ECLI:NL:RBNHO:2023:650

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10005483 \ EJ VERZ 22-228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor en verzoek ex artikel 843a Rv in een pachtzaak

In deze zaak heeft de pachtkamer van de Rechtbank Noord-Holland op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat door de erven van [erflaatster] en de executeur is ingediend. Het verzoek betreft het houden van een voorlopig getuigenverhoor en het verzoek om stukken op te vragen op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De erven [erflaatster] en de executeur hebben aangevoerd dat [verweerder] als pachter partij is bij een mondelinge pachtovereenkomst die in 1982 is gesloten door hun vader, [vader van de erven]. De erven willen bewijs verkrijgen van de pachtovereenkomst en de omstandigheden rondom het gebruik van de gepachte percelen, die sinds 2019 niet meer door [verweerder] voor eigen rekening en risico worden geëxploiteerd. De pachtkamer heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen, omdat het verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is. Daarnaast heeft de pachtkamer het verzoek om stukken te verstrekken aan de erven [erflaatster] en de executeur deels toegewezen, waarbij Bloembollenbedrijf is veroordeeld om bepaalde documenten te overleggen. De pachtkamer heeft ook de proceskosten in deze beschikking behandeld, waarbij de erven [erflaatster] en de executeur zijn veroordeeld in de kosten van Noordkop Bulbs.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10005483 \ EJ VERZ 22-228 WD
Uitspraakdatum: 30 januari 2023
Beschikking van de pachtkamer in de zaak van:

1.[verzoeker 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[verzoeker 2] ,wonende te [woonplaats 2]
,
3.
[verzoekster 1] ,wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[verzoekster 2] ,wonende te [woonplaats 4] ,

(hierna: gezamenlijk aangeduid als de erven [erflaatster] ,

5.
[executeur] , (hierna: [executeur] ),wonende te [woonplaats 5] , in zijn
hoedanigheid van executeur namens de erven [erflaatster]
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. W.M. Bijloo,
tegen

1.[verweerder] ,wonende te [woonplaats 6] ,

verwerende partij,
verder te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. H.B. de Regt,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,gevestigd te Den Helder,
verwerende partij,
verder te noemen Bloembollenbedrijf,
gemachtigde: mr. E.H.M. Harbers,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Noordkop Bulbs B.V,gevestigd te Den Helder,
verwerende partij,
verder te noemen: Noordkop Bulbs,
voor wie is verschenen: [naam 1] (directeur) en [naam 2] (directeur).
1.
Het procesverloop
1.1.
De erven [erflaatster] en [executeur] hebben gezamenlijk een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 20 juli 2022. [verweerder] , Bloembollenbedrijf en Noordkop Bulbs hebben ieder afzonderlijk een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 19 december 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De erven [erflaatster] en [executeur] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben de erven [erflaatster] en [executeur] bij brief van 19 december 2022 nog stukken toegezonden.

2.De uitgangspunten

2.1.
[verweerder] is bestuurder van Bloembollenbedrijf.
2.2.
In of voorafgaande aan 1982 is [vader van de erven] (hierna: [vader van de erven] ) eigenaar geworden van een aantal percelen tuinbouwgrond achter [adres 1] en [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend, gemeente Den Helder, [kadastraalnummer 1] [kadastraalnummer 2] en [kadastraalnummer 3] (hierna: de percelen tuinbouwgrond.
2.3.
Omstreeks deze periode heeft [vader van de erven] ter zake de percelen tuinbouwgrond met [verweerder] of met Bloembollenbedrijf een mondelinge pachtovereenkomst gesloten.
2.4.
Op 20 juli 2003 is [vader van de erven] overleden. Ten tijde van zijn overlijden was hij gehuwd met [erflaatster] . De erven [erflaatster] zijn de kinderen van [vader van de erven] en [erflaatster] . De erven [erflaatster] en [erflaatster] zijn de erfgenamen van [vader van de erven] Met betrekking tot de nalatenschap van [vader van de erven] heeft notaris mr. R.H.A.J. van Loon te Den Helder op 31 oktober 2003 een verklaring van erfrecht afgegeven, waarin de volgende passage voorkomt:
2.5.
Op 21 november 2021 is [erflaatster] overleden. [verzoeker 2] , [verzoekster 1] en [verzoekster 2] zijn de erfgenamen van [erflaatster] . [verzoeker 1] is geen erfgenaam van [erflaatster] . [executeur] is de executeur testamentair van deze nalatenschap. Met betrekking tot deze nalatenschap heeft notaris mr. C.V.M. Ruitenberg te Den Helder op 17 maart 2022 een verklaring van erfrecht afgegeven waarin de volgende passage voorkomt:
passage verwijdert in verband met anonimiseren

