In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was betrokkene aanwezig, samen met een getuige, en de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden in strijd met een geslotenverklaring, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het RVV 1990. Betrokkene voerde aan dat zij de borden niet had gezien en dat zij per ongeluk voorbij de geslotenverklaring was gereden. De kantonrechter oordeelde echter dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene had de verantwoordelijkheid om op de bebording te letten en haar verweer dat zij de gedraging niet opzettelijk had begaan, werd verworpen.
De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.