ECLI:NL:RBNHO:2023:6806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/15/337798 / FA RK 23-1218
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader over de minderjarige en benoeming van een voogd

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn dochter, die al meer dan drie jaar bij haar pleegvader woont. De vader, die momenteel gedetineerd is, heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarige sinds 10 oktober 2018. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Dit is onderbouwd door de onbetrouwbaarheid en instabiliteit van de vader, die afhankelijk is van zijn persoonlijke omstandigheden en relaties.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat de vader niet in staat is om een stabiele en betrouwbare factor in haar leven te zijn. De rechtbank heeft ook de zorgen van de GI over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige meegewogen.

De rechtbank heeft besloten het gezag van de vader te beëindigen en de GI te benoemen als voogd, met de hoop dat de vader in de toekomst op een positieve manier betrokken kan blijven in het leven van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/337798 / FA RK 23-1218
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting te [plaats] ,
advocaat: mr. J.A. van der Lem, kantoorhoudende te Alkmaar,
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen: de GI,
[de pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
wonende te [plaats] .
De rechtbank merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 16 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 16 maart 2023.
1.2.
Op 22 juni 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. J.A. van der Lem;
- de moeder, bijgestaan door haar begeleider [begeleider] ;
- de pleegvader;
- [vertegenwoordiger van de raad] en [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt sinds 10 oktober 2018 uitgeoefend door de vader.
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij de pleegvader.
2.3.
Bij beschikking van 3 juni 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst in het netwerkpleeggezin van oma (moederszijde; hierna: mz) en de pleegvader. Deze maatregelen zijn daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 15 november 2022 tot 3 december 2023. Oma (mz) is op 24 december 2022 overleden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen en de GI tot voogd over [de minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad heeft ter onderbouwing – schriftelijk en ter zitting – het volgende naar voren gebracht.
3.2.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] . Vanaf de geboorte van [de minderjarige] zijn er verschillende zorgen over haar ouders en is er veel hulpverlening betrokken geweest. [de minderjarige] woont inmiddels al enkele jaren in haar netwerkpleegezin. De vader is niet in staat gebleken om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] binnen een voor haar aanvaardbare termijn te dragen. In de afgelopen jaren is namelijk gebleken dat het de vader niet lukt om een stabiel leven te leiden. In het verlengde daarvan lukt het hem niet om structureel beschikbaar te zijn voor [de minderjarige] . Zijn stabiliteit is afhankelijk van de partner die hij op dat moment in zijn leven heeft. Het is een zorg dat de relatie tussen [de minderjarige] en de vader onvoorspelbaar en onrustig is. De Raad vindt het belangrijk voor [de minderjarige] dat degene die beslissingen voor en over haar moet nemen te allen tijde beschikbaar is. Daarnaast is van belang dat er vrijwel geen samenwerking is tussen de vader en de pleegvader, mede omdat de vader niet achter het opgroeien van [de minderjarige] in de opvoedsituatie van de pleegvader staat, zeker nu pleegmoeder (oma mz) is overleden. Verder zijn er op dit moment zorgen over het cognitief vermogen en de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] . Zo blijft [de minderjarige] oppervlakkig in contact en laat zij vrijwel geen verdriet zien. Hiervoor is op (korte) termijn, als de situatie is gestabiliseerd en zij meer duidelijkheid heeft over haar woonplek, hulpverlening nodig.
3.3.
De Raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat de GI met de voogdij over [de minderjarige] wordt belast, omdat de GI een neutrale positie kan innemen in het leven van [de minderjarige] en zij al langere tijd bij haar betrokken is. De GI kan de omgang tussen [de minderjarige] , de pleegvader en de ouders monitoren en bepalen waar [de minderjarige] uiteindelijk zal opgroeien.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
De vader verzet zich tegen het verzoek van de Raad. Ter zitting is door en namens de vader het volgende naar voren gebracht. De vader is op dit moment gedetineerd. Vanuit detentie legt hij contact met hulpverlening om na zijn detentie stabiliteit in zijn leven te kunnen realiseren. Volgens de vader is er geen sprake van een ontwikkelingsbedreiging die een gezagsbeëindiging zou rechtvaardigen en is een gezagsbeëindiging ook niet in het belang van [de minderjarige] . Hij wenst het gezag over [de minderjarige] dan ook te behouden. De vader is erg betrokken bij [de minderjarige] . Zodra het kan, zal de vader met de hulp van de jeugdbeschermer het contact met [de minderjarige] hervatten. De vader ziet het liefst dat [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin binnen de familie opgroeit. Hij verzet zich (inmiddels) echter niet tegen het plaatsingsbesluit van de GI en dwingt niet af dat [de minderjarige] bij hem wordt teruggeplaatst. Hij is in staat om [de minderjarige] emotionele toestemming te geven voor haar verblijf bij de pleegvader. Sinds drie maanden ziet hij namelijk in dat verzet, boosheid en frustratie hem en [de minderjarige] niet verder helpen. De vader realiseert zich (inmiddels) ook wat de pleegvader voor [de minderjarige] doet en betekent. Hij is hem daarvoor dankbaar. Ook tegen het perspectiefbesluit dat al eerder is genomen door de GI heeft de vader geen bezwaar gemaakt. Hij accepteert derhalve de besluiten die de GI in deze heeft genomen. Daarnaast is de vader bereid om met de GI te blijven samenwerken.
4.2.
De pleegvader is het eens met het verzoek van de Raad. Ter zitting is door de pleegvader naar voren gebracht dat de opvoeding van [de minderjarige] goed gaat. Hij wordt hierbij ondersteund en ontlast door zijn netwerk. De pleegvader vindt het prettig dat de voogdij over [de minderjarige] niet bij hem komt te liggen, maar bij een neutrale partij die helpt bij het maken van belangrijke beslissingen. Hij begrijpt dat het op den duur in het belang van [de minderjarige] is dat er een vrouw in het leven en de opvoeding van [de minderjarige] aanwezig is. Voor nu kan de pleegvader de opvoeding nog dragen en hij is bereid dit te doen zolang hij het kan. De pleegvader staat open voor alle contacten van [de minderjarige] met de vader en de moeder.
4.3.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de GI zich bereid verklaard de voogdij te aanvaarden. De GI heeft zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] , omdat er weinig zicht is op haar innerlijke beleving. De GI is bezig te onderzoeken of de huidige plaatsing nog passend is voor de toekomst van [de minderjarige] . [de minderjarige] is aan het opgroeien en het zou voor haar wenselijk zijn (ook) een vrouwelijke opvoedingsfiguur te hebben. Daarnaast is de pleegvader op leeftijd. Gelukkig zit [de minderjarige] op dit moment in een bekend en veilig netwerk. Voor nu is het vooral wenselijk dat er meer stabiliteit en regelmaat komt in het contact met haar ouders, met name met haar vader. Tijdens de uitvoering van de ondertoezichtstelling hebben zich verschillende situaties voorgedaan waarin het voor de vader ingewikkeld was om zijn gezag uit te oefenen. Dit kwam niet alleen door zijn detenties, maar ook door zijn boosheid richting de GI en de pleegouders dan wel pleegvader.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, aanhef en onder a, BW is voldaan en dat er in dit geval ook voldoende redenen zijn om het gezag van de vader te beëindigen. De rechtbank zal het verzoek van de Raad om beëindiging van het gezag van de vader dan ook toewijzen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de vader niet binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn haar verzorging en opvoeding op zich kan nemen. Al sinds de geboorte van [de minderjarige] zijn er zorgen over haar veiligheid als gevolg van de problematiek van de ouders. Zo stond de moeder vanwege haar psychiatrische problematiek onder curatele en was zij onbevoegd om het gezag uit te oefenen. In mei 2015 is de vader gedetineerd geraakt. Daarom is [de minderjarige] op 20 augustus 2015 onder voogdij van de GI gesteld. De vader is op 10 oktober 2018 belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , omdat het toen al lange tijd goed ging met [de minderjarige] bij de vader en hij goed voor haar kon zorgen. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de vader een liefhebbende vader is voor [de minderjarige] , die in beginsel goed bij haar kan aansluiten. Toch is hij vanwege zijn persoonlijke problematiek nu al jaren onvoldoende beschikbaar en bereikbaar voor [de minderjarige] en kan hij haar geen stabiliteit bieden. Verschillende aspecten in het leven van de vader spelen hierbij een rol, waaronder zijn verslavingsproblematiek, het ontbreken van een vaste woonplek, het regelmatig gedetineerd zijn en het feit dat het hem niet lukt om een bestendige affectieve relatie te onderhouden.
Inmiddels verblijft [de minderjarige] al meer dan drie jaar in het netwerkpleeggezin. Dit gezin bestaat sinds het overlijden van oma (mz) alleen nog uit de pleegvader en [de minderjarige] . [de minderjarige] lijkt zich thuis te voelen bij de pleegvader en ontwikkelt zich adequaat. De rechtbank prijst de inzet van de pleegvader en zijn netwerk bij de opvoeding van [de minderjarige] . Desondanks kan de vader, zo is ter zitting gebleken, nog steeds niet volmondig achter de plaatsing bij de pleegvader staan. De vader heeft namelijk verklaard dat [de minderjarige] destijds als gevolg van een vergissing bij hem thuis is weggehaald, dat hij het liefst weer zelf voor haar wil zorgen en dat hij ervan uitgaat dat dat ook gaat lukken. Hij vertelt ook aan [de minderjarige] dat hij graag wil dat zij weer bij hem gaat wonen. De rechtbank acht deze houding zorgelijk en verwarrend voor [de minderjarige] . Uit de voorgeschiedenis is immers gebleken dat het de vader niet lukt een voldoende stabiele, betrouwbare en bereikbare factor te zijn in het leven van [de minderjarige] . Ter zitting is gebleken dat de GI geduld heeft gehad met de situatie van de vader en hem veel kansen heeft geboden. Toch is de vader, anders dan zijn advocaat wil doen voorkomen, het al langere tijd structureel oneens met beslissingen die worden genomen door de GI. Hierdoor hebben zich verschillende situaties voorgedaan waarin noodzakelijke gezagsbeslissingen zijn uitgesteld. Dit is niet in het belang van [de minderjarige] .
5.4.
Omdat de beëindiging van het gezag van de vader ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [de minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. De Raad is van mening dat een neutrale instelling als de GI het beste met de voogdij over [de minderjarige] kan worden belast. De rechtbank stelt vast dat de GI bereid is de voogdij op zich te nemen. Het perspectief van [de minderjarige] ligt in ieder geval voor de nabije toekomst bij de pleegvader. Echter, gelet op de leeftijd van de pleegvader en het feit dat het voor [de minderjarige] wellicht beter is om op te groeien in een gezinsverband met een moederfiguur, is dit perspectief niet per se blijvend. De rechtbank acht het van belang dat de GI, als neutrale partij, degene is om hierover (in de toekomst) beslissingen te nemen. De GI kan er daarnaast op toezien dat de omgang tussen [de minderjarige] en haar ouders blijft gewaarborgd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de pleegvader niet zelf met de voogdij wenst te worden belast, mede vanwege zijn verstandhouding met de vader. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de Raad om de GI te belasten met de voogdij over [de minderjarige] toewijzen.
5.5.
De rechtbank spreekt tot slot de hoop uit dat het de vader zal lukken om, vanuit zijn wens om voortaan niet meer vanuit boosheid en negativiteit te reageren en zijn intentie om daarbij hulp in te roepen van de Stichting Eigen Kracht, op een positieve manier betrokken te blijven in het leven van [de minderjarige] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de vader] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , over [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige, de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers te Alkmaar;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. S. Ok en mr. C. Maat, rechters, allen tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.