6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op een perron in Schagen samen met anderen geweld gepleegd tegen aangever die hen eerder in de trein had aangesproken op hun irritante gedrag. Hierdoor is er een woordenwisseling ontstaan tussen het groepje jongens waartoe verdachte behoorde en aangever en zijn vrienden. Nadat aangever door verdachte in zijn gezicht is gespuugd en als reactie hierop achter verdachte aan de trein uitrende, is aangever op het perron belaagd door verdachte en de medeverdachten, in zijn gezicht gestompt en heeft één van de medeverdachten een machete aan hem getoond. Het handelen van verdachte tezamen met zijn medeverdachten is voor het slachtoffer een nare, beangstigende en beledigende gebeurtenis geweest. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen. Het geweld vond immers overdag plaats op een druk perron, waardoor ook andere treinreigers er ongewild getuige van zijn geweest. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, voor onder andere ook belediging.
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 15 december 2022 van [GZ-psycholoog] ,
MSc, GZ-psycholoog.
- de over verdachte uitgebrachte (advies)rapportages, gedateerd 29 maart 2023 en 24 mei 2023, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Uit het Pro Justitia rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis, met beperkte pro-sociale emoties. Deze problematiek is al langere tijd aanwezig, en dat was ook het geval tijdens het ten laste gelegde.
De gedragsstoornis maakt dat verdachte snel is geneigd andermans grenzen te overschrijden en onvoldoende stil staat bij de gevolgen van zijn gedrag, waarbij hij bovendien onvoldoende wordt geremd door zijn geweten. Het is duidelijk dat genoemde stoornissen een grote invloed hebben op alle verschillende gebieden van zijn functioneren (sociaal, affectief, emotioneel, psychisch). Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt ingeschat als hoog. Er zijn al langere tijd veel zorgen over het functioneren van verdachte. Duidelijk is dat zijn belaste voorgeschiedenis invloed heeft op zijn ontwikkeling en zijn huidig functioneren. Het sinds 2016 geboden hulpverleningstraject, waarbij tevens in wisselende intensiteit behandeling heeft plaatsgevonden binnen de GGZ en gesloten jeugdzorg, heeft geen positieve verandering kunnen bewerkstelligen. Verdachte stelt zich vooral wantrouwend op in contact met zijn omgeving en heeft onvoldoende probleem-inzicht wat samen hangt met voornoemde problematiek.
Om de ontwikkeling van verdachte optimaal te bevorderen en het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen, is begeleiding en vooral behandeling van de psychische problematiek aangewezen. Er dient hierbij aandacht te zijn voor de hierdoor beperkte belastbaarheid van verdachte en een daarbij haalbaar programma samengesteld te worden. Alleen wanneer er sprake is van rust en stabiliteit zal verdachte in staat zijn te kunnen profiteren van de geboden behandeling. Hij heeft het nodig dat hij gedurende langere periode op één plek kan blijven en een samenwerkingsrelatie moet zoveel mogelijk ingevuld worden op basis van vertrouwen, integriteit en respect. Wanneer er een samenwerkingsrelatie tot stand is gekomen, dient binnen de behandeling aandacht uit te gaan naar het adequaat verwerken van ingrijpende gebeurtenissen, waaronder het huiselijk geweld, ervaren onveiligheid en eventuele traumatische gebeurtenissen op straat.
Wat betreft de best passende strafafdoening wordt verplichte begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van een (deels) voorwaardelijk kader het meest passend geacht. Hierbij kan als bijzondere voorwaarde worden opgelegd dat verdachte meewerkt aan behandeling zoals geboden door een specialistische (forensische) GGZ-instelling. Daarnaast dient verdachte mee te werken aan het begeleidings- en dagbestedingstraject zoals voorgesteld door de jeugdreclassering.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies uit het rapport over.
Uit het rapport van de Raad blijkt eveneens dat er grote zorgen zijn om verdachte.
Zijn thuissituatie is onstabiel en er zijn heftige escalaties waarbij verdachte zowel verbale als fysieke agressie kan laten zien. Zijn moeder is overbelast en weet niet goed hoe ze om moet gaan met het gedrag van verdachte. Ondanks haar inzet en betrokkenheid lukt het haar niet om hem de structuur en kaders te bieden die hij nodig heeft in de thuissituatie. Een stabiele woonsituatie waar verdachte de ondersteuning, maar ook de begrenzing en de structuur geboden krijgt die hij nodig heeft, zal de kans op herhaling verkleinen. Positief is dat verdachte een dagbesteding heeft in de vorm van werk bij [bedrijf] en dat het hem, met hulp van zijn moeder, lukt om dit werk vol te houden. Verdachte is hier enthousiast over, zet zich ervoor in en het lijkt goed te verlopen.
Verder staan verdachte en zijn ouders open voor individuele en systemische behandeling bij De Waag. De Waag zal onder meer inzetten op de factoren in het leven van verdachte die de kans op risicovol en grensoverschrijdend gedrag verhogen, wat de kans op herhaling verkleint. De schoolgang van verdachte is nog onduidelijk. Afhankelijk van zijn dagbesteding zal er een passende opleiding voor hem worden gezocht.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met begeleiding vanuit de jeugdreclassering. De begeleiding van de jeugdreclassering is nodig omdat het verdachte alleen met de ondersteuning van ouders, moeilijk lukt om tot een positieve verandering te komen, terwijl zij dit wel willen. Verdachte heeft baat bij duidelijke kaders en structuur zodat hij weet wat er van hem verwacht wordt, maar ook bij iemand die hem ondersteunt en helpt bij het uitzoeken van een passende woonplek, hulpverlening en opleiding.
Ter zitting is namens de Raad en de jeugdreclassering naar voren gebracht dat verdachte een positieve ontwikkeling laat zien. Hij is gestart met de behandeling bij De Waag, heeft een baan bij [bedrijf] en staat open voor wonen in een woonvoorziening. Het vinden van een passende plek gaat echter moeizaam omdat verdachte telkens wordt afgewezen op basis van zijn dossier. Dat is jammer want als je met verdachte in gesprek gaat, zie je een hele andere jongen. De jeugdreclassering is hard op zoek naar een passende woonplek. Als verdachte besluit om weer naar school te gaan, zal hij daarbij goed begeleid moeten worden omdat hij langere tijd geen onderwijs heeft gehad. Verder moet worden gekeken of de hulp die hij krijgt bij De Waag wel passend is. Het is belangrijk dat in de bijzondere voorwaarden wordt opgenomen dat verdachte meewerkt aan het volgen van onderwijs en/of aan het hebben en behouden van een passende dagbesteding. Verder is het van belang dat verdachte meewerkt aan het vinden van een passende woonplek en aan passende behandeling/hulpverlening bij De Waag of een soortelijke instelling. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie wordt niet passend geacht.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf van 40 uren, danwel dienovereenkomstige jeugddetentie, als uitgangspunt genomen en voor een belediging een taakstraf van 20 uren, danwel een geldboete van € 100,--.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de hiervoor omschreven ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. In het voordeel van verdachte is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de daaruit voorvloeiende verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de positieve ontwikkeling die hij momenteel laat zien, en zijn houding op de zitting.
Gelet op de houding van verdachte op de zitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat verdachte oprecht probeert om zijn leven in positieve zin te veranderen. Ter terechtzitting is verder gebleken dat verdachte zichzelf goed kan verwoorden en dat er een goed gesprek met hem is te voeren. Dat verdachte op de goede weg is blijkt ook uit het feit dat hij zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 24 oktober 2022, heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en goed heeft meegewerkt aan de hulpverlening.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 58 uren, subsidiair 29 dagen jeugddetentie, passend is. Vanwege het belang dat verdachte blijft meewerken aan de reeds ingezette hulpverlening, zal de rechtbank een deel van deze straf, te weten 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hoopt dat het voorwaardelijk strafdeel verdachte motiveert om in de toekomst geen strafbare feiten meer te plegen. De rechtbank zal hieraan de door de hulpverlening geadviseerde voorwaarden verbinden.