ECLI:NL:RBNHO:2023:6585

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/15/339394 / JU RK 23-691
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing machtiging gesloten jeugdhulp vanwege verschillende verklaringen gedragswetenschappers

Op 17 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp tot 5 juni 2023. De Raad heeft deze verzoeken onderbouwd met zorgen over het gedrag van de minderjarige, die fysiek en verbaal agressief is en niet in staat is om haar impulsen te beheersen. De minderjarige verblijft sinds 4 mei 2023 in een gesloten accommodatie, maar er is geen geschikte open plek beschikbaar. De kinderrechter heeft de verklaringen van twee gedragswetenschappers in overweging genomen, waarbij de eerste gedragswetenschapper slechts instemde met een kortere periode van vier weken, terwijl de tweede gedragswetenschapper instemde met een langere periode van drie maanden. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gesloten plaatsing niet de beste optie is, maar gezien de omstandigheden noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023 gehandhaafd, waarin de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten jeugdhulp zijn verleend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/339394 / JU RK 23-691
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem, hierna te noemen de Raad,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. P. Drenth, kantoorhoudende te 's-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. Kuijer, kantoorhoudende te Berkel en Rodenrijs.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 8 mei 2023,
- de (deels) instemmende verklaring d.d. 6 mei 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 1] ,
- de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023 (zaaknummer C/09/646962 / JE RK 23-903),
- de (verwijzings)beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 mei 2023 (zaaknummer C/09/646962 / JE RK 23-903);
- de instemmende verklaring d.d. 16 mei 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 2] .
1.2.
mr. P. Drenth, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage, is als advocaat aan [de minderjarige] toegevoegd.
1.3.
Op 17 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige] , bijgestaan door mr. P. Drenth;
- de moeder, bijgestaan door mr. R. Kuijer;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, regio
Haaglanden, te ’s-Gravenhage (de GI).
1.4.
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting in raadkamer door de kinderrechter gehoord, in aanwezigheid van mr. P. Drenth.
1.5.
De Raad heeft voorafgaand aan de zitting een brief van 12 mei 2023 overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft (sinds de nacht van 4 op 5 mei 2023) in de gesloten accommodatie van [verblijfplaats] .
2.3.
De kinderrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 8 mei 2023 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 18 mei 2023, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
2.4.
De kinderrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 10 mei 2023 de zaak verwezen naar deze rechtbank ter verdere behandeling.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van drie maanden (met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en tot machtiging [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van vier weken en aansluitend voor de (overige) duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad heeft deze verzoeken als volgt onderbouwd.
[de minderjarige] heeft in korte tijd op meerdere plekken verbleven, vertoont fysiek en verbaal agressief gedrag, accepteert geen gezag (van haar moeder of groepsleiding) en is niet in staat om haar impulsen te beheersen. Dit heeft erin geresulteerd dat ze recent zeer gewelddadig naar haar moeder is geweest en ook fysiek agressief tegen de
groepsleiding van de open plek waar zij verbleef ( [open instelling] ). Ook laat [de minderjarige] seksueel wervend gedrag zien doordat zij foto's stuurt naar voor [open instelling] onbekenden en is ze recent op de groep van jeugdformaat verkracht, nadat ze bij een jongen in de auto is gestapt. De inschatting is dat [de minderjarige] de gevolgen van haar daden niet voldoende kan inschatten en hiermee kwetsbaar is om zich opnieuw in risicovolle situaties te begeven. [de minderjarige] geeft aan hulp nodig te hebben om haar boosheid en verdriet te reguleren en hier adequaat mee om te gaan. [open instelling] heeft meerdere interventies gepleegd, maar is er niet in geslaagd om het gedrag van [de minderjarige] te reguleren. Het is, omdat [de minderjarige] niet in haar gedrag begrensd kan worden, voor de medewerkers en voor [de minderjarige] onveilig geworden.
De Raad is zich ervan bewust dat de spoed zit in het niet voorhanden hebben van de juiste plek voor [de minderjarige] . [de minderjarige] kan niet meer bij [open instelling] blijven en er is geen andere plek mogelijk. Als gevolg van de complexiteit staat de samenwerking tussen de moeder en het kernteam (gemeente [gemeente] ) onder druk en wordt door het kernteam ervaren dat de moeder wisselend is in haar medewerking. De grote zorgen die het kernteam heeft over het
waarborgen van de veiligheid van [de minderjarige] en de moeder en de moeizamere samenwerking, maakt dat zij zich niet (langer) in staat achten de verantwoordelijkheid en de regie te dragen.
3.2.
De Raad heeft de rechtbank bij brief van 12 mei 2023 bericht dat de verzoeken worden gehandhaafd. De Raad heeft op 10 mei 2023 een groot overleg gepland met alle betrokken partijen. Uit dit overleg is een helder plan naar voren gekomen dat binnen de gesloten setting kan plaatsvinden: toewerken naar het perspectief van begeleid wonen/kamertraining. De Raad is daarom van mening dat het spoedverzoek gehandhaafd dient te worden. Doorslaggevende punten die aan deze afweging hebben bijgedragen zijn de volgende:
  • [de minderjarige] stroomt deze week of de week erop door naar een groep die beter bij haar aansluit. Het betreft een groep met jongeren van haar niveau en met vergelijkbare problematiek.
  • [de minderjarige] verblijft in de buurt van haar moeder, wat zowel voor moeder als [de minderjarige] en hun onderlinge band belangrijk is (ook omdat moeder zich, gezien haar gezondheid, moeilijk kan verplaatsen).
  • Passende hulp kan ingezet worden binnen een afzienbare termijn.
  • Hoe meer [de minderjarige] moet verhuizen van plek naar plek, hoe minder haar opgelopen trauma en haar woedeaanvallen besproken kunnen worden.
  • [verblijfplaats] heeft aangegeven dat zij een gesloten instelling zijn, maar dat er zo open als mogelijk gewerkt kan worden.
Daarnaast merkt de Raad op dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd wanneer zij geen behandeling ontvangt. Hulp wordt door de moeder en [de minderjarige] geaccepteerd, maar in een ambulante setting is dit niet haalbaar voor [de minderjarige] .
Thuis wonen is geen optie voor [de minderjarige] daar er sprake is van een gecompliceerde dynamiek die eerder heeft geleid tot een forse geweldsuitbarsting van [de minderjarige] naar de moeder.
Verblijven in een open setting is momenteel geen optie omdat de reguliere jeugdzorg in de eerdere zoektocht van de Raad heeft aangegeven dat de problematiek van [de minderjarige] te complex is. De Raad wil daarnaast niet dat [de minderjarige] nog meer verplaatsingen mee moet maken, waardoor er ook voorlopig niet toegekomen zal worden aan enige vorm van behandeling.
De samenwerking tussen de moeder en het Kernteam [gemeente] (vrijwillige hulpverlening) is dusdanig gestagneerd, dat de Raad vooralsnog van mening is dat op dit moment de hulp van een GI passend is.
3.3.
Ter zitting heeft de Raad hieraan toegevoegd dat de Raad (zoals ook in het rapport te lezen is) in eerste instantie geen voorstander van een gesloten plaatsing was. De Raad wil evenwel tegelijkertijd een crisisplek en vele overplaatsingen voorkomen en acht de huidige gesloten plaatsing passend vanwege de behandeling en de korte afstand tot de moeder. Ook is de Raad van mening dat een open setting vanwege de onveiligheid – van [de minderjarige] en het personeel van een open instelling - niet passend is. De huidige gesloten plek biedt rust en stabiliteit, van waaruit toegewerkt kan gaan worden naar een open instelling. De behandeling zou volgens de Raad op korte termijn ingezet kunnen worden.

