Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[verzoeker 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[verzoeker 2] ,wonende te [woonplaats 2]
,
[verzoekster 1] ,wonende te [woonplaats 3] ,
[verzoekster 2] ,wonende te [woonplaats 4] ,
(hierna: gezamenlijk aangeduid als de erven [erflaatster] ,
[executeur] , (hierna: [executeur] ),wonende te [woonplaats 5] , in zijn
1.[verweerder] ,wonende te [woonplaats 6] ,
[verweerster] B.V.,gevestigd te Den Helder,
Noordkop Bulbs B.V,gevestigd te Den Helder,
voor wie is verschenen: [naam 1] (directeur) en [naam 2] (directeur).
Het procesverloop
2.De uitgangspunten
3.Het verzoek
De erven [erflaatster] en [executeur] voeren ter onderbouwing het volgende aan. [verweerder] is als pachter partij bij de door [vader van de erven] mondeling aangegane pachtovereenkomst. De erven [erflaatster] zijn thans als verpachter te beschouwen. De erven [erflaatster] zijn voornemens in een bodemprocedure ontbinding van de met [verweerder] gesloten pachtovereenkomst te vorderen. Alvorens daartoe over te gaan willen zij door middel van een voorlopig getuigenverhoor bewijs verkrijgen van de volgende feiten en omstandigheden:
(i) [verweerder] (en niet Bloembollenbedrijf) is als pachter partij bij de door [vader van de erven] medio 1982 aangegane pachtovereenkomst;
(ii) [verweerder] geeft sinds 2019 het gepachte structureel aan derden in gebruik en teelt sindsdien niet meer voor eigen rekening en risico. [verweerder] exploiteert op de percelen geen landbouwbedrijf meer.
(iii) [verweerder] heeft in 2019 via openbare veilingen zijn eigen gewassen en machines verkocht en heeft sindsdien meerdere keren geadverteerd met een oproep aan contractgevers om bollen op de percelen te telen.
Voorts wensen de erven [erflaatster] en [executeur] ter onderbouwing van hun toekomstige vordering in de bodemprocedure te beschikken over verschillende bescheiden en zijn [verweerder] , Bloembollenbedrijf en Noordkop Bulbs op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gehouden deze bescheiden aan de erven [erflaatster] en [executeur] te verstrekken.
4.Het verweer
Daarbij komt dat niet [verweerder] maar Bloembollenbedrijf als partij bij de onderhavige pachtovereenkomst is te beschouwen. [verweerder] heeft de percelen niet zelf in gebruik.
is niet overgegaan tot beëindiging van de middels Bloembollenbedrijf geëxploiteerde agrarische onderneming.
beschikt ook niet over de bescheiden waar de erven [erflaatster] en [executeur] jegens hem aanspraak op maken. Deze horen tot de administratie van Bloembollenbedrijf.
Het is in strijd met de goede rechtsorde dat de erven [erflaatster] en [executeur] hun verzoek mede richten tegen Bloembollenbedrijf, terwijl zij van mening zijn dat [verweerder] en niet Bloembollenbedrijf als pachter is te beschouwen. Het is essentieel dat zij duidelijk maken wie zij in deze procedure als wederpartij beschouwen.
Bloembollenbedrijf is niet bezig met bedrijfsbeëindiging. Evenmin is sprake van onderverpachting. Contractteelt is geen onderverpachting.
Er bestaat geen grond om over te gaan tot het houden van de verzochte voorlopige getuigenverhoren. Voor de toewijzing van de veroordeling tot het ter hand stellen van bescheiden is evenmin grond, omdat niet is voldaan aan de in artikel 843 a Rv omschreven eisen.
5.De beoordeling
de rechten van de erven [erflaatster] aangaande de percelen tuinbouwgrond
De erven [erflaatster] zijn na het overlijden van [erflaatster] als gevolg van de vererving, onder algemene titel, eigenaar geworden van deze percelen. Ook de hoedanigheid van verpachter is op hen (via [erflaatster] ) overgegaan. Gelet daarop hebben zij voldoende belang bij het indienen van hun verzoeken. Ook als [verzoeker 1] (verzoeker sub 1.), die geen erfgenaam is van [erflaatster] , niet als mede eigenaar en verpachter van de percelen moet worden gerekend, wat tussen partijen in geschil is en de pachtkamer thans in het midden laat, is hij belanghebbende bij de verzoeken. Zowel als legitimaris en als erfgenaam van [vader van de erven] is hij schuldeiser in de nalatenschap van [erflaatster] en heeft hij een belang bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. De aangekondigde bodemprocedure zal een rol spelen bij de afwikkeling van deze nalatenschap. [verzoeker 1] is daarmee belanghebbende bij de verzoeken. Of hij als partij bij de bodemprocedure betrokken kan fungeren, laat de pachtkamer in het midden. Dat komt eventueel in de bodemprocedure aan de orde.
de bevoegdheid van [executeur] tot het voeren van deze procedure[executeur] is als executeur bevoegd de erven [erflaatster] te vertegenwoordigen in en buiten rechte. Het voeren van deze procedure hoort bij deze vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Overigens laat de pachtkamer in het midden of verzoekers gezamenlijk als eisende partij in de eventuele bodemprocedure kunnen fungeren.
