ECLI:NL:RBNHO:2023:6561

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C/15/340021 / JU RK 23-798
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 4 juli 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak is behandeld in het kader van een ondertoezichtstelling die al loopt sinds 16 juli 2015. De ouders van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen verblijven feitelijk al acht jaar bij hun tante. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder onveilig is, vooral door huiselijk geweld en problematiek rondom haar psychisch functioneren en drugsgebruik. De moeder heeft in het verleden niet voldaan aan veiligheidsafspraken en er zijn zorgen over haar zelfredzaamheid en verantwoordelijkheidsgevoel. De gezinsvoogd heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar, maar de kinderrechter heeft deze machtiging verleend tot het einde van de ondertoezichtstelling op 28 maart 2024. De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij voorlopig bij hun tante blijven, en dat de situatie bij de moeder niet stabiel genoeg is voor terugplaatsing. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek om een langere machtiging is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/340021 / JU RK 23-798
Datum uitspraak: 4 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
locatie Velserbroek, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. S. Karami, kantoorhoudende te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzoeken met bijlagen van de GI van 24 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2023;
- het e-mailbericht namens de moeder van 12 juni 2023.
1.2
Op 4 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
De grootmoeder mz was als toehoorder bij de zitting aanwezig.
1.3
De vader, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet op de zitting verschenen.
1.4
[de minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld apart te worden gehoord. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] staan ingeschreven bij hun moeder. Feitelijk verblijven zij bij al acht jaar bij hun tante (mz).
2.3
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de kinderen bij beschikking van 16 juli 2015 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is telkens verlengd en duurt nu nog tot 28 maart 2024.
2.4
De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 juli 2015 ook machtiging verleend de kinderen uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, welke machtiging steeds is verlengd en heeft geduurd tot 11 februari 2021.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 mei 2021 is opnieuw machtiging verleend de kinderen uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is verlengd tot 28 september 2022.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verzocht machtiging te verlenen om beide kinderen uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
Als onderbouwing van de verzoeken is namens de GI naar voren gebracht.
In het verleden zijn de kinderen lange tijd blootgesteld aan een emotioneel onveilig opvoedklimaat met huiselijk geweld tussen hun ouders. In mei 2022 is een beoordelingsboog afgenomen bij de moeder waaruit een positief advies volgde om de kinderen gefaseerd terug te plaatsen bij de moeder. Het opbouwschema dat daarvoor is opgesteld, is echter niet haalbaar gebleken. Er kwamen namelijk opnieuw zorgen over de thuissituatie van de moeder naar voren. Zo is sprake van veel Veilig Thuis meldingen over huiselijk geweld tussen de moeder en haar ex-partner. Daarnaast zijn er zorgen over haar psychisch functioneren, haar openheid tegen de hulpverlening en over haar drugsgebruik. Eind maart 2023 zijn daarom veiligheidsafspraken opgesteld, die 22 mei 2023 zijn geëvalueerd. Bij de evaluatie bleek dat er nog steeds zorgen zijn over het opvoedklimaat bij de moeder. Zij is van eind 2021 tot begin 2023 regelmatig lastig gevallen door haar ex-partner, en is door hem mishandeld en gegijzeld. In maart 2023 zijn er meer dan zes Veilig Thuis meldingen ontvangen, die allemaal betrekking hebben op de ex-partner. Hoewel de moeder de inhoud van de meldingen eerst ontkende, heeft zij eind april 2023 toch aangifte gedaan en aangegeven dat de meldingen juist waren. De moeder was daarnaast tot recent zwanger van haar ex-partner, wat de situatie nog meer gespannen maakte.
Volgens de politie omringt de moeder zich met gevaarlijke personen. Ondanks het advies van de politie en hulpverlening wil de moeder niet naar een safe-house. De moeder lijkt haar eigen veiligheid niet goed te kunnen inschatten, wat gevolgen heeft voor de kinderen als zij bij haar zouden verblijven. Doordat de moeder het contact met de ex partner, hoewel zij weet dat het onveilig is, toch voorzet, neemt zij beslissingen die niet in het belang zijn van de kinderen.
Verder is de moeder jarenlang verslaafd geweest aan blowen. Tot haar zwangerschap rookte zij elke dag wiet. Ook gebruikte zij lachgas, en zijn er flessen in haar woning aangetroffen in de periode dat het opbouwschema met de kinderen gold. De moeder heeft zich niet aan de veiligheidsafspraken gehouden. Zo heeft zij geen drugstests willen afnemen in verband met de opbouw, heeft zij geen hulp van de GGZ gezocht en houdt zij contact met haar ex-partner. De moeder is ambivalent, onvoorspelbaar en niet altijd eerlijk tegen de betrokken hulpverlening, de politie en de GI. Er zijn verder zorgen over de zelfredzaamheid en het verantwoordelijkheidsgevoel van de moeder als het gaat om de schoolgang van haar kinderen.
Samenvattend is er sprake van meervoudige en complexe problematiek, wat risico’s meebrengt voor verwaarlozing en mishandeling van de kinderen. Als de kinderen bij de moeder zouden wonen, zouden zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Inmiddels verblijven de kinderen al bijna acht jaar bij de tante, en hebben zij een gezonde hechtingsrelatie met haar en de grootmoeder. Ook hebben zij bij de tante een leven opgebouwd met een sociaal netwerk, stabiele schoolgang en vrijetijdsbesteding. Om terugplaatsing bij de moeder mogelijk te maken, moet de situatie bij haar stabiel, rustig en regelmatig zijn.
3.3
Op de zitting is namens de GI hieraan op vragen van de kinderrechter gezegd dat er de komende periode bekeken moet worden of terugplaatsing bij de moeder nog mogelijk is, of dat er een verderstrekkende maatregel overwogen moet worden. De GI vindt een machtiging voor de uithuisplaatsing noodzakelijk omdat de moeder bij de GI aangeeft dat zij er nog steeds vanuit gaat dat de kinderen na de zomervakantie van 2023 (gefaseerd) bij haar worden teruggeplaatst. Dat blijkt volgens de GI uit het feit dat de moeder niet wilde meewerken aan de organisatie van het leerlingenvervoer voor de meisjes vanaf de woning van de tante waar zij nu verblijven.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de moeder is verzocht om het verzoek af te wijzen. Een machtiging tot uithuisplaatsing is niet nodig omdat de moeder er mee in stemt dat de kinderen voorlopig bij hun tante blijven wonen. De moeder heeft er alles aan gedaan om haar ex-partner op afstand te houden, onder andere met een straatverbod en een Aware-knop. Daarnaast was de baby, die doodgeboren is, het enige wat hen nog verbond. De moeder begrijpt dat de kinderen niet meteen bij haar teruggeplaatst kunnen worden, en dat hiervoor een opbouw nodig is. De moeder accepteert de beslissingen van de GI. Zij vindt wel dat er naar terugplaatsing toegewerkt moet worden. De moeder heeft toegezegd de kinderen niet bij de tante te zullen weghalen, ook niet na de zomervakantie. Zij wil het graag goed doen, zowel voor zichzelf als voor de kinderen.
4.2
Uit het verzoekschrift blijkt dat de vader veel zorgen over de kinderen heeft als zij bij moeder zouden komen te wonen.

