ECLI:NL:RBNHO:2023:6704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
15/201045-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door middel van babbeltruc en daarop volgend diefstal met afhandig gemaakte bankpassen en pincodes gericht op oudere slachtoffers

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en diefstal. De verdachte heeft zich voorgedaan als bankmedewerker en heeft oudere slachtoffers misleid om hun pinpassen en pincodes af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat de slachtoffers door middel van een babbeltruc zijn benaderd. De feiten vonden plaats op 9 augustus 2022 in Den Helder en op 17 februari 2022 in Wormer. In beide gevallen werden de slachtoffers gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker, met de mededeling dat hun bankrekening het doelwit was van fraudeurs. Vervolgens kwamen de daders bij de slachtoffers thuis om de pinpassen en codes op te halen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft (gedeeltelijke) toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen wegens materiële en immateriële schade uitgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien het feit dat de slachtoffers ouderen waren en dat de oplichting plaatsvond in hun eigen huis, wat hun gevoel van veiligheid ernstig heeft aangetast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/201045-22 (P)
Uitspraakdatum: 18 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juli 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.A. Huibers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Janse, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
primair
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten haar pinpas en/of haar pincode, door
- zich voor te doen als bankmedewerker, en/of
- te zeggen dat iemand heeft geprobeerd om een geldbedrag van haar rekening af te halen/schrijven, en/of
- te zeggen dat er iemand (van de bank) langskomt om haar pinpas en/of pincode op te halen;
subsidiair
een of meer perso(o)n(en) op of omstreeks 9 augustus 2022 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten haar pinpas en/of haar pincode, door
- zich voor te doen als bankmedewerker, en/of
- te zeggen dat iemand heeft geprobeerd om een geldbedrag van haar rekening af te halen/schrijven, en/of
- te zeggen dat er iemand (van de bank) langskomt om haar pinpas en/of pincode op te halen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 augustus 2022 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan voor die voornoemde persoon/personen;
2
hij op of omstreeks 9 augustus 2022 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geld(bedrag), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
- onbevoegd tot het gebruik van de pinpas - een pintransactie te verrichten/geld op te nemen/pinnen met de pinpas van die [slachtoffer 1] ;
3
hij op of omstreeks 17 februari 2022 te Wormer, gemeente Wormerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee pinpassen en/of pincodes en/of een Samsung telefoon en/of twee dozen met sieraden, door
- zich voor te doen als bankmedewerker en/of politieagent, en/of
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat zij risico liep om slachtoffer te worden van fraudeurs, en/of
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat er iemand (van de bank en/of politie) langskomt om haar te helpen, en/of
- bij [slachtoffer 2] langs te komen en zich te legitimeren door een foto te laten zien waarop hij te zien is met een politiejas aan, en/of
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij en/of zijn mededader haar telefoon wil/willen bekijken om te controleren of deze wel veilig is voor het gebruik van de ING app, en/of
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij en/of zijn mededader eventuele sieraden kan/kunnen opslaan in een kluis bij de ING bank;
4
hij op of omstreeks 17 februari 2022 te Wormer, gemeente Wormerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geld(bedrag) (€8.290,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpas(sen) - meerdere pintransacties te verrichten/geld op te nemen/pinnen met de
pinpas(sen) van die [slachtoffer 2] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde oplichting. De gedragingen van de verdachte leveren noch medeplegen, noch medeplichtigheid op.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde diefstal door onbevoegd gebruik van een pinpas heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de verdachte heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de pinpas toebehoorde aan degene van wie hij de pas had gekregen. Als die lezing wordt gevolgd, betekent dit dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt, zodat ook voor dit feit vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het derde feit op de tenlastelegging heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot heeft de raadsvrouw voor feit 4 vrijspraak bepleit, nu uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van de verdachte bij deze diefstal.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De zaak gaat over twee gevallen van oplichting, telkens met gebruikmaking van een zogenaamde ‘babbeltruc’ en telkens gevolgd door diefstal doordat met de buitgemaakte pinpassen geld werd opgenomen.