4.De verklaring van de gedragswetenschapper

4.1.
De gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 1] ( [gedragswetenschapper 1] ) heeft op 6 mei 2023 deels – voor de duur van vier weken - met het verzoek tot plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp ingestemd. [gedragswetenschapper 1] heeft niet ingestemd met een plaatsing voor de duur van drie maanden. Volgens [gedragswetenschapper 1] is de gesloten jeugdhulp niet de best passende plek voor [de minderjarige] . Er dient een plan en een plek te komen waar oog is voor het integratieve beeld van [de minderjarige] , waar behandeling vorm gegeven kan worden om te werken aan haar emotieregulatie en waar systemisch gewerkt kan worden. Het is daarbij van belang dat de samenwerking met GGZ [GGZ] wordt gezocht voor wat betreft medicatie. Een goed beeld van wat er eerder is ingezet qua hulpverlening, en met welke resultaat, is daarbij essentieel. Aangezien overplaatsingen weloverwogen dienen te gebeuren, wordt er door [gedragswetenschapper 1] voor een korte periode ingestemd, te weten voor vier weken. In die periode kan er een plan gemaakt worden met alle betrokkenen alsmede gezocht worden naar passende plek voor [de minderjarige] , waar zij langere tijd mag verblijven.
4.2.
De gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 2] ( [gedragswetenschapper 2] ) heeft op 16 mei 2023 (volledig) ingestemd met het verzoek tot plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp. Volgens [gedragswetenschapper 2] zijn hiervoor voldoende gronden aanwezig. De Raad zal in deze periode verder onderzoek doen, er vindt psychologisch onderzoek plaats en er kan aangevangen worden met de behandeling voor trauma en agressieregulatie (vanuit het kader autisme). Pas wanneer daarvoor voldoende basis en vertrouwen aanwezig is, kan er een afbouw van de restricties plaatsvinden tezamen met een opbouw van vrijheden. Het perspectief is vooralsnog een vorm van begeleid wonen in de buurt van moeder.

5.Het standpunt van [de minderjarige]

5.1.
heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij zich niet thuis voelt op de huidige gesloten groep en dat zij graag naar een open groep zou willen of begeleid zou willen wonen. [de minderjarige] roept al drie jaar om hulp voor haar emotieregulatie, maar wordt niet gehoord. Nu is het mis gegaan en is het gevolg dat zij gesloten is geplaatst.
5.2.
mr. P. Drenth heeft namens [de minderjarige] ter zitting primair verzocht het verzoek tot de gesloten plaatsing van [de minderjarige] af te wijzen. Subsidiair is verzocht het verzoek voor vier weken toe te wijzen en meer subsidiair het verzoek voor een periode korter dan drie maanden toe te wijzen. [de minderjarige] vraagt al drie jaar om passende hulp, maar ontvangt deze maar niet. Dit heeft er nu toe geleid dat zij gesloten is geplaatst, hetgeen haar moedeloos maakt. De gedragswetenschapper heeft in eerste instantie – goed onderbouwd - aangegeven dat gesloten jeugdhulp niet passend voor [de minderjarige] is en dat zij naar een andere plek zou moeten. Vervolgens komt er (pas op de zitting) een nieuwe verklaring van een gedragswetenschapper die wel volledig instemt met een gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Deze gedragswetenschapper legt evenwel – hoewel zijn collega uitgebreid gemotiveerd heeft waarom slechts met vier weken wordt ingestemd – niet uit waarom er nu wel met drie maanden gesloten jeugdhulp wordt ingestemd, zodat het gevoel ontstaat dat er naar een doel is toe geredeneerd. Dit zou uitermate pijnlijk zijn, nu het niet zo kan zijn dat een gebrek aan een geschikte plek tot een gesloten plaatsing leidt. Dit geldt temeer nu niet wordt voldaan aan het belangrijkste wettelijke criterium voor gesloten jeugdhulp, te weten het onttrekkingscriterium. Zowel de moeder als [de minderjarige] willen hulp ontvangen.

6.Het standpunt van de moeder

6.1.
Door en namens de moeder is ter zitting aangegeven dat zij zich aansluit bij hetgeen namens [de minderjarige] is aangevoerd. Ook zij heeft het gevoel dat voor de gesloten plaatsing gekozen is omdat er geen andere geschikte plek beschikbaar was en dat door de tweede gedragswetenschapper naar een doel is toe geredeneerd. De moeder heeft gelet hierop primair verzocht het verzoek tot de gesloten plaatsing voor slechts vier weken toe te wijzen. Subsidiair is verzocht het verzoek voor een periode korter dan drie maanden toe te wijzen. De moeder vreest dat [de minderjarige] over drie maanden nog steeds op dezelfde plek zit omdat er geen andere juiste plek gevonden wordt. Er moet met spoed met de behandeling van [de minderjarige] worden gestart.