3.Het verzoek

3.1.
De erven [erflaatster] en [executeur] verzoeken over te gaan tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Daarnaast verzoeken zij dat [verweerder] , Bloembollenbedrijf en Noordkop Bulbs op straffe van een dwangsom zal worden veroordeeld om bescheiden aan hen te verstrekken.
De erven [erflaatster] en [executeur] voeren ter onderbouwing het volgende aan. [verweerder] is als pachter partij bij de door [vader van de erven] mondeling aangegane pachtovereenkomst. De erven [erflaatster] zijn thans als verpachter te beschouwen. De erven [erflaatster] zijn voornemens in een bodemprocedure ontbinding van de met [verweerder] gesloten pachtovereenkomst te vorderen. Alvorens daartoe over te gaan willen zij door middel van een voorlopig getuigenverhoor bewijs verkrijgen van de volgende feiten en omstandigheden:
(i) [verweerder] (en niet Bloembollenbedrijf) is als pachter partij bij de door [vader van de erven] medio 1982 aangegane pachtovereenkomst;
(ii) [verweerder] geeft sinds 2019 het gepachte structureel aan derden in gebruik en teelt sindsdien niet meer voor eigen rekening en risico. [verweerder] exploiteert op de percelen geen landbouwbedrijf meer.
(iii) [verweerder] heeft in 2019 via openbare veilingen zijn eigen gewassen en machines verkocht en heeft sindsdien meerdere keren geadverteerd met een oproep aan contractgevers om bollen op de percelen te telen.
Voorts wensen de erven [erflaatster] en [executeur] ter onderbouwing van hun toekomstige vordering in de bodemprocedure te beschikken over verschillende bescheiden en zijn [verweerder] , Bloembollenbedrijf en Noordkop Bulbs op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gehouden deze bescheiden aan de erven [erflaatster] en [executeur] te verstrekken.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden. De erven [erflaatster] zijn geen eigenaar van de percelen tuinbouwgrond. [executeur] is evenmin gerechtigd tot deze percelen en zijn taak als executeur van de nalatenschap van [erflaatster] strekt niet tot het voeren van deze procedure.
Daarbij komt dat niet [verweerder] maar Bloembollenbedrijf als partij bij de onderhavige pachtovereenkomst is te beschouwen. [verweerder] heeft de percelen niet zelf in gebruik.
is niet overgegaan tot beëindiging van de middels Bloembollenbedrijf geëxploiteerde agrarische onderneming.
beschikt ook niet over de bescheiden waar de erven [erflaatster] en [executeur] jegens hem aanspraak op maken. Deze horen tot de administratie van Bloembollenbedrijf.
4.2.
Bloembollenbedrijf voert verweer, op, kort gezegd, de navolgende gronden. Dat de erven [erflaatster] gerechtigd zijn tot de percelen tuinbouwgrond blijkt nergens uit. Evenmin is duidelijk op welke grond [executeur] bevoegd is een dergelijk verzoek in te dienen.
Het is in strijd met de goede rechtsorde dat de erven [erflaatster] en [executeur] hun verzoek mede richten tegen Bloembollenbedrijf, terwijl zij van mening zijn dat [verweerder] en niet Bloembollenbedrijf als pachter is te beschouwen. Het is essentieel dat zij duidelijk maken wie zij in deze procedure als wederpartij beschouwen.
Bloembollenbedrijf is niet bezig met bedrijfsbeëindiging. Evenmin is sprake van onderverpachting. Contractteelt is geen onderverpachting.
Er bestaat geen grond om over te gaan tot het houden van de verzochte voorlopige getuigenverhoren. Voor de toewijzing van de veroordeling tot het ter hand stellen van bescheiden is evenmin grond, omdat niet is voldaan aan de in artikel 843 a Rv omschreven eisen.
4.3.
