt. De man stemde in met de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw, en de rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De zorgregeling werd vastgesteld, waarbij de kinderen elke donderdagmiddag na school tot zondagavond bij de man verblijven, ingaand op het moment dat de man een eigen woning heeft. De rechtbank heeft ook de kinderbijdrage en partnerbijdrage behandeld, waarbij de verzoeken van de vrouw voor een hogere bijdrage werden afgewezen. De rechtbank benadrukte het belang van een ouderschapsplan in het kader van de echtscheidingsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/340375 / FA RK 23-2526
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 20 juli 2023
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E. El-Sharkawi, kantoorhoudende te Den Haag,
tegen
[de man]
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B.L.A. Bancken, kantoorhoudende te Heemstede.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 7 juni 2023;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek en bijlagen van de man, ingekomen op 3 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak was op 6 juli 2023 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaat en door een tolk in de Egyptisch Arabische taal.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] , Egypte, met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] te [plaats] , Egypte, en
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] te [plaats] , Egypte.
2.3.
De vrouw heeft de Egyptische nationaliteit. De man en de kinderen hebben de
Nederlandse nationaliteit.
2.4.
De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend. De echtscheidingsprocedure is bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/340497 / FA RK 23-2590.

3.Beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Nu [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland, is op grond van artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad (Brussel II-ter), de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van de verzoeken over de toevertrouwing van de kinderen. Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing.
3.2.
Nu de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is op grond van artikel 3, onder b, van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad de Nederlandse rechter ook bevoegd om kennis te nemen van de verzoeken tot vaststelling van een kinderbijdrage en een partnerbijdrage. Op die verzoeken is Nederlands recht van toepassing op grond van artikel 3, eerste lid, van het Protocol van 23 November 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen.
3.3.
Nu beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, zal de Nederlandse rechter rechtsmacht hebben met betrekking tot de echtscheiding tussen partijen. Op grond van artikel 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), tweede lid, is de Nederlandse rechter daarom ook bevoegd kennis te nemen van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening over het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning van partijen. Omdat het een ordemaatregel van spoedeisende aard betreft, wordt het Nederlands recht als lex fori toegepast.
echtelijke woning
3.4.
De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te [adres]
Zij stelt hiertoe het volgende. De echtelijke woning is een huurwoning. De vrouw woont hier samen met de kinderen. De kinderen gaan naar school en hebben hun activiteiten in de buurt. De kinderen hebben stabiliteit nodig in deze fase van hun ontwikkeling. De vrouw kan met de kinderen nergens terecht gedurende de echtscheidingsprocedure. De man is tijdelijk vanwege huiselijk geweld/mishandeling uit de echtelijke woning gezet en heeft een huisverbod opgelegd gekregen. Als de man naar de echtelijke woning terugkeert, zullen de spanningen toenemen. De man heeft de vrouw geslagen en met een mes bedreigd. De vrouw vreest dan voor haar leven/veiligheid en voor de veiligheid van de kinderen.
3.5.
