ECLI:NL:RBNHO:2023:6724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/15/331878 / FA RK 22-4280
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van de minderjarige aan de man en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2023 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de toevertrouwing van een minderjarige aan de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente], aan de man moet worden toevertrouwd, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende zicht is op de invloed van de partner van de vrouw op de opvoedsituatie van de minderjarige. De vrouw heeft de rechtbank niet volledig en naar waarheid geïnformeerd, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de situatie van de minderjarige, die zich in een loyaliteitsconflict bevindt.

De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de week bij de man verblijft van woensdag uit school tot maandag naar school en in de andere week van woensdag uit school tot vrijdag naar school. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, waar de vrouw dient te vertrekken. De vrouw had verzocht om een kinderbijdrage van de man, maar dit verzoek is afgewezen omdat de man vanaf de datum van de beschikking de zorg voor de minderjarige op zich neemt. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming zwaar hebben meegewogen.

De beschikking is gegeven door mr. C.S. Goedèl, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaaknummer C/15/331878 / FA RK 22-4280
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 17 juli 2023
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.E. Groot, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
betreffende
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 8 november 2022;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 19 april 2023;
- het F-formulier van de advocaat van de vrouw van 9 mei 2023;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 17 mei 2023;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 29 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 juni 2023 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. P.J. van de Pol en de vrouw door mr. M.E. Groot.
Tevens was als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De gecertificeerde instelling de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (de GI) heeft laten weten geen vertegenwoordiger naar de zitting te laten komen.
De advocaat van de man heeft ter zitting een productie overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft gelijktijdig de echtscheiding behandeld, bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer C/15/331844 FA RK 22 4257.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De Raad is bij beschikking van 8 november 2023 verzocht om onderzoek te doen ten aanzien van de toevertrouwing/hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de zorgregeling en de rechtbank ter zake te adviseren, zowel in de onderhavige procedure als in de echtscheidingsprocedure. De rechtbank heeft de beslissing over de toevertrouwing, het uitsluitend gebruik van de woning, de zorgregeling en de kinderbijdrage aangehouden in afwachting van het advies van de Raad.
2.2.
De Raad heeft bij rapport van 19 april 2023 geadviseerd om [de minderjarige] voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de man toe te vertrouwen en als voorlopige zorgregeling te bepalen dat [de minderjarige] bij de vrouw verblijft:
  • in week 1 van woensdag uit school tot maandag naar school (5 nachten);
  • in week 2 van dinsdag uit school tot vrijdag naar school (3 nachten).
De Raad heeft geadviseerd om de beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve zorgregeling aan te houden voor een periode van negen maanden, omdat deze periode nodig is om duidelijkheid te verkrijgen over wie in de echtelijke woning mag verblijven én om ouders de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode met behulp van de hulpverlening te werken aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie, zodat zij gezamenlijk gedragen beslissingen kunnen maken die het belang van [de minderjarige] dienen en, zo mogelijk, zicht te krijgen op de opvoedsituatie van de vrouw bij haar partner.
Voorts heeft de Raad verzocht om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de periode van negen maanden.
2.3.
[de minderjarige] is bij de beschikking van 8 mei 2023 onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 8 mei 2023 tot 8 februari 2024.
2.4.
De vrouw kan zich, met uitzondering van de ondertoezichtstelling, niet met het advies van de Raad verenigen. Op grond van de huidige regeling verblijft [de minderjarige] iedere zondag vanaf 10.00 uur tot dinsdag naar een school bij de man. De overige dagen is [de minderjarige] bij de vrouw. Deze regeling verloopt goed. Dit wordt door alle betrokkenen ook erkend. [de minderjarige] vindt het lastig om langere tijd bij de man door te brengen. De vrouw heeft haar werktijden op een dusdanige wijze kunnen indelen dat zij voor [de minderjarige] beschikbaar is. De man heeft op dit moment geen werk, maar werkte in het verleden altijd voltijd. De verwachting is dat de man binnenkort ook weer aan het werk zal moeten. De beschikbaarheid van de man neemt dan aanzienlijk af. De vrouw meent dat [de minderjarige] aan haar dient te worden toevertrouwd c.q. dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar
dient te worden vastgesteld en dat de huidige zorgregeling dient te worden voortgezet.