7.De beoordeling

de spoedbeslissing
7.1.
In wat ter zitting naar voren is gekomen heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in de (spoed)beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking zal daarom worden gehandhaafd.
de voorlopige ondertoezichtstelling
7.2.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [de minderjarige] , hangend het onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Er zijn al langere tijd zorgen over [de minderjarige] . Er is sprake geweest van oplopende spanningen in de thuissituatie, welke geresulteerd hebben in een fors incident waarbij de moeder slachtoffer is geworden van een mishandeling door [de minderjarige] . [de minderjarige] vertoont zelfbepalend en fysiek en verbaal agressief gedrag, accepteert geen gezag (van haar moeder of groepsleiding) en is niet in staat om haar impulsen te beheersen. [de minderjarige] woonde tot voor kort bij [open instelling] , maar kon daar door incidenten niet langer verblijven. [open instelling] heeft op 4 mei 2023 aangegeven de plaatsing per direct te beëindigen en er is, als gevolg van de problematiek en onveiligheid, (nog) geen alternatieve verblijfplek in een open setting gevonden. De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, BW is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor [de minderjarige] weg te nemen. De Raad zal in de komende periode moeten gaan onderzoeken welke vervolgstappen in het belang van [de minderjarige] zijn.
7.3.
De kinderrechter zal op grond van het voorgaande het (resterende deel van) het verzoek toewijzen.
de machtiging gesloten jeugdhulp
7.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, zesde lid, Jeugdwet behoeft het verzoek de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
7.5.
Een machtiging gesloten jeugdhulp is een diep ingrijpende maatregel in het leven en de persoonlijke levenssfeer van een jeugdige. Omdat deze maatregel gepaard gaat met vrijheidsbeneming, dient deze een uiterste middel te zijn en zo kort mogelijk te duren. De maatregel moet daarbij noodzakelijk, doelmatig en proportioneel zijn.
7.6.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting (en zoals hierboven in het kader van de ondertoezichtstelling ook reeds overwogen) komt naar voren dat er al langere tijd zorgen zijn over het zelfbepalende en fysiek en verbaal agressieve gedrag van [de minderjarige] . Dit betekent dat zij nu niet bij haar moeder kan wonen en dat er voor haar zo snel mogelijk een plek moet worden gevonden waar zij de behandeling krijgt die zij nodig heeft, te weten voor haar trauma en agressieregulatie. Volgens de (eerste) gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 1] is een gesloten instelling hiervoor niet de geschikte behandelplek, zo blijkt uit de goed onderbouwde verklaring van 6 mei 2023. [gedragswetenschapper 1] heeft daarom slechts ingestemd met een verblijf van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Daarbij heeft [gedragswetenschapper 1] opgemerkt dat is ingestemd met deze gesloten plaatsing voor vier weken omdat er geen passende (crisis) plek voor [de minderjarige] beschikbaar was. Vervolgens is op de dag van de zitting een verklaring (gedateerd 16 mei 2023) binnengekomen van de gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 2] die – in tegenstelling tot [gedragswetenschapper 1] –wel van oordeel is dat er voldoende gronden zijn om in te stemmen met een plaatsing in een accommodatie gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Naar het oordeel van de kinderrechter is door [gedragswetenschapper 2] evenwel onvoldoende onderbouwd waarom een gesloten setting wel passend is bij de problematiek van [de minderjarige] en wat ertoe heeft geleid dat hij tot een ander oordeel dan [gedragswetenschapper 1] is gekomen. De kinderrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat het veiligheidsincident op de open groep van [open instelling] reeds voor de afgifte van de eerste instemmingsverklaring had plaatsgevonden en dat zich daarna geen andere (veiligheids)incidenten meer hebben voorgedaan. Bovendien is duidelijk naar voren gekomen dat [de minderjarige] open staat voor hulp en dat ook haar moeder wenst dat zij met spoed wordt geholpen. Onder voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde voor een gesloten machtiging dat de opneming en het verblijf in gesloten jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [de minderjarige] zich aan deze jeugdhulp onttrekt.
De kinderrechter vindt het betreurenswaardig dat [de minderjarige] op een plek is geplaatst, die in beginsel niet passend voor haar is en waar zij het duidelijk ook erg moeilijk heeft. Nu er echter op dit moment geen geschikte open plek beschikbaar is, ziet de kinderrechter zich genoodzaakt de huidige situatie voor een korte periode voort te laten duren. Het is immers niet verantwoord [de minderjarige] nu bij haar moeder terug te plaatsen. De kinderrechter zal daarom de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp verlenen tot 5 juni 2023 (de periode waarmee gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 1] had ingestemd) en het verzoek voor het overige afwijzen. De kinderrechter gaat ervan uit dat de komende periode een geschikte (open) plek voor [de minderjarige] wordt gevonden.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
stelt
[de minderjarige]voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Haaglanden tot 8 augustus 2023;
8.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
verleent een machtiging om
[de minderjarige]te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 5 juni 2023;
8.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023 door mr. J. van Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier, en op schrift gesteld op 2 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.