Noordkop Bulbs voert verweer op de navolgende gronden. Noordkop Bulbs staat buiten het geschil tussen de erven [erflaatster] en [executeur] enerzijds en [verweerder] dan wel Bloembollenbedrijf anderzijds. Noordkop Bulbs is geen pachter van de erven [erflaatster] en heeft geen enkele contractuele verhouding met hen. Noordkop Bulbs is daarom niet verplicht om bescheiden aan de erven [erflaatster] en [executeur] te verstrekken.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De pachtkamer zal eerst ingaan op rechten van de erven [erflaatster] aangaande de percelen tuinbouwgrond en de bevoegdheid van [executeur] als executeur tot het voeren van deze procedure. Daarna zal de pachtkamer de verzoeken inhoudelijk beoordelen. Daarbij zal de pachtkamer eerst ingaan op de op artikel 843a Rv gegronde verzoeken tot het overleggen van stukken en daarna op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
de rechten van de erven [erflaatster] aangaande de percelen tuinbouwgrond
5.2.
Vast staat dat de percelen tot het vermogen en daarmee tot de nalatenschap van [vader van de erven] hebben behoord. Blijkens de overgelegde verklaring van erfrecht [1] is op deze nalatenschap de ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 4:1167 (oud) BW van toepassing verklaard. Een ouderlijke boedelverdeling is een verdeling van de nalatenschap waarbij de langstlevende echtgenoot ( [erflaatster] ) alle bezittingen en schulden krijgt toebedeeld onder de verplichting geldbedragen (renteloos) schuldig te erkennen aan de kinderen (de erven [erflaatster] ). De percelen tuinbouwgrond zijn daarmee tot het vermogen van [erflaatster] gaan behoren en na haar overlijden tot haar nalatenschap. De kinderen (de erven [erflaatster] ) hebben een geldvordering op [erflaatster] gekregen.
De erven [erflaatster] zijn na het overlijden van [erflaatster] als gevolg van de vererving, onder algemene titel, eigenaar geworden van deze percelen. Ook de hoedanigheid van verpachter is op hen (via [erflaatster] ) overgegaan. Gelet daarop hebben zij voldoende belang bij het indienen van hun verzoeken. Ook als [verzoeker 1] (verzoeker sub 1.), die geen erfgenaam is van [erflaatster] , niet als mede eigenaar en verpachter van de percelen moet worden gerekend, wat tussen partijen in geschil is en de pachtkamer thans in het midden laat, is hij belanghebbende bij de verzoeken. Zowel als legitimaris en als erfgenaam van [vader van de erven] is hij schuldeiser in de nalatenschap van [erflaatster] en heeft hij een belang bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder. De aangekondigde bodemprocedure zal een rol spelen bij de afwikkeling van deze nalatenschap. [verzoeker 1] is daarmee belanghebbende bij de verzoeken. Of hij als partij bij de bodemprocedure betrokken kan fungeren, laat de pachtkamer in het midden. Dat komt eventueel in de bodemprocedure aan de orde.
de bevoegdheid van [executeur] tot het voeren van deze procedure[executeur] is als executeur bevoegd de erven [erflaatster] te vertegenwoordigen in en buiten rechte. Het voeren van deze procedure hoort bij deze vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Overigens laat de pachtkamer in het midden of verzoekers gezamenlijk als eisende partij in de eventuele bodemprocedure kunnen fungeren.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat de erven [erflaatster] en [executeur] voldoende belang hebben bij de indiening van de verzoeken. De pachtkamer zal de verzoeken inhoudelijk beoordelen.
de verzoeken ex artikel 843a Rv
5.4.
Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft [2] .
5.5.
De hiervoor weergegeven wettelijke regeling voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten.
Zo moet degene die inzage of afschrift vordert daarbij een rechtmatig belang hebben. Als er een reële mogelijkheid bestaat de betreffende stukken te verkrijgen op een manier die minder belastend is voor degene tegen wie de vordering tot afgifte zich richt, kan dat leiden tot het oordeel dat van een rechtmatig belang bij de vordering geen sprake is.
Ook moet degene die verstrekking van stukken vordert, voldoende concreet maken op welke stukken hij prijs stelt.
Met inachtneming van het voorgaande overweegt de pachtkamer als volgt.
5.6.
Ten aanzien van Noordkop Bulbs hebben de erven [erflaatster] en [executeur] ter zitting het verzoek gewijzigd. Zij verlangen slechts dat Noordkop Bulbs afschrift verstrekt van de facturen die zien op de verkoop aan derden van haar bollen die op de percelen tuinbouwgrond zijn geteeld.
De pachtkamer wijst dit verzoek af. Niet duidelijk is welk belang van de erven [erflaatster] en [executeur] in het kader van hun geschil met [verweerder] c.q. Bloembollenbedrijf gediend is met de verstrekking van deze facturen. De erven [erflaatster] en [executeur] hebben niet uitgelegd waarom deze facturen tot bewijs kunnen dienen voor de tussen hen enerzijds en [verweerder] c.q. Bloembollenbedrijf anderzijds ter discussie staande feiten en omstandigheden.
Het jegens Noordkop Bulbs ingediende verzoek ligt voor afwijzing gereed.
5.7.
[verweerder] heeft onweersproken gesteld dat de bescheiden waar de erven [erflaatster] en [executeur] afschrift van wensen te ontvangen, deel uitmaken van de administratie van Bloembollenbedrijf. Dat zo zijnde is het jegens [verweerder] ingediende verzoek niet toewijsbaar, omdat hij niet persoonlijk de beschikking heeft over de betreffende bescheiden.
5.8.
Naar het oordeel van de pachtkamer ligt het verzoek jegens Bloembollenbedrijf tot het verstrekken van:
(i) de teeltcontracten 2016 tot en met 2022 met diverse telers (waaronder Noordkop Bulbs) voor de teelt van bollen op de onderhavige percelen;
(ii) de gecombineerde opgaves 2016 tot en met 2021; en
(iii) de jaarrekeningen 2016 tot en met 2022,
voor toewijzing gereed, omdat is voldaan aan de hiervoor onder 5.4. en 5.5. beschreven eisen.
5.9.
Dat op dit moment nog niet vast staat of [verweerder] dan wel Bloembollenbedrijf als pachter bij de pachtovereenkomst is aangesloten, doet niet af aan het belang van de erven [erflaatster] en [executeur] bij de verstrekking van de genoemde bescheiden. Wie als pachter is aan te merken hoeft niet in deze procedure te worden beantwoord, maar kan in de reeds aangekondigde bodemprocedure aan de orde komen.
Dat de erven [erflaatster] en [executeur] primair van mening zijn dat [verweerder] als pachter is te beschouwen, maar hun verzoek mede richten jegens Bloembollenbedrijf, vindt de pachtkamer in het licht van het debat tussen partijen niet in strijd met de goede procesorde. Te meer nu Bloembollenbedrijf zelf van oordeel is dat zij als pachter is te beschouwen. Daarvan uitgaande ziet het verzoek op een volgens haar met haar bestaande rechtsverhouding. Aan de eis dat het verzoek betrekking moet hebben op een rechtsbetrekking, is daarmee voldaan.
De betwisting van de door de erven [erflaatster] en [executeur] gestelde tekortkoming in de nakoming van de pachtovereenkomst, doet evenmin af aan het belang van de erven [erflaatster] en [executeur] . De door de erven [erflaatster] en [executeur] verlangde stukken verschaffen aan hen mogelijkerwijs inzicht in hun bewijspositie ten aanzien van de door hen gestelde en door [verweerder] c.q. Bloembollenbedrijf betwiste tekortkoming. Daarmee is hun belang gegeven.
Anders dan Bloembollenbedrijf onder verwijzing naar het verweerschrift van [verweerder] aanvoert, is de pachtkamer niet van oordeel dat sprake is van een “fishing expedition”. Het verzoek ziet op met name genoemde bescheiden. Het verzoek vindt daarnaast grond in een concreet tussen partijen bestaand geschil en gelet op de feitelijke en juridische onderbouwing acht de pachtkamer een rechtmatig belang bij de toewijzing van het verzoek aanwezig.
