ECLI:NL:RBNHO:2023:6710

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/15/338807 / HA ZA 23-233
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot voeging en verlof tot oproeping in vrijwaring

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Noord-Holland, is op 26 juli 2023 vonnis gewezen in een incident tot voeging en een incident tot oproeping in vrijwaring. De eiseressen, een vereniging en een stichting, hebben de gedaagde, Marlo Europassage B.V., aangeklaagd vanwege overlast die zij ervaren vanuit een bedrijfsruimte. De eiseressen vorderen dat de hoofdzaak wordt gevoegd met een andere aanhangige zaak, waarin zij dezelfde vorderingen hebben ingesteld tegen Dreef Beheer B.V. Marlo heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, maar betwist het belang van de voeging. De rechtbank oordeelt dat de zaken verknocht zijn in de zin van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wijst de gevorderde voeging toe. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

In het incident tot oproeping in vrijwaring vordert Marlo om de vennootschap onder firma Europa Eethuis V.O.F. en haar vennoten op te roepen. Marlo stelt dat het Eethuis verantwoordelijk is voor de overlast en dat zij gehouden zijn om de gevorderde maatregelen te treffen. De rechtbank oordeelt dat de vrijwaring kan worden toegestaan, omdat de gronden voor de vordering niet zijn weersproken. Ook hier worden de proceskosten gecompenseerd. De rechtbank beslist verder dat de hoofdzaak op 6 september 2023 naar de rol wordt verwezen voor conclusie van antwoord en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/338807 / HA ZA 23-233
Vonnis in incident van 26 juli 2023
in de zaak van
1. de vereniging
[eiser 1],
gevestigd te [plaats 1],
2. de stichting
[eiser 2],
gevestigd te [plaats 1],
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. G.P. Poiesz te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARLO EUROPASSAGE B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R. van der Hooft te Hoorn (NH).
Partijen zullen hierna [eiser 1] en Marlo genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties, tevens houdende de incidentele vordering tot voeging
  • de incidentele conclusie van antwoord, tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
  • de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De uitgangspunten

2.1.
Het appartementsgebouw [straat] te [plaats 1] is op 27 maart 2009 bij notariële akte gesplitst in twee appartementsrechten:
1. het appartementsrecht omvattende het uitsluitend gebruik van acht (winkel)appartementen met de daarbij behorende vier winkelwoningen (dagverblijven) met toebehoren, gelegen op de begane grond en in de kelder van het gebouw, plaatselijk bekend als [straat] 1, 15/17, 31/33, 47, 49, 63/65, 79/81 en 95/97, [postcode] [plaats 1]
en
2) het appartementsrecht omvattende het uitsluitend gebruik van zesendertig woonappartementen met toebehoren, gelegen op de eerste, tweede en derde verdieping, met bergingen in de kelder van het gebouw, plaatselijk bekend als Arnostraat 152, 160 en 168, 1966 ZX [plaats 1] en het [straat] 9 t/m 95 (oneven nummers) [postcode] [plaats 1].
2.2.
Marlo is eigenaar van appartementsrecht 1) en Woonopmaat is eigenaar van appartementsrecht 2). Beiden vormen de [eiser 1].
2.3.
[eiser 1] stelt in de hoofdzaak dat zij overlast ervaart vanuit de bedrijfsruimte gevestigd aan [straat] 1 te [plaats 1] en vordert veroordeling van Marlo tot het treffen van verschillende maatregelen op straffe van een dwangsom.

3.De beoordeling in de incidenten

incident tot voeging

3.1.
[eiser 1] vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaak- en rolnummer C/15/334549 / HA ZA 22-736 .
Zij voert aan dat zij in die zaak dezelfde vorderingen heeft ingesteld tegen Dreef Beheer B.V., de partij die meermalen aanwezig is geweest bij de overleggen waar de overlast is besproken, maar dat Dreef Beheer B.V. in haar conclusie van antwoord in die zaak heeft aangevoerd dat niet zij maar Marlo rechthebbende en verhuurder is van de bedrijfsruimte van waaruit overlast wordt ervaren. Zij stelt dat zij om die reden thans belang heeft bij (rol)voeging van de beide zaken.
3.2.
Marlo refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij voert Marlo wel aan dat zij zich afvraagt wat het belang is van [eiser 1] bij de gevorderde voeging, omdat [eiser 1] in die andere zaak de verkeerde partij in rechte heeft betrokken en de vorderingen in die zaak dus niet kunnen worden toegewezen, zodat niet het gevaar bestaat dat in de beide zaken tegenstrijdige vonnissen zullen worden gewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang nader ingegaan.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de zaak waarmee [eiser 1] de onderhavige hoofdzaak gevoegd wenst te zien betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als thans in de hoofdzaak centraal staat. Bovendien blijkt uit de toelichting bij de vordering dat, hoewel in de andere zaak formeel sprake is van een andere wederpartij, de gedaagde in die zaak de bestuurder is van Marlo, zodat het feitelijk gaat om dezelfde partijen. Daarmee staat voldoende vast dat sprake is van verknochte zaken in de zin van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De gevorderde voeging van zaken zal worden toegewezen.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
incident tot oproeping in vrijwaring
3.6.
Marlo vordert voor alle weren dat het haar wordt toegestaan de vennootschap onder firma Europa Eethuis V.OF. en de vennoten de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2], wonende aan de [adres] [plaats 2] in vrijwaring op te roepen.
Marlo legt aan haar vordering ten grondslag dat het bedrijfspand van waaruit de overlast die centraal staat in de hoofdzaak wordt veroorzaakt is verhuurd aan het Eethuis zodat het Eethuis en haar vennoten gehouden zijn de overlast te staken, de maatregelen te treffen die worden gevorderd en Marlo ter zake te vrijwaren.
3.7.
[eiser 1] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang nader ingegaan.
3.9.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet te worden aangetoond.
3.10.
Op grond van hetgeen Marlo heeft aangevoerd wordt geoordeeld dat de vrijwaring kan worden toegestaan, omdat de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
3.11.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot voeging
4.1.
voegt de hoofdzaak met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaak- en rolnummer C/15/334549 / HA ZA 22-736;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in het incident tot oproeping in vrijwaring
4.3.
staat toe dat de vennootschap onder firma Europa Eethuis V.OF., gevestigd [straat] 1 te [postcode] [plaats 1] en de vennoten de heer [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2], wonende aan de [adres] [plaats 2] door Marlo worden gedagvaard tegen de terechtzitting van
6 september 2023;
4.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.5.
verwijst de zaak naar de rol van
6 september 2023voor conclusie van antwoord;
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155