ECLI:NL:RBNHO:2023:6857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10336675 \ WM VERZ 23-131
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens rijden tegen de verplichte rijrichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het rijden tegen de verplichte rijrichting. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 4 april 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden tegen de verplichte rijrichting, zoals aangegeven door bord C3. Betrokkene had het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld, maar de kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de gemachtigde van betrokkene buiten haar schuld om te laat in beroep was gegaan. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze.

Vervolgens beoordeelde de kantonrechter of de inleidende beschikking in stand kon blijven. De gemachtigde voerde aan dat zij ter plaatse bekend was en dat de straat duidelijk was aangegeven als eenrichtingsweg. De kantonrechter oordeelde echter dat uit de verklaring van de verbalisant voldoende bleek dat de gedraging was verricht. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd voor het overige ongegrond, en wijzigde de feitcode van de boete zoals verzocht door de officier van justitie. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10336675 \ WM VERZ 23-131
CJIB-nummer : 248339636
Uitspraakdatum : 11 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
[gemachtigde]

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: tegen de verplichte rijrichting inrijden (bord C3, eenrichtingsweg).
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Termijnoverschrijding
2.3.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 1 juni 2022, terwijl dat beroep uiterlijk op 16 mei 2022 ontvangen had moeten zijn.
Gemachtigde stelt dat zij in een huurauto van betrokkene rijdt via de organisatie waar zij werkt, en de bestuurder was bij de gedraging. Als zij een boete heeft ontvangen ziet zij dit pas op de loonstrook van de periode daarna. In dit geval bleek uit navraag bij de financiële afdeling dat de termijn voor het instellen van beroep helaas al was verstreken, aldus gemachtigde.
2.4.
Uit de door betrokkene afgegeven machtiging en verklaring blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat gemachtigde buiten haar schuld om te laat in beroep is gegaan bij de officier van justitie. De termijnoverschrijding in de beroepsfase bij de officier van justitie acht de kantonrechter daarom verschoonbaar.
In zoverre verklaart de kantonrechter het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of de inleidende beschikking in stand kan blijven.
De boete
2.5.
Gemachtigde voert in haar beroepschrift aan dat zij ter plaatse bekend is en weet dat de betreffende straat ter hoogte van de Stationsstraat overgaat van een twee- naar eenrichtingsweg. Gemachtigde stelt dat dat ter plaatse ook duidelijk staat aangegeven en dat zij er daarom zeker van is dat zij de geslotenverklaring niet heeft genegeerd. De handhaver heeft het met het blote oog geconstateerd en heeft niet goed opgelet, aldus gemachtigde.
Gemachtigde voert tevens aan dat zij om 10:05 haar Parkmobile heeft aangezet omdat zij toen heeft geparkeerd op de Burcht. Gemachtigde stelt dat als zij de geslotenverklaring had genegeerd en rechtdoor was gereden zij veel eerder had geparkeerd op de Burcht, zodat hier ook uit blijkt dat zij de straat niet is gereden.
2.6.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant zag boven genoemde voertuig rijden door de gesloten verklaring. Ik, verbalisant zag dat het voertuig vanaf de Westzijde de gesloten verklaring negeerde en richting de Dam reed. Ik, verbalisant zag dat ze het C2 bord van gesloten verklaring negeerde. Ik, verbalisant was niet in staat foto’s te maken.“
2.7.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van officier van justitie verklaart niet te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft wel verzocht om de feitcode van de opgelegde boete te wijzigen in R551B “handelen in strijd met geslotenverklaring, eenrichtingsweg overige weg (C2)”.
De kantonrechter overweegt dat niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad, zodat de feitcode zal worden gewijzigd zoals is voorgesteld. Daarbij hoort hetzelfde boetebedrag.
2.8.
De kantonrechter is verder van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Gemachtigde heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
2.9.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als omschrijving van de gedraging luidt ‘handelen in strijd met geslotenverklaring, eenrichtingsweg overige weg (C2)’ en als feitcode ‘R551B;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: