ECLI:NL:RBNHO:2023:6822
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Jurgens
- B. Klaus
- L.M. de Vries
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van het vastgestelde dagloon voor IVA-uitkering
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de hoogte van het vastgestelde dagloon van de aan haar toegekende uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Eiseres heeft zich op 26 oktober 2018 ziekgemeld en was in het refertejaar werkzaam bij twee (ex-)werkgevers als leerkracht. Het bestreden besluit van 19 april 2021 verklaarde de bezwaren van eiseres gegrond en stelde haar in staat om een IVA-uitkering te ontvangen met een dagloon van € 163,83. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij verweerder een verweerschrift indiende. De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2022 behandeld, waarbij partijen aanwezig waren. Na schorsing van het onderzoek heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een nadere zitting te houden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Verweerder had in het bestreden besluit ten onrechte gesteld dat eiseres in de eerste tien aangiftetijdvakken minder loon heeft ontvangen als gevolg van ziekte of onbetaald verlof. Eiseres betoogde dat het dagloon te laag was vastgesteld en dat er geen rekening was gehouden met verlofkorting in de referteperiode. De rechtbank concludeert dat het dagloon voor de Wet WIA gebaseerd moet zijn op het loon dat de werknemer in het refertejaar uit alle dienstbetrekkingen heeft genoten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het dagloon opnieuw moet worden berekend. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.