ECLI:NL:RBNHO:2023:668

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
AWB-21_533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van de WIA-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 13 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de verlaging van haar WIA-uitkering per 27 februari 2020 beoordeeld. Eiseres had zich op 2 september 2012 ziek gemeld met psychische klachten en ontving aanvankelijk een WGA-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door het UWV in 2021 werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,64%, wat leidde tot de verlaging van haar uitkering. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) een onjuist beeld gaf van haar beperkingen. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende medische en arbeidskundige grondslagen heeft aangevoerd voor de verlaging van de uitkering. De rechtbank concludeert dat het medische onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, maar het UWV wordt opgedragen het griffierecht van € 49,00 aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/533

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. W.M.G. van Nieuwburg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlaging van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering per 27 februari 2020.
In het besluit van 23 maart 2020 (primaire besluit) heeft verweerder beslist dat de uitkering van eiseres ongewijzigd blijft. In het besluit van 8 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de ex-werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit in die zin herroepen dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vanaf 27 februari 2020 is bepaald naar 48,64% (arbeidsongeschiktheidsklasse 35-80%).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar partner, [naam] , en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Eiseres heeft zich op 2 september 2012 ziek gemeld met psychische klachten, vanuit haar werkzaamheden als begeleidster in de gehandicaptenzorg bij de [naam stichting] . Per 30 augustus 2015, na afloop van de wachttijd, die was verlengd met een loonsanctieperiode, heeft verweerder aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. Na een herbeoordeling in 2016 is de uitkering ongewijzigd doorgelopen. Na afloop van de loongerelateerde periode is de uitkering omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Na een verzoek tot herbeoordeling door de ex-werkgever in 2019, die vond dat eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw beoordeeld. Een verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur gezien. Deze acht eiseres onder voorwaarden belastbaar en heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens na overleg met de verzekeringsarts vastgesteld dat er nog geen verdiencapaciteit is vast te stellen, waarop verweerder bij het primaire besluit eiseres heeft laten weten dat de uitkering ongewijzigd blijft (80-100% arbeidsongeschikt).
De ex-werkgever van eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt omdat een IVA-uitkering aan de orde werd geacht.
2. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na heronderzoek een op onderdelen (in de rubrieken 1 en 2) gewijzigde FML opgesteld. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,64%. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem geraadpleegd en daaruit bleek dat er voldoende geschikte functies konden worden geduid (namelijk: productiemedewerker industrie, medewerker beddenreiniging en huishoudelijk medewerker; en aanvullend papierwarenmaker en medewerker tuinbouw) op basis waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage uitkomt op 48,64%.
3. Eiseres heeft in bezwaar gereageerd op het voorgenomen besluit tot wijziging en haar bezwaren daartegen kenbaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daar vervolgens naar gekeken en geconcludeerd in die geuite bezwaren geen aanleiding te zien voor een ander standpunt. Bij het bestreden besluit heeft het verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de WIA-uitkering van eiseres vanaf 27 februari 2020 bepaald op een mate van arbeidsongeschiktheid van 48,64% (klasse 35-80%).
Standpunt eiseres
4. Eiseres voert in beroep aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en de FML een onjuist beeld geeft van haar beperkingen. Volgens eiseres is sprake van een meningsverschil tussen een psychologisch onderzoek en de verzekeringsarts. Eiseres heeft in beroep een door Ergatis ingesteld verzekeringsgeneeskundig onderzoek ingebracht en een evaluatie door Stichting Spoor 1. Eiseres stelt graag weer te willen werken maar acht dat nog niet mogelijk. Zij voelt ook druk door de beslissing van verweerder. Dat brengt veel stress mee terwijl zij juist alle energie wil gebruiken voor de therapie om te kunnen herstellen.
Standpunt verweerder
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd op de aangevoerde gronden en de nieuwe medische informatie. De conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat er op de datum in geding 27 februari 2020 met de juiste beperkingen rekening is gehouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep leidt uit het rapport van Ergatis af dat diens onderzoek op de actuele situatie ziet en er op dat moment kennelijk toegenomen klachten zijn. Ergatis bevestigt de bekende diagnosen en noemt daarnaast overgewicht en emotieregulatiestoornissen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarin geen reden voor een ander standpunt, want een indicatie voor gewichtsreductie leidt niet tot arbeidsongeschiktheid of arbeidsbelemmering door ziekte en eiseres is in de FML op belastingen met emotionele aspecten al beperkt. Daaraan voegt hij toe dat er geen reden is op doelmatig en zelfstandig handelen een beperking aan te nemen. Eiseres is beperkt geacht op voorspelbaarheid, structuur en regelmaat, vaste werkwijzen, emotionele belastingen, conflicten, klant- en patiëntcontact en leidinggeven. Daarin is alles al meegenomen. Ook benadrukt de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog dat uitgebreid rekening is gehouden met een beperkte mentale spankracht. De Stichting Spoor 1 komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook ten aanzien van de datum in geding niet met nieuwe gegevens. De gestelde diagnose – obsessief-compulsieve stoornis – was toen reeds bekend en met een beperkte mentale spankracht is al uitgebreid rekening gehouden.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, of verweerder haar arbeidsongeschiktheidsuitkering terecht heeft verlaagd per 27 februari 2020.
7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de besluitvorming zorgvuldig?