5.De beoordeling

5.1
Uit de stukken en de zitting is gebleken dat de moeder de kinderen op dit moment geen stabiele en veilige opvoedsituatie kan bieden. In de afgelopen periode waren er verschillende signalen dat de thuissituatie bij haar onveilig was vooral vanwege huiselijk geweld van haar ex-partner. De moeder heeft zich daarbij niet gehouden aan de veiligheidsafspraken die er op gericht waren de kinderen gefaseerd te kunnen terugplaatsen. Ook is de moeder wisselend gebleken in de samenwerking met de hulpverlening.
Weliswaar heeft de moeder stappen heeft genomen om het contact met haar ex-partner te verbreken, maar de situatie is nog niet lang genoeg stabiel en veilig. De moeder ziet zelf ook in dat de kinderen daarom nu nog niet naar huis kunnen terugkeren. Ter zitting heeft de moeder wel aangegeven dat volgens haar het opbouwschema voor terugplaatsing na de zomervakantie van 2023 weer opgepakt moet worden. Volgens de GI zal echter opnieuw bekeken moeten worden of terugplaatsing met een opbouwregeling mogelijk is. In de resterende periode van de ondertoezichtstelling zal daarom het perspectief van de kinderen duidelijk moeten worden. In dat verband merkt de kinderrechter op dat het verstrijken van de aanvaardbare termijn voor de kinderen, voor zover dat al niet is gebeurd, dichtbij komt. Nu de moeder er van uitgaat dat vanaf de zomervakantie er verder gegaan wordt met terugplaatsing via de opbouwregeling, is er een reëel risico dat de moeder niet langer berust in een vrijwillige uithuisplaatsing van de kinderen bij de tante. Dat maakt dat een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat het, nog los van het voorgaande, juridisch in beginsel niet mogelijk is om kinderen tijdens een ondertoezichtstelling vrijwillig uit huis te plaatsen. Dit maakt op zichzelf al dat het noodzakelijk is om het verblijf van de kinderen bij de tante te formaliseren met de gevraagde machtiging.
5.2
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de kinderen en hun verzorging en opvoeding is dat zij voorlopig bij de tante zullen blijven. De machtiging tot uithuisplaatsing zal daarom worden verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Omdat de GI heeft verzocht de machtiging te verlenen voor de duur van een jaar, terwijl de ondertoezichtstelling nog eind maart 2024 afloopt, zal het verzoek voor het overige worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van:
- [de minderjarige 1] ,
- [de minderjarige 2] ,
in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 4 juli 2023 tot 28 maart 2024;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 11 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.