ECLI:NL:RBNHO:2023:6853

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10350295 \ WM VERZ 23-140
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens overtreding van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was betrokkene aanwezig, samen met een getuige, en de vertegenwoordiger van de officier van justitie.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het rijden in strijd met een geslotenverklaring, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het RVV 1990. Betrokkene voerde aan dat zij de borden niet had gezien en dat zij per ongeluk voorbij de geslotenverklaring was gereden. De kantonrechter oordeelde echter dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene had de verantwoordelijkheid om op de bebording te letten en haar verweer dat zij de gedraging niet opzettelijk had begaan, werd verworpen.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10350295 \ WM VERZ 23-140
CJIB-nummer : 245626076
Uitspraakdatum : 4 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen, tezamen met een getuige, [getuige].
1.3.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) Betrokkene is niet in het bezit van een ontheffing en dus in overtreding. Er was eventueel een mogelijkheid geweest om een dag ontheffing aan te vragen voor € 19,60 maar omrijden kan prima. Betrokkene had de volgende route kunnen nemen A8 richting Purmerend en afslag Weidevenne en dan binnendoor naar Den Ilp….”.Bij het proces-verbaal heeft de verbalisant een locatieoverzicht van de ter plaatse aanwezige bebording en camera’s gevoegd.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Ter zitting betwist betrokkene de aanwezigheid van de bebording en de gedraging dan ook niet, maar stelt dat zij en haar medepassagiers de borden over het hoofd hebben gezien. Ter zitting voert betrokkene aan dat zij ter plaatse onbekend is, zij haar bestemming had ingevoerd in de navigatie en dat het haar desondanks ter plaatse onduidelijk was waar zij moest zijn. Uiteindelijk is zij per ongeluk voorbij haar bestemming gereden en toen blijkbaar, zonder opzet en onbewust voorbij de geslotenverklaring gereden. Na verderop te zijn gekeerd en terug gereden hebben zij hun bestemming gevonden, aldus betrokkene. Betrokkene vind het oneerlijk dat zij onder deze omstandigheden een boete heeft gehad.
2.5.
De getuige [getuige], medepassagier in de auto van betrokkene op het moment van de vermeende gedraging, stelt ter zitting dat zij destijds geen bord heeft gezien. Daarnaast stelt zij dat zij niet meer zo goed weet hoe zij precies hebben gereden omdat het al zo lang geleden is.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat het verweer dat betrokkene de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, geen doel treft. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is opzet immers niet vereist. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De kantonrechter is daarom van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt. De boete is dus terecht opgelegd.
2.7.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk. Datum toezending: