ECLI:NL:RBNHO:2023:6780

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
15/088867-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen op treinstation Schiphol Airport door een voormalig lid van een drillrapgroep

Op 17 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 maart 2023 op Schiphol Airport een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden had. De verdachte, een voormalig lid van een drillrapgroep, had het vuurwapen bij zich uit een gevoel van noodzaak om zich te beschermen tegen dreigingen van een rivaliserende drillrapgroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bevond in een aangewezen veiligheidsrisicogebied en dat hij in een proeftijd liep voor eerdere gewelddadige overvallen. De rechtbank heeft een zwaardere straf opgelegd dan door de officier van justitie was gevorderd, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, waarbij de proeftijd met een jaar is verlengd en bijzondere voorwaarden zijn gewijzigd, waaronder een locatiegebod met elektronische monitoring. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, alsook de persoon van de verdachte, in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/088867-23 en 13/100181-22 (vordering tenuitvoerlegging)
Uitspraakdatum: 17 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Klein en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zoraki, type 906, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 30 maart 2023 (dossierpagina’s 71 tot en met 74);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal veilig stellen vuurwapens van 31 maart 2023 (dossierpagina’s 124 tot en met 127).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 30 maart 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zoraki, type 906, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdachte is gemotiveerd om zijn leven op orde te krijgen en is bereid mee te werken aan een locatiegebod met daaraan verbonden elektronische monitoring, zoals geformuleerd in het advies van de reclassering.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in de openbare ruimte, op treinstation Schiphol Airport, een (half) geladen vuurwapen met bijpassende munitie voorhanden gehad. Een vriend met wie hij samen was, had ook een vuurwapen bij zich. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. De verdachte en zijn vriend bevonden zich bovendien in een aangewezen veiligheidsrisicogebied.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte constateert de rechtbank allereerst dat de verdachte vorig jaar is veroordeeld voor twee gewelddadige bedrijfsovervallen, waarvoor hij in een -forse- proeftijd loopt, en voor welk feit thans de -gedeeltelijke- tenuitvoerlegging wordt gevraagd.
Daarnaast heeft de rechtbank het reclasseringsadvies van 22 juni 2023 bekeken. In dit advies wordt omschreven dat de verdachte het vuurwapen bij zich had omdat hij de noodzaak voelt om zich te beschermen tegen dreigingen. Op de zitting heeft de verdachte nader toegelicht dat het bedreigingen vanuit een bepaalde drillrapgroep betreft. De verdachte is zelf eveneens lid (geweest) van een drillrapgroep. Verder volgt uit het rapport dat het toezicht vanuit de reclassering (in het kader van een eerdere voorwaardelijke veroordeling) positief verliep. De reclassering benadrukt dat de eerder opgelegde voorwaarden kunnen worden voortgezet. Ter ondersteuning van een dergelijk traject acht de reclassering elektronische monitoring nodig. De verdachte heeft gezegd dat hij daarmee instemt.
De op te leggen straf
Als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een categorie III-pistool in de openbare ruimte wordt een gevangenisstraf van acht maanden onvoorwaardelijk gehanteerd. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt. Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat de verdachte zich samen met een vriend (waarbij ook een vuurwapen is aangetroffen) bevond in een aangewezen veiligheidsrisicogebied. Bovendien was het vuurwapen (half) geladen en was – vanwege het verleden van de verdachte – de kans op een gewelddadige confrontatie in een openbare ruimte aanwezig, met alle levensbedreigende gevaren van dien, ook voor mensen die niets te maken hebben met het conflict tussen verdachte en zijn rivalen. Bovendien heeft de verdachte het feit gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep voor twee gewelddadige overvallen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank zal een langere vrijheidsstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat met de gevorderde straf onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst en de omstandigheden van het feit. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het (aangepaste) reclasseringstraject zal worden voortgezet in het kader van de vordering tot tenuitvoerlegging (zie hierna onder 7).
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 27 oktober 2022 in de zaak met parketnummer 15/088867-23 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam de verdachte ter zake van twee overvallen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 614 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 17 november 2022 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 11 november 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Standpunt van de officier van justitie
Op de zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd, te weten voor een gedeelte van 160 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd, in die zin dat naast de bestaande bijzondere voorwaarden een locatiegebod wordt opgelegd, met daaraan verbonden elektronische monitoring, zoals geformuleerd in het advies van de reclassering. Voorts vordert de officier van justitie dat de bij deze voorwaardelijk straf opgelegde proeftijd zal worden verlengd met één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen en daarbij te bepalen dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van het vonnis blijkt dat de verdachte zich gedurende de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet - gelet op het advies van de reclassering van 22 juni 2023 om het huidige reclasseringsadvies voort te zetten (zie hiervoor onder 6.3) - aanleiding om slechts een gedeeltelijke tenuitvoerlegging, te weten voor een gedeelte van 160 dagen, te gelasten. Daarnaast ziet de rechtbank meerwaarde in het wijzigen van de bijzondere voorwaarden, in die zin dat de verdachte voorts wordt verplicht mee te werken aan een locatiegebod met daaraan verbonden elektronische monitoring. Omdat nog niet bekend is waar de verdachte na zijn detentie zal verblijven, is het nog niet zeker dat zijn toekomstige verblijfadres in praktisch en technisch opzicht geschikt zal zijn voor elektronische monitoring. De rechtbank zal daarom bepalen dat het locatiegebod enkel zal gelden indien de reclassering oordeelt dat het locatiegebod noodzakelijk en praktisch uitvoerbaar is. Tot slot zal de rechtbank voor het overige deel van de vordering, te weten 454 dagen, bepalen dat de proeftijd wordt verlengd voor de duur van één jaar.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/088867-23 en gelast dat van die straf een gedeelte, groot
160 (honderdzestig) dagen, wordt tenuitvoergelegd.
Verlengt voor het resterende (voorwaardelijke) deel de proeftijd met één jaar en wijzigt de bij voormeld vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, zodat die thans komen te luiden:
- De veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
- De veroordeelde stelt zich onder behandeling van en werkt mee aan begeleiding door het FACT -team of een soortgelijke door Reclassering Nederland aan te wijzen ambulante zorgverlener. De behandeling start als Reclassering Nederland dat nodig acht en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als Reclassering Nederland in samenspraak met het behandelteam verantwoord acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels van de zorginstelling en de aanwijzingen die hem in het kader van zijn behandeling door of namens zijn behandelaren bij die instelling zullen worden gegeven. Daaronder kan het innemen van medicijnen vallen.
- De veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een verblijfplek bij BG Wonen of een soortgelijke, door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat instelling in overleg met Reclassering Nederland heeft opgesteld.
- De veroordeelde werkt mee aan controle op het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. Deze controle vindt plaats door middel van speeksel-, bloed- en/of urineonderzoek, wanneer en zo vaak Reclassering Nederland dat nodig acht.
- De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft Reclassering Nederland inzicht in zijn financiën en schulden.
- De veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een door zinvolle, door Reclassering Nederland goed te keuren dagbesteding, zoals het volgen van een opleiding en/of werk.
- Indien de reclassering een locatiegebod, met daaraan verbonden elektronische detentie, praktisch uitvoerbaar en noodzakelijk acht werkt de veroordeelde mee aan de volgende regels. De veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. C. Huisman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M. Altena,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2023.