8. De rechtbank vindt dat het medische onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
In de primaire fase is eiseres door een arts onderzocht tijdens een spreekuurcontact. Het Sociaal Medisch Oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. In de bezwaarfase is eiseres onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op het bezwaar dat eiseres heeft gemaakt tegen het voorgenomen besluit tot wijziging van haar uitkering nog nader gerapporteerd. In beroep heeft eiseres nieuwe medische informatie overgelegd van Ergatis en de Stichting Spoor 1. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze medische informatie betrokken bij zijn onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn bevindingen uitgebreid en inzichtelijk gemotiveerd. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er medische informatie over het hoofd is gezien. Dat betekent dat het medische onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig is.
Is de medische beoordeling juist?
9. De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek geschorst en aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog een aantal nadere vragen voorgelegd, die zien op punten waarin eiseres zich niet kan vinden in de op 4 december 2020 vastgestelde FML.
Die vragen zien op item 1.2 in de FML (eiseres acht zich op dit punt wel beperkt omdat zij veel teveel prikkels zegt te ervaren, zoals bij autorijden en boodschappen doen), item 1.5 van de FML (eiseres stelt dat het haar niet lukt om doelmatig te handelen in het dagelijks leven want zij legt zichzelf veel teveel druk op door dwangmatigheid en kan het niet volhouden, wat ook al zo was in 2020), item 1.6 van de FML (eiseres stelt dat zij op slechte dagen niet goed zelfstandig kan handelen; zo heeft zij moeite met het innemen van de medicatie, waarbij zij hulp nodig heeft van haar partner), item 2.10 ( beroepsmatig vervoer) en item 3.7 (geluidsbelasting). Ook heeft eiseres nog benoemd thans ook dissociatieve klachten te hebben.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft die nadere vragen beantwoord. Hij legt uit dat en waarom hij geen reden ziet voor een beperking op deze items. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen grond voor een beperking op ‘verdelen van de aandacht (item 1.2) , op ‘doelmatig handelen’ (item 1.5) en op ‘doelmatig handelen’ (item 1.6) omdat daartoe alleen wordt overgegaan bij een ernstige stoornis, waarvan bij eiseres geen sprake is. Hij legt uit dat op die punten wel degelijk beperkingen zijn aangenomen zoals op structuur en regelmaat, voorspelbaarheid, geen onverwachte veranderingen en stressreductie, waarmee voldoende rekening is gehouden met de psychische problematiek waarmee eiseres kampt. Voor een beperking op beroepsmatig vervoer ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding omdat eiseres op de datum in geding tot verkeersdeelname in staat was, waarbij hij opmerkt dat dwangmatigheid niet synoniem is aan het zich niet kunnen houden aan verkeersregels. Aanwijzingen voor een afwijking door ziekte op grond waarvan een beperking op geluidsbelasting zou gelden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet. Wat eiseres bedoelt met het hebben van dissociatieve klachten ziet hij nergens beschreven en bovendien zegt hij die uit de gestelde diagnosen ook niet te kunnen begrijpen.
11. De rechtbank stelt vast dat uit de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat rekening is gehouden met de klachten van eiseres. Eiseres wordt verminderd psychisch belastbaar geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft duidelijk toegelicht dat door het opnemen van beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, in combinatie met een urenbeperking uit energetisch oogpunt, voldoende rekening is gehouden met de verminderde psychische belastbaarheid als gevolg van de bij haar gediagnosticeerde problematiek. Dat er, zoals eiseres betoogt, een meningsverschil zou zijn tussen psychologisch onderzoek en de verzekeringsarts van verweerder, kan de rechtbank niet volgen. Uit de stukken volgt juist dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aansluit bij de diagnoses die zijn gesteld door de behandelaars/ onderzoekers. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigt dat zelf ook in zijn rapport van 11 januari 2022, onder punt 7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de in beroep door eiseres nader ingebrachte medische informatie meegenomen in zijn beoordeling en overweegt dan op een inzichtelijke wijze daarin geen aanleiding te zien zijn standpunt te wijzigen. Ook motiveert hij in beroep duidelijk(er) dat en waarom er geen reden is om ook op de items 1.2, 1.5 en 1.6 een beperking aan te nemen. Toepassing van die items komt namelijk alleen voor bij mensen met een ernstige stoornis waarvan bij eiseres geen sprake is. De rechtbank heeft geen aanleiding tot twijfel (meer) aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank wijst er daarbij ook nog op dat het de specifieke deskundigheid is van een verzekeringsarts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Niet is gebleken dat er medische klachten zijn gemist of dat er te beperkt onderzoek heeft plaatsgevonden. Er staan verder geen tegenstrijdigheden in de rapportage. Deze is coherent, logisch en zorgvuldig opgebouwd en voldoende begrijpelijk.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
12. De rechtbank heeft, uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft terecht bepaald dat haar uitkering per 27 februari 2020 lager wordt vastgesteld, namelijk in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-80%. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
14. De rechtbank stelt wel vast dat pas in de beroepsprocedure verweerder, middels de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, het bestreden besluit voorzien heeft van een voldoende deugdelijke motivering. De rechtbank draagt verweerder daarom op het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,00 aan haar te vergoeden. Van door eiseres gemaakte proceskosten die ook voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen blijkt niet.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.