De pachtkamer wijst dit verzoek af. Niet duidelijk is welk belang van de erven [erflaatster] en [executeur] in het kader van hun geschil met [verweerder] c.q. Bloembollenbedrijf gediend is met de verstrekking van deze facturen. De erven [erflaatster] en [executeur] hebben niet uitgelegd waarom deze facturen tot bewijs kunnen dienen voor de tussen hen enerzijds en [verweerder] c.q. Bloembollenbedrijf anderzijds ter discussie staande feiten en omstandigheden.
Het jegens Noordkop Bulbs ingediende verzoek ligt voor afwijzing gereed.
(i) de teeltcontracten 2016 tot en met 2022 met diverse telers (waaronder Noordkop Bulbs) voor de teelt van bollen op de onderhavige percelen;
(ii) de gecombineerde opgaves 2016 tot en met 2021; en
(iii) de jaarrekeningen 2016 tot en met 2022,
voor toewijzing gereed, omdat is voldaan aan de hiervoor onder 5.4. en 5.5. beschreven eisen.
Dat de erven [erflaatster] en [executeur] primair van mening zijn dat [verweerder] als pachter is te beschouwen, maar hun verzoek mede richten jegens Bloembollenbedrijf, vindt de pachtkamer in het licht van het debat tussen partijen niet in strijd met de goede procesorde. Te meer nu Bloembollenbedrijf zelf van oordeel is dat zij als pachter is te beschouwen. Daarvan uitgaande ziet het verzoek op een volgens haar met haar bestaande rechtsverhouding. Aan de eis dat het verzoek betrekking moet hebben op een rechtsbetrekking, is daarmee voldaan.
De betwisting van de door de erven [erflaatster] en [executeur] gestelde tekortkoming in de nakoming van de pachtovereenkomst, doet evenmin af aan het belang van de erven [erflaatster] en [executeur] . De door de erven [erflaatster] en [executeur] verlangde stukken verschaffen aan hen mogelijkerwijs inzicht in hun bewijspositie ten aanzien van de door hen gestelde en door [verweerder] c.q. Bloembollenbedrijf betwiste tekortkoming. Daarmee is hun belang gegeven.
Anders dan Bloembollenbedrijf onder verwijzing naar het verweerschrift van [verweerder] aanvoert, is de pachtkamer niet van oordeel dat sprake is van een “fishing expedition”. Het verzoek ziet op met name genoemde bescheiden. Het verzoek vindt daarnaast grond in een concreet tussen partijen bestaand geschil en gelet op de feitelijke en juridische onderbouwing acht de pachtkamer een rechtmatig belang bij de toewijzing van het verzoek aanwezig.
(i) [verweerder] is als pachter partij bij de door [vader van de erven] medio 1982 aangegane pachtovereenkomst.
(ii) [verweerder] geeft sinds 2019 het gepachte structureel aan derden in gebruik en teelt sindsdien niet meer voor eigen rekening en risico. [verweerder] exploiteert op de percelen geen landbouwbedijf meer.
(iii) [verweerder] heeft in 209 via openbare veilingen zijn eigen gewassen en machines verkocht en heeft sindsdien meerdere keren geadverteerd met een oproep aan contractgevers om bollen op de percelen te telen.
Omdat de erven [erflaatster] en [executeur] als de in het ongelijk gestelde partij zijn te beschouwen zal de pachtkamer hen veroordelen in de proceskosten van Noordkop Bulbs. De pachtkamer zal deze kosten (ambtshalve) begroten op € 15,58 (2x € 0,19 x 41 kilometer).
6.De beslissing
(i) de teeltcontracten 2016 tot en met 2022 met diverse telers (waaronder Noordkop Bulbs) voor de teelt van bollen op de onderhavige percelen;
(ii) de gecombineerde opgaves 2016 tot en met 2021; en
(iii) de jaarrekeningen 2016 tot en met 2022,
€ 10.000,00,
(i) [verweerder] is als pachter partij bij de door [vader van de erven] medio 1982 aangegane pachtovereenkomst;
(ii) [verweerder] geeft sinds 2019 het gepachte structureel aan derden in gebruik en teelt sindsdien niet meer voor eigen rekening en risico. [verweerder] exploiteert op de percelen geen landbouwbedrijf meer,
(iii) [verweerder] heeft in 2019 via openbare veilingen zijn eigen gewassen en machines verkocht en heeft sindsdien meerdere keren geadverteerd met een oproep aan contractgevers om bollen op de percelen te telen,
, deskundige lid van de pachtkamer,