Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
1 primair, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Bijkomende straf
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
bewezendat de verdachte de onder
1 primair, 2, 3 en 4ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
18 (achttien) maanden.
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
- [naam 2] ,geboren op [geboortedatum - en plaats] en/of
- [naam 3], geboren op [geboorteplaats- en datum] en/of
- [naam 1], geboren op [geboortedatum en -plaats 2] ,
verbeurd: een
geldbedragvan
€ 150,-(G732531).
[slachtoffer 1]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal acht dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 9.898,45 (negenduizend achthonderdachtennegentig euro en vijfenveertig cent), bestaande uit € 7.398,45 als vergoeding voor de materiële en € 2.500,-als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.898,45 (negenduizend achthonderdachtennegentig euro en vijfenveertig cent), bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 84 dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.