De modus operandi in beide gevallen was nagenoeg identiek. De slachtoffers, beiden van gevorderde leeftijd, werden gebeld door een persoon die zich voordeed als een medewerker van de bank, met de mededeling dat fraudeurs het op de bankrekening van het slachtoffer hadden voorzien. De ‘bankmedewerker’ gaf te kennen dat er iemand van de bank en/of de politie bij het slachtoffer langs zou komen om te helpen door de pinpas en -code op te halen, of te controleren of de telefoon van het slachtoffer wel geschikt was voor de bank-app. Vervolgens verschenen er een of twee personen bij de woning van het slachtoffer die zeiden van de bank, dan wel de politie te zijn. Het slachtoffer werd aldus bewogen pinpas(sen) en -code(s) af te geven en in één geval ook een hoeveelheid sieraden. Kort hierna werden er met de afgegeven pinpassen geldbedragen opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat bij alle feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders. Zonder de rol van de ene dader had de navolgende handeling immers niet plaats kunnen vinden. Een persoon belt met het slachtoffer, één of meer personen gaan naar de woning van het slachtoffer, waarbij het slachtoffer wordt bewogen tot de afgifte van pinpas(sen) en codes, en er is een persoon die vervolgens het geld pint.. Alle handelingen staan in dienst van het uiteindelijke doel: zoveel mogelijk geld buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen binnen de modus operandi vervulde, leverde daarmee ook een wezenlijke en essentiële bijdrage aan de overige handelingen.
Dit blijkt uit onder meer de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de feiten van 17 februari 2022 volgt uit de aangifte van [slachtoffer 2] dat zij die dag om 16.00 uur werd gebeld door een vrouw die zich presenteerde als medewerker van de fraudehelpdesk van de ING bank. De vrouw vertelde dat aangeefster het risico liep slachtoffer te worden van fraudeurs. Daarom zouden een medewerker van de bank en een politieagent naar aangeefster toe komen om haar te helpen. Omstreeks 17.30 uur meldden zich een man en een vrouw bij het huis van aangeefster. De man liet een foto zien waarop hij een politiejas aanhad. Aangeefster heeft verklaard dat zij haar telefoon aan deze personen heeft afgegeven en ook twee dozen met sieraden, omdat haar werd verteld dat deze bij de bank in een kluis konden worden opgeslagen. De verdachte heeft verklaard dat hij die dag met twee jongens en een vrouw in de auto naar Wormer is gereden. Daar is hij met de vrouwelijke medeverdachte de woning van aangeefster [slachtoffer 2] binnengegaan, waarbij hij zich voordeed als politieman. Na een gesprek heeft het slachtoffer haar pinpassen met code, een telefoon en twee dozen met sieraden afgegeven. Uit bankafschriften blijkt dat 22 minuten nadat de verdachte en zijn medeverdachte de woning hadden verlaten er grote bedragen van de rekeningen van aangeefster zijn gepind bij een geldautomaat in Wormer.
Met betrekking tot de feiten van 9 augustus 2022 blijkt dat aangeefster [slachtoffer 1] die dag om 19.45 uur is gebeld door een vrouw die vertelde dat zij van de bank was. De vrouw vertelde dat zij iemand zou sturen om de pinpas en -code van [slachtoffer 1] op te halen, omdat er zou zijn geprobeerd om geld van haar rekening af te halen. Om ongeveer 20.45 belde een jonge vrouw aan, aan wie aangeefster haar pas en code heeft meegegeven. Al die tijd hield de belster aangeefster aan de lijn. Pas om 21.00 uur werd de verbinding verbroken.
Op 9 augustus 2022 heeft een observatie door de politie plaatsgevonden. Daar leidt de rechtbank het volgende uit af. De verdachte is samen met de medeverdachten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] rond 18.00 met de auto van Alkmaar naar Den Helder gereden. Om 20.34 uur stapten hij en [naam 3] uit op de [straatnaam 1] . [naam 3] ging om 20.40 uur het woon- en zorgcentrum [naam 4] binnen. Aangeefster [slachtoffer 1] woont in dit zorgcentrum. Om 20.41 uur liep de verdachte in buurt van dit zorgcentrum. Om 20.43 uur ging [naam 3] de woning van aangeefster binnen. Om 20.46 uur kwam zij weer naar buiten. Om 20.47 uur liepen [naam 3] en de verdachte samen richting de auto. Om 20.51 uur reden de verdachte, [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] weg. Zij stopten één minuut later bij een supermarkt. De verdachte liep naar de pinautomaat, maar die blijkt buiten gebruik. Om 21.00 uur stond de auto bij een pinautomaat in de [straatnaam 2] in Den Helder, en de verdachte stapte uit de auto.
Uit bankafschriften blijkt dat om 20.59 400 euro is opgenomen met de pinpas van aangeefster. De verdachte heeft verklaard dat hij deze pintransactie heeft uitgevoerd. Op camerabeelden van de pinautomaat in de [straatnaam 2] is te zien dat de verdachte bij het pinnen de camera van de automaat afdekt.
Uit het voorgaande volgt dat de rollen van de verdachten inwisselbaar waren. Zo is de verdachte de ene keer bij het slachtoffer in de woning geweest en heeft hij deelgenomen aan het uitvoeren van de babbeltruc, terwijl hij de andere keer de pintransactie verrichtte. Zijn rol in het geheel is telkens van wezenlijk belang geweest om de slachtoffers op te lichten en de diefstallen te plegen. De rechtbank betrekt hierbij ook dat in de telefoon van de verdachte lijsten zijn gevonden met namen, bankgegevens, adressen en telefoonnummers van naar alle waarschijnlijkheid potentiële slachtoffers, van oudere leeftijd. Ook stonden in de telefoon van de verdachte zogeheten ‘scripts’ van babbeltruc-gesprekken.
Tegen deze achtergrond hecht de rechtbank geen geloof aan de stelling van de verdachte dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de geldopnamen op 17 februari 2022 (feit 4), die in tijd zeer kort volgden op de onder 3 bewezenverklaarde oplichting.
Evenmin acht de rechtbank geloofwaardig dat de verdachte op 9 augustus 2022 alleen gepind heeft met een aan hem door een medeverdachte overhandigde pinpas, waarvan hij niet vermoedde dat die van misdrijf afkomstig was.
Gelet op de afzonderlijke bewijsmiddelen en de modus operandi in beide zaken, concludeert de rechtbank dat de feiten niet los van elkaar kunnen worden gezien en in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder
1 primair, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 9 augustus 2022 te Den Helder, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten haar pinpas en haar pincode, door
- zich voor te doen als bankmedewerker en
- te zeggen dat iemand heeft geprobeerd om een geldbedrag van haar rekening af te halen en
- te zeggen dat er iemand van de bank langskomt om haar pinpas en/of pincode op te halen en
- bij haar langs te gaan om haar bankpas en pincode in ontvangst te nemen;
2
hij op 9 augustus 2022 te Den Helder, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
- onbevoegd tot het gebruik van de pinpas - geld op te nemen met de pinpas van die [slachtoffer 1] ;
3
hij op 17 februari 2022 te Wormer, gemeente Wormerland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten twee pinpassen en pincodes en een Samsung telefoon en twee dozen met sieraden, door
- zich voor te doen als bankmedewerker en/of politieagent en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat zij risico liep om slachtoffer te worden van fraudeurs en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat er iemand van de bank en/of politie langskomt om haar te helpen en
- bij [slachtoffer 2] langs te komen en zich te legitimeren door een foto te laten zien waarop hij te zien is met een politiejas aan en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij en zijn mededader haar telefoon willen bekijken om te controleren of deze wel veilig is voor het gebruik van de ING app en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij en zijn mededader eventuele sieraden kunnen opslaan in een kluis bij de ING bank;
4
hij op 17 februari 2022 te Wormer, gemeente Wormerland, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen (€ 8.290,-), die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpassen - geld op te nemen met de pinpassen van die [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Daarnaast is het onder 1 primair bewezenverklaarde aangevuld met de laatstgenoemde gedraging. De rechtbank overweegt dat de tenlastelegging moet worden bezien in het licht van de inhoud van het gehele dossier. Uit de samenstelling van het dossier en de bewoording van de tenlastelegging onder 1 primair en onder 3, is duidelijk dat bedoeld is aan de verdachte het medeplegen van twee – voltooide – oplichtingen ten laste te leggen. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting bestond ook bij de verdediging daarover geen twijfel en is de verdachte door deze interpretatie van de tenlastelegging met herstel van deze kennelijke misslag – en door de verbetering van taalfouten –, niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 3 telkens
Medeplegen van oplichting
Ten aanzien van feit 2 en feit 4 telkens
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 20 april 2023. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar uitspraken in vergelijkbare zaken, gesteld dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend zou zijn. Daarnaast heeft zij erop gewezen dat de reclassering een deels voorwaardelijke straf adviseert, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben twee alleenwonende ouderen opgelicht met een babbeltruc. De slachtoffers zijn telefonisch benaderd door een van de verdachten, die zich voordeed als bankmedewerker. In het gesprek werd de slachtoffers verteld dat hun bankrekening het doelwit was van fraudeurs en dat de bank daarom iemand langs zou sturen om hun pinpas op te halen of om te controleren of hun telefoon veilig was voor gebruik van de bank-app. De slachtoffers hebben door dit geraffineerde en listige verhaal in goed vertrouwen hun pinpas(sen) en bijbehorende pincode(s) afgestaan. Eén slachtoffer heeft daarnaast haar telefoon en twee dozen met sieraden afgegeven, omdat haar door de verdachten was wijsgemaakt dat deze beter in de kluis van de bank konden worden opgeslagen. Met de afhandig gemaakte pinpassen zijn vervolgens geldbedragen opgenomen.
Dit zijn ernstige feiten. In de eerste plaats is de slachtoffers financiële schade berokkend. Daarnaast geldt voor het slachtoffer van wie de sieraden zijn meegenomen dat het vooral om erfstukken gaat, die niet alleen in geldelijke zin kostbaar zijn, maar die ook een grote emotionele waarde voor haar hebben.
Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachten kennelijk doelbewust ouderen als slachtoffer hebben uitgekozen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op doortrapte en schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hen dachten te mogen hebben. Extra kwalijk is dat de oplichting telkens bij het slachtoffer thuis heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. De verdachte heeft zijn eigen gewin voorop gesteld, zonder zich te bekommeren om de uitwerking van zijn daden op de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte, gedateerd 22 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. In 2020 is aan hem een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. De verdachte bevond zich ten tijde van de onderhavige feiten in de extramurale fase van deze maatregel. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 22 december 2022, en het aanvullend reclasseringsadvies van 20 april 2023, beiden opgemaakt door [naam 5] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het reclasseringsadvies van 22 december 2022 komt naar voren dat de verdachte zich heeft onttrokken aan de extramurale fase van de hem opgelegde ISD-maatregel. De reclassering maakt zich zorgen om het perspectief van de verdachte. In zijn psychiatrische problematiek en gedrag wordt een lastige criminogene factor gezien. De verdachte heeft problemen op alle leefgebieden. Hij heeft een vorm van begeleiding nodig om de maatschappij en hemzelf voldoende te beschermen. De risico’s op recidive, op letselschade en op onttrekken aan voorwaarden worden als hoog ingeschat.
In het aanvullend reclasseringsadvies van 20 april 2023 adviseert de reclassering om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een reclasseringstoezicht dat uitgevoerd zal worden na een eventuele gevangenisstraf en na het restant ISD. Binnen dit restant ISD zal gewerkt worden aan de voorbereiding van het reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal bijzondere voorwaarden te verbinden, die de reclassering globaal heeft geformuleerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van zes maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank, met het oog op het terugdringen van het recidiverisico, een aantal bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding, het geven van openheid over financiën en meewerken aan schuldhulpverlening/bewindvoering en een contactverbod met de medeverdachten.
De overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden acht de rechtbank op dit moment onvoldoende concreet ingevuld, waardoor onduidelijk is wat de reikwijdte van die voorwaarden is.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen echter aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen concrete aanwijzingen worden ontleend dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarmee is niet voldaan aan de in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht genoemde eisen. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden en het toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 150,- dient te worden verbeurd verklaard.
Het bij de verdachte bij zijn aanhouding aangetroffen geldbedrag van 150 euro bestond uit drie biljetten van 50 euro. Kort hiervoor had de verdachte met een door oplichting verkregen pinpas en pincode een bedrag van € 400,- gepind bij een geldautomaat. Dit bedrag was door de automaat uitgegeven in acht coupures van 50 euro. De rechtbank houdt het ervoor dat het onder verdachte aangetroffen geld deel uitmaakt van de buit van deze diefstal. Het geld is derhalve door middel van het onder 2 bewezenverklaarde feit verkregen en daarmee vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 400,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade betreft geld dat met behulp van de door oplichting verkregen bankpas en pincode van de rekening van de benadeelde partij is opgenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met toekenning van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op het tot vrijspraak strekkende pleidooi.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien (een van) de mededaders het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gekwalificeerde diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft, door tussenkomst van [naam 6] als haar gemachtigde, een vordering tot schadevergoeding van € 17.398,45 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade betreft sieraden die de benadeelde door oplichting afhandig zijn gemaakt. De waarde van deze sieraden wordt geschat op € 14.098,45.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,- gevorderd.
Door de verzekering is een deel van de schade, te weten € 6.700,-, vergoed, zodat een totaal schadebedrag resteert van € 17.398,45.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering met betrekking tot de materiële schade goed onderbouwd. Er vanuit gaande dat de vergoeding door de verzekering ziet op de materiële schade, is in de visie van de officier van justitie een bedrag van € 7.398,45 toewijsbaar.
De immateriële schade acht de officier van justitie toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,-.
De officier van justitie heeft de rechtbank daarbij verzocht de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de sieraden op basis van de stukken niet kan worden vastgesteld. Nader onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen. Bovendien is niet duidelijk waar de vergoeding door de verzekeraar op ziet. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ook met betrekking tot het deel van de vordering dat ziet op immateriële schade heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, nu voldoende concrete gegevens waaruit blijkt van psychische schade ontbreken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de waarde van de door oplichting afhandig gemaakte sieraden (€ 14.098,45) door de benadeelde partij met de bij de vordering overgelegde stukken, in samenhang bezien met de overige inhoud van het strafdossier, voldoende is onderbouwd. Deze schade vloeit rechtstreeks voort uit het onder 3 bewezenverklaarde feit. De rechtbank begrijpt dat van de materiële schade een deel groot € 6.700,- is vergoed. Het resterende bedrag van € 7.398,45 zal worden toegewezen.
De rechtbank is verder van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de benadeelde partij in haar eigen huis door de verdachte en zijn medeverdachten is bewogen tot de afgifte van niet alleen twee pinpassen met bijbehorende codes en een telefoon, maar ook van twee dozen met sieraden met grote emotionele waarde. De benadeelde partij had het volste vertrouwen in de goede bedoelingen van de verdachte en zijn medeverdachten, maar is daarin bedrogen uitgekomen. In de vordering wordt beschreven dat de benadeelde partij sinds de oplichting last heeft van nachtmerries en flashbacks, waarvoor zij EMDR-therapie heeft ondergaan bij een psycholoog. Er is sprake van gederfde levensvreugde. Gelet op de aard en ernst van de normschending en de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en op de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,- billijk. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het resterende deel van dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
Opgeteld wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van (€ 7.398,45 + € 2.500,-) € 9.898,45, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien (een van) de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij kan die delen van de vordering die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
bewezendat de verdachte de onder
1 primair, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
De veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Verplichting zinvolle dagbesteding
De veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of scholing, zulks ter beoordeling van de reclassering. Hij geeft de reclassering inzicht in zijn bezigheden om dit te kunnen verifiëren.
Openheid over financiën en meewerken aan schuldhulpverlening/bewindvoering
De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en werkt mee aan schuldhulpverlening, c.q. bewindvoering, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met zijn medeverdachten, te weten:
  • [naam 2] ,geboren op [geboortedatum - en plaats] en/of
  • [naam 3], geboren op [geboorteplaats- en datum] en/of
  • [naam 1], geboren op [geboortedatum en -plaats 2] ,
zolang de reclassering dit in overleg met het Openbaar Ministerie nodig acht.
De politie zal toezien op het naleven van dit verbod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Verklaart
verbeurd: een
geldbedragvan
€ 150,-(G732531).
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal acht dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 9.898,45 (negenduizend achthonderdachtennegentig euro en vijfenveertig cent), bestaande uit € 7.398,45 als vergoeding voor de materiële en € 2.500,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.898,45 (negenduizend achthonderdachtennegentig euro en vijfenveertig cent), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 84 dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mrs. I.A.M. Tel en D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2023.