ECLI:NL:RBNHO:2023:6731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
HAA 22/6228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energietoeslag op basis van inkomensgrens en beleidsvrijheid van het college

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag. Eiseres, die een WIA-uitkering ontvangt, had op 28 mei 2022 een aanvraag ingediend voor de energietoeslag. Deze aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, afgewezen op basis van het feit dat haar inkomen van € 1.357,49 per maand net boven de door verweerder gestelde inkomensgrens van € 1.310,05 lag. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit na een hoorzitting en advies van de bezwaarschriftencommissie.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de energietoeslag rechtmatig is. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om de energietoeslag toe te kennen, een ruime beslissingsruimte heeft. De rechtbank toetst of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen gebruik te maken van deze bevoegdheid. Eiseres voerde aan dat haar geringe inkomensoverschrijding niet in verhouding staat tot de gevolgen van de afwijzing, maar de rechtbank volgt het college in zijn motivering dat de inkomensgrens bij de regeling was voorzien en dat de energietoeslag niet bedoeld is als financiële buffer.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de energietoeslag en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6228

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. O.J.J.C. Koopmans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder
(gemachtigden: mr. L. Bähr en mr. C. Lekkerkerker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontvang een WIA-uitkering. Op 28 mei 2022 heeft zij een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag ingediend. Om in aanmerking te komen voor de energietoeslag moet iemand een laag inkomen hebben. In de rapportage van 3 juni 2022 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres een maandelijks inkomen heeft van € 1.357,49 inclusief vakantiegeld. Daarmee komt zij boven de gestelde inkomensgrens van € 1.310,05 per maand. Eiseres heeft daarom geen recht op de energietoeslag. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij besluit van 7 juni 2022 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt.
3. Op 21 september 2022 heeft een hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden. Vervolgens heeft de bezwaarschriftencommissie een advies uitgebracht. De bezwaarschriftencommissie constateert dat het verschil tussen het inkomen (€ 1.357,49) en de inkomensnorm (die vanaf 1 juli 2022 is bijgesteld naar € 1.322,18) slechts € 35,31 bedraagt. De bezwaarschriftencommissie meent daarom dat de wens van verweerder om de inkomensgrens strikt te interpreteren onjuist is. Daarbij verwijst de bezwaarschriften-commissie onder andere naar de brief van de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP), waarin de minister meermaals heeft gewezen op de mogelijkheid en zelfs de verplichting voor gemeenten om maatwerk te leveren. [1] Op 11 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres, in tegenstelling tot het advies van de bezwaarschriften-commissie, ongegrond verklaard. Daaraan legt verweerder ten grondslag dat de omstandigheid dat eiseres een maandelijks inkomen heeft dat (net iets) hoger is dan de inkomensgrens, geen bijzondere omstandigheid is die ertoe leidt dat het afwijzen van de energietoeslag onevenredige gevolgen heeft.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de eenmalige energietoeslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het – gelet op het doel van de energietoeslag, de stapsgewijze ophoging en toelichting daarop (van € 200,00 per huishouden naar inmiddels € 1.300,00), het advies van de bezwaarschriftencommissie en de coulance die wenselijk wordt geacht door de minister voor APP – niet goed te begrijpen valt dat verweerder eiseres niet geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen in het licht van haar geringe inkomensoverschrijding. De wetgever wenst huishoudens met een laag inkomen die geconfronteerd worden met een sterk gestegen energierekening te compenseren. Categoriale bijzondere bijstand was niet ideaal, maar beter uitvoerbaar. Als de energietoeslag wordt toegekend, hoeft eiseres vervolgens niet afzonderlijk individuele bijzondere bijstand aan te vragen.