De man heeft aangegeven dat hij in de huidige situatie geen vertrouwen heeft, nu de vrouw noodgedwongen bij haar partner logeert. De man zou in deze situatie een wijziging kunnen aanbrengen door de vrouw naar de echtelijke woning te laten terugkeren. De vrouw kan dan met [de minderjarige] in deze woning verblijven waarbij zij de toezegging doet dat haar partner niet bij haar zal gaan wonen. Op deze wijze verblijft [de minderjarige] weer in [plaats] en zal de rust (hopelijk) terugkeren.
2.5.
De man kan zich vinden in het advies van de Raad, met dien verstande dat hij wenst dat [de minderjarige] 7 van de 14 nachten bij hem overnacht.
De man voert aan dat het grootste probleem is dat de partner van de vrouw zich blijft bemoeien met de echtscheidingsprocedure en zelfs met de procedure over de ondertoezichtstelling.
De man zit op dit moment in de ziektewet en is bezig met een traject bij het UWV. De verwachting die de vrouw uitspreekt dat de man binnenkort aan het werk zal moeten, is nergens op gebaseerd, evenmin de stelling dat de beschikbaarheid van de man dan aanzienlijk afneemt. De man heeft altijd aangegeven dat hij een gelijkwaardige zorgverdeling over [de minderjarige] wenst te hebben. Ook toen de man nog aan het werk was, had hij met zijn werkgever destijds afgesproken dat hij zijn werktijden zo kon inzetten dat een gedeelde zorgregeling mogelijk zou zijn. Nu de man vooralsnog niet werkt en ook niet op korte termijn aan het werk
gaat, kan de man voltijd voor [de minderjarige] zorgen.
Aan de toezegging van de vrouw dat wanneer zij terugkeert in de voormalige gezamenlijke
woning met [de minderjarige] , zij zonder haar partner in deze woning zal verblijven, kan geen waarde worden verbonden, nu de partner van de vrouw zich dusdanig met de echtscheidingsprocedure als ook met zaken rondom [de minderjarige] bemoeit dat de man hetgeen de vrouw (met haar partner) toezegt niet meer vertrouwt.
2.6.
Ter zitting heeft de vrouw erkend dat zij in bijlage 3, een e-mail van kindertherapeut [kindertherapeut] , zelf tekst heeft toegevoegd.
toevertrouwing minderjarige, zorgregeling en echtelijke woning
2.7.
De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] niet naar de man wil en altijd verdrietig is als ze naar hem toe moet. De man heeft haar vroeger geslagen en weigert om [de minderjarige] naar paardrijden te brengen. [de minderjarige] durft dat alleen tegen de vrouw te zeggen.
2.8.
De man heeft aangegeven dat [de minderjarige] alleen het ophaalmoment lastig vindt, maar dat [de minderjarige] het verder gezellig heeft bij de man. Verder is het onjuist dat dat de man [de minderjarige] niet naar paardrijden wil brengen, maar de vrouw laat [de minderjarige] paardrijden op een manege die met het openbaar vervoer slecht bereikbaar is, terwijl de man geen auto heeft. De man maakt zich geen zorgen over de opvoeding door de vrouw, maar heeft wel veel zorgen over de betrokkenheid van de partner van de vrouw. De partner van de vrouw heeft de man meerdere keren bedreigd in bijzijn van [de minderjarige] en praat negatief over de man ten overstaan van [de minderjarige] . De vrouw blijft zeggen dat haar partner afstand zal nemen, maar zij is hierin niet te vertrouwen. Dat blijkt ook uit de vervalste e-mails die de vrouw nog een dag voor de zitting heeft verstuurd. De vrouw heeft naast de vervalste e-mail van de kindertherapeut ook e-mails van de man aan de vrouw verstuurd, waarin zij en haar partner door de man ernstig zouden zijn bedreigd en beledigd. De man ontkent dat hij deze e-mails heeft verstuurd en betoogt dat de vrouw deze eveneens heeft vervalst.