De man voert hier verweer tegen en verzoekt primair te bepalen dat partijen gezamenlijk gerechtigd zijn tot het gebruik van de echtelijke woning. De man verzoekt subsidiair te bepalen dat hij zelf gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De man betwist dat hij de vrouw heeft mishandeld, dat er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden en dat hij een huisverbod opgelegd heeft gekregen. Hij stelt dat partijen sinds enkele weken met de kinderen weer samen in de echtelijke woning wonen. Hieruit blijkt dat zij zonder spanning nog steeds samen kunnen wonen. Partijen slapen ieder in hun eigen kamer en zorgen samen voor de kinderen. De vrouw hoeft dus niet te vrezen voor haar leven/veiligheid of de veiligheid van de kinderen. Daarnaast kan de man op korte termijn geen andere huurwoning betrekken gelet op de woningnood. Hij doet wel zijn uiterste best om te zoeken naar een betaalbare huurwoning. Zo staat hij ingeschreven bij een woningcorporatie en staat hij daar bovenaan de wachtlijst. De man heeft hierdoor goede hoop dat hij binnenkort een woning toegewezen krijgt. Hij verzoekt dan ook hem wat tijd te gunnen om een woning te kunnen vinden. De man komt anders op straat te staan. Bovendien draagt de man tot op heden alle vaste lasten van de echtelijke woning terwijl de vrouw deze lasten niet (volledig) kan dragen omdat zij geen inkomen heeft, aldus de man.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat het voor beide partijen moeilijk, zo niet onmogelijk, is om op korte termijn tijdelijk elders woonruimte te vinden. Niet gesteld of gebleken is dat de vrouw die geen inkomen heeft tijdelijk ergens anders terecht kan. Dat de man wel mogelijkheden heeft om bij kennissen te overnachten zoals de vrouw stelt, is gemotiveerd betwist door de man. Weliswaar heeft de man een maand lang niet in echtelijke woning verbleven, maar hij heeft toen ervaren dat hij slechts enkele dagen bij vrienden kon verblijven en daarna aangewezen was op kostbare hotels. Ook voor de man is het daarom moeilijk om op korte termijn tijdelijke woonruimte te vinden in afwachting van de uitkomst van de echtscheidingsprocedure.
3.7.
Toewijzing van het verzoek van één van beide partijen om het uitsluitend gebruik van de woning zal er naar verwachting dan ook toe leiden dat de andere partij niet meer kan beschikken over woonruimte. Dat maakt dat toewijzing van de over en weer gedane verzoeken om het uitsluitend gebruik van de woning alleen gerechtvaardigd is als er sprake is van een onhoudbare situatie.
3.8.
Dat de situatie in de woning op dit moment volgens de vrouw zo gespannen is dat de samenwoning niet kan voortduren tijdens de echtscheidingsprocedure, is tegenover de gemotiveerde betwisting door de man onvoldoende gebleken. De rechtbank neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat partijen nu nog samen voor de kinderen zorgen in de echtelijke woning en daar ieder hun eigen slaapkamer hebben. Niet gesteld of gebleken is dat de huidige situatie niet in het belang van de kinderen is. Dat het voor de vrouw onveilig zou zijn in de woning als partijen de samenwoning voortzetten is tegenover de betwisting door de man onvoldoende gebleken. Weliswaar is de politie éénmaal betrokken geweest bij partijen vanwege een ruzie, maar ter zitting is ook gebleken dat, anders dan de vrouw stelt, er geen sprake is geweest van een huisverbod opgelegd aan de man. De man heeft wel in overleg met de politie tijdelijk de woning verlaten om rust te creëren. De rechtbank merkt hierbij terzijde op dat het de taak van de advocaat is om zeer belangrijke en belastende informatie, zoals het opleggen van een huisverbod aan de man, te verifiëren voordat het in de stukken terecht komt en daarmee een eigen leven gaat leiden.
Verder hebben beide partijen ter zitting aangegeven dat het de afgelopen drie weken rustig is tussen partijen en dat er zich geen incidenten meer hebben voorgedaan. Dat de vrouw zich niet veilig voelt in de woning door de spanningen tussen partijen, is gelet op het voorgaande onvoldoende voor het oordeel dat de situatie onhoudbaar is en dat een voorlopige voorziening noodzakelijk is.
3.9.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het voor partijen niet onoverkomelijk is nog enige tijd samen in de woning te blijven wonen totdat vervangende woonruimte voor de man beschikbaar is. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij hard op zoek is naar een nieuwe woning, maar dat hij nog wat tijd moet krijgen om deze woning te vinden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beslissen dat de vrouw vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschikt bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning.
toevertrouwing [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]
3.10.
De vrouw verzoekt te bepalen dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan haar worden toevertrouwd
.
3.11.
De man stemt in met het verzoek van de vrouw.
3.12.
Nu partijen het hierover eens zijn zal het verzoek in het belang van de kinderen worden toegewezen. Gelet op hetgeen overwogen in overweging 3.9 geldt deze voorziening pas vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschikt en dus de echtelijke woning heeft verlaten.
zorgregeling
3.13.
De man verzoekt een tijdelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen tussen de kinderen en de man waarbij de kinderen elke donderdagmiddag na school tot zondagavond om 20:00 uur bij de man verblijven, ingaand op het moment dat de man een eigen woning heeft, waarbij de man de kinderen op donderdagmiddag van school haalt en op zondagavond naar de vrouw brengt.
3.14.
De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd.
Zij stelt dat zij zich niet verzet tegen een zorgregeling tussen de man en de kinderen, maar dat de door de man verzochte zorgregeling een te grote verandering voor de kinderen is. De vrouw ziet graag dat de zorgregeling opgebouwd wordt te beginnen met een dagdeel per week naar één of twee nachten per week omgang.
3.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en hetgeen besproken ter zitting komen geen specifieke omstandigheden naar voren die maken dat de door de man voorgestelde zorgregeling niet in het belang van de kinderen zou zijn. Weliswaar is de voorgestelde zorgregeling een hele verandering voor de kinderen, maar niet gesteld of gebleken is dat zij deze verandering niet aan zouden kunnen. Het verzoek van de man wordt dan ook toegewezen. Gelet op hetgeen overwogen in overweging 3.9 geldt ook deze voorziening pas vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschikt en dus de echtelijke woning heeft verlaten.
kinderbijdrage
3.16.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan haar als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (hierna: kinderbijdrage) een bedrag van € 200 per kind per maand dient te betalen.
3.17.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd en stelt dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De man verzoekt zelfstandig te bepalen dat hij een tijdelijke kinderbijdrage aan de vrouw dient te voldoen van € 98 per kind per maand, hetgeen in totaal € 195 per maand bedraagt, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met ingang van de datum van deze beschikking, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum. De man heeft zijn verzoek onderbouwd met een door hem overgelegde berekening. Ter zitting heeft de man toegelicht dat de kinderbijdrage dient in te gaan vanaf het moment dat hij de echtelijke woning heeft verlaten.
3.18.
De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij zich kan vinden in de overgelegde berekeningen van de man en dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom toewijzen en het door de vrouw meer verzochte afwijzen. Gelet op hetgeen overwogen in overweging 3.9 geldt ook deze voorziening pas vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschikt en dus de echtelijke woning heeft verlaten.
partnerbijdrage
3.19.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan haar als bijdrage in het levensonderhoud (hierna: partnerbijdrage) een bedrag van € 1.330 per maand dient te betalen.
3.20.
De man voert hier verweer tegen. Hij heeft een berekening overgelegd waaruit blijkt dat hij geen draagkracht heeft om een partnerbijdrage te voldoen.
3.21.
De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij zich kan vinden in de overgelegde berekeningen van de man. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen.
afsluitend
3.22.
Ter zitting is gebleken dat partijen en hun advocaten nog geen overleg hebben gehad met elkaar over de echtscheiding. De rechtbank wijst daarom nadrukkelijk op artikel 815 Rv, tweede lid, waarin staat dat een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan dient te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen. Het ouderschapsplan is een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding en de rechtbank heeft dan ook de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv). Het is dus aan partijen en hun advocaten om hierover met elkaar in overleg te treden.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw
vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschiktbij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan [adres] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
4.2.
bepaalt dat de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] te [plaats] , Egypte, en
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] te [plaats] , Egypte,
vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschiktworden toevertrouwd aan de vrouw;
4.3. bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
vanaf het moment dat de man over een eigen woning beschiktals volgt zal zijn:
de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] te [plaats] , Egypte, en
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] te [plaats] , Egypte,
verblijven bij de man elke donderdagmiddag na school tot zondagavond om 20:00 uur,
waarbij de man de kinderen op donderdagmiddag van school haalt en op zondagavond naar
de vrouw brengt;
4.4.
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op € 98 per kind per maand bij vooruitbetaling te voldoen,
welke bijdrage in zal gaan op het moment dat de man over een eigen woning beschikt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.