Het beoordelingskader
5. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) – voor zover hier relevant – heeft de alleenstaande recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Op grond van het vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
6. In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen (hierna: de memorie van toelichting) staat onder andere het volgende:
“Met het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om in het jaar 2022 een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Het feit dat de eenmalige energietoeslag onderdeel zal uitmaken van de categoriale bijzondere bijstand, betekent dat gemeenten beleidsvrijheid hebben ten aanzien van de vormgeving:
– het college bepaalt binnen het wettelijke kader de doelgroep van de eenmalige energietoeslag, hetgeen betekent dat het college bepaalt wat er onder een «laag inkomen» moet worden verstaan;
(…)
– het college bepaalt de hoogte van het bedrag van de toe te kennen eenmalige energietoeslag, eventueel gedifferentieerd naar leefsituatie.” [2]
en verder:
“De doelgroep van de eenmalige energietoeslag bestaat uit huishoudens met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen op of net boven het sociaal minimum. In dit wetsvoorstel krijgt het college de bevoegdheid om zelf nader invulling te geven aan wat onder een «laag inkomen» moet worden verstaan. Het ligt daarbij voor de hand dat het college een inkomensgrens definieert in de vorm van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het college kan daarbij aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijk minimabeleid. Gemeenten hoeven geen rekening te houden met de vermogenspositie van huishoudens.
Bij iedere nadere invulling aan het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben een financieel probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. De regering benadrukt dat voor deze huishoudens maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het bestaande kader van de individuele bijzondere bijstand.” [3]
7. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag Edam-Volendam 2022 (de Beleidsregels) is de energietoeslag bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen. Een huishouden heeft een laag inkomen als dit niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit betekende tot 1 juli 2022 € 1.310,05 en vanaf 1 juli 2022 € 1.322,18 per maand.
Het oordeel van de rechtbank
8. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Het toekennen van de energietoeslag is een bevoegdheid van verweerder. Uit de memorie van toelichting volgt dat verweerder bij de uitoefening van deze bevoegdheid relatief veel beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat verweerder met beleidsregels invulling kan geven aan deze bevoegdheid. Verweerder heeft dat ook gedaan. Deze beslissingsruimte betekent verder dat de rechtbank de toepassing van de bevoegdheid terughoudend toetst. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college in redelijkheid had kunnen beslissen geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid.
10. Het inkomen van eiseres ligt met € 35,31 net boven de door verweerder gestelde inkomensgrens om voor de energietoeslag in aanmerking te komen. Verweerder was dus bevoegd om de aanvraag van eiseres voor de energietoeslag af te wijzen.
11. Eiseres verzoekt verweerder om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden, waaronder het advies van de bezwaarschriftencommissie en de door de minister voor APP gevraagde coulance. Daarbij stelt eiseres dat er sprake is van een minimale overschrijding en dat het alles of niets beleid van verweerder daardoor voor haar onevenredig uitpakt. Voorts krijgt eiseres al langere tijd een uitkering waardoor zij geen extra vermogen heeft om de klap op te vangen.
12. Hoewel het beleid van verweerder geen hardheidsclausule kent, bevat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf wel een vangnetbepaling. In artikel 4:84 van de Awb staat dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig zijn beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou kunnen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit betekent dat verweerder deugdelijk moet motiveren of de door eiseres aangevoerde omstandigheden zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden die na een belangenafweging kunnen leiden tot het alsnog verstrekken van de energietoeslag.
13. In het bestreden besluit heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet alsnog leiden tot het verstrekken van de energietoeslag. De omstandigheid dat eiseres net iets boven de inkomensgrens zit, is volgens verweerder onvoldoende, omdat dit bij het opstellen van de regeling was voorzien. Voorts stelt verweerder dat de toeslag niet in het leven is geroepen om huishoudens een financiële buffer te bieden. De rechtbank kan verweerder volgen in deze motivering.
14. De rechtbank wil nog een keer wijzen op de opmerking in de memorie van toelichting dat voor huishoudens die (net als eiseres) net buiten het bereik van de energietoeslagregeling vallen, maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het kader van de individuele bijzondere bijstand. Eiseres kan daartoe dus een aanvraag indienen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.
2.
3.