2.9.
De Raad heeft ter zitting grote zorgen over [de minderjarige] geuit. Volgens de Raad is er gelet op alle feiten en omstandigheden sprake van een vorm van kindermishandeling. De door de Raad geadviseerde zorgregeling is voor nu het maximaal haalbare. Het is aan de GI om daar correcties in door te voeren. Het is belangrijk dat de overdracht op een neutrale plek plaats vindt.
2.10.
De rechtbank zal conform het Raadsadvies bepalen dat [de minderjarige] aan de man wordt toevertrouwd. Redengevend daartoe is dat er onvoldoende zicht is op wat de aanwezigheid van de partner van de vrouw betekent voor de opvoedsituatie van [de minderjarige] bij de vrouw. De vrouw heeft de rechtbank, mogelijk onder invloed van of samen met haar partner, niet volledig en naar waarheid geïnformeerd. Daaruit trekt de rechtbank op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgtrekking dat de vrouw naar alle waarschijnlijkheid ook de e-mails van de man aan de vrouw heeft vervalst. Dat is naar het oordeel van de rechtbank zeer zorgwekkend en niet in het belang van [de minderjarige] , die zich reeds in een loyaliteitsconflict bevindt. In het verlengde van de beslissing om [de minderjarige] aan de man toe te vertrouwen, zal de rechtbank bepalen dat de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De door de Raad geadviseerde zorgregeling past niet bij het advies om [de minderjarige] aan de man toe te vertrouwen, omdat zij volgens deze regeling (iets) meer bij de vrouw verblijft dan bij de man. De rechtbank zal daarom een zorgregeling bepalen waarbij [de minderjarige] evenveel bij de man verblijft als bij de vrouw, te weten de ene week van woensdag uit school tot maandag naar school en de andere week van woensdag uit school tot vrijdag naar school.
kinderbijdrage
2.11.
De vrouw heeft verzocht om een door de man aan de vrouw te betalen kinderbijdrage vast te stellen van € 202 per maand met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
2.12.
In procedures inzake de voorlopige voorzieningen is het uitgangspunt dat voor de ingangsdatum wordt aangesloten bij de datum beschikking. In dit geval heeft de rechtbank op 8 november 2022 al een beschikking afgegeven waarin de beslissingen zijn aangehouden in afwachting van het Raadsadvies. Hierdoor heeft de feitelijke situatie waarbij [de minderjarige] bij de vrouw woonde voortgeduurd, terwijl de man in die periode geen kinderbijdrage heeft betaald. De vrouw is daarom van oordeel dat de man met terugwerkende kracht tot betaling van een kinderbijdrage over die periode moet worden veroordeeld. De man heeft het voorgaande gemotiveerd betwist.
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw voor afwijzing gereed ligt, nu partijen de afgelopen periode de zorg over [de minderjarige] hebben gedeeld en gesteld noch gebleken is wie van partijen de verblijfsoverstijgende kosten voor [de minderjarige] de afgelopen periode heeft gedragen.
2.14.
Omdat [de minderjarige] met ingang van de datum van deze beschikking aan de man wordt toevertrouwd, bestaat er vanaf dat moment geen grond meer om een door de man aan de vrouw te betalen kinderbijdrage te bepalen. Het verzoek van de vrouw wordt daarom afgewezen. De rechtbank wijst er wel op dat de man vanaf dit moment de verblijfsoverstijgende kosten (zoals kleding, sportcontributies etc.) voor [de minderjarige] dient te betalen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
wordt toevertrouwd aan de man;
3.2.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
de voornoemde minderjarig verblijft bij de vrouw:
- in de oneven weken van woensdag uit school tot maandag naar school;
- in de even weken van woensdag uit school tot vrijdag naar school;
3.3.
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan [adres] met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Goedèl, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.