Bloembollenbedijf heeft onder verwijzing naar het verweer van [verweerder] nog aangevoerd dat niet duidelijk is of de erven [erflaatster] en [executeur] bereid zijn de hiermee gepaard gaande kosten voor hun rekening te nemen. Ter zitting is gebleken dat zij hiertoe bereid zijn, zodat aan dit bezwaar tegemoet is gekomen.
5.10.
Bloembollenbedrijf zal worden veroordeeld om de stukken ter hand te stellen. Na te melden termijn komt de pachtkamer daarbij redelijk voor. De dwangsom zal worden gemaximeerd.
5.11.
Omdat Bloembollenbedrijf de teeltcontracten, gecombineerde opgaves en de jaarrekeningen zal moeten verstrekken, wordt het verzoek tot het ter hand stellen van facturen afgewezen. De toegevoegde waarde van de “onderliggende facturen” bij de andere te verstrekken stukken hebben de erven [erflaatster] en [executeur] niet duidelijk gemaakt.
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor
5.12.
De erven [erflaatster] en [executeur] wensen een voorlopig getuigenverhoor over de volgende feiten en omstandigheden:
(i) [verweerder] is als pachter partij bij de door [vader van de erven] medio 1982 aangegane pachtovereenkomst.
(ii) [verweerder] geeft sinds 2019 het gepachte structureel aan derden in gebruik en teelt sindsdien niet meer voor eigen rekening en risico. [verweerder] exploiteert op de percelen geen landbouwbedijf meer.
(iii) [verweerder] heeft in 209 via openbare veilingen zijn eigen gewassen en machines verkocht en heeft sindsdien meerdere keren geadverteerd met een oproep aan contractgevers om bollen op de percelen te telen.
5.13.
Indien een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 (Rv) voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een getuigenverhoor, zal het in beginsel moeten worden toegewezen, tenzij de pachtkamer in haar beslissing te vermelden feiten en omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, of toewijzing van het verzoek strijdig is met een goede procesorde of moet afstuiten op een ander, door de kantonrechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.
5.14.
Het voorgaande overziende is de pachtkamer van oordeel dat het verzoek toewijsbaar is. Het verzochte getuigenverhoor ziet op voldoende concrete en ter zake dienende feiten. Daarbij komt dat van enige grond om alsnog tot afwijzing van het verzoek over te gaan niet is gebleken.
5.15.
Bij het oproepen van de getuige moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De naam en woonplaats van de getuige en het tijdstip waartegen hij is opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.16.
Over de proceskosten overweegt de pachtkamer als volgt. Voor zover het verzoek zich richt tegen [verweerder] en Bloembollenbedrijf zal de pachtkamer geen proceskostenveroordeling in deze beschikking opnemen. De beslissing hierover moet in de eventuele bodemprocedure worden genomen. Noordkop Bulbs zal naar alle waarschijnlijkheid niet in de bodemprocedure als partij betrokken zijn. De pachtkamer ziet daarom aanleiding om in de zaak jegens Noordkop Bulbs wel over de proceskosten te beslissen.
Omdat de erven [erflaatster] en [executeur] als de in het ongelijk gestelde partij zijn te beschouwen zal de pachtkamer hen veroordelen in de proceskosten van Noordkop Bulbs. De pachtkamer zal deze kosten (ambtshalve) begroten op € 15,58 (2x € 0,19 x 41 kilometer).
5.17.
Het voorgaande leidt tot na te melden beslissing.

6.De beslissing

De pachtkamer:
op het verzoek tot het ter hand stellen van stukken ex artikel 843a Rv
6.1.
veroordeelt Bloembollenbedrijf om binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking aan de erven [erflaatster] en [executeur] ter hand te stellen:
(i) de teeltcontracten 2016 tot en met 2022 met diverse telers (waaronder Noordkop Bulbs) voor de teelt van bollen op de onderhavige percelen;
(ii) de gecombineerde opgaves 2016 tot en met 2021; en
(iii) de jaarrekeningen 2016 tot en met 2022,
6.2.
veroordeelt Bloembollenbedrijf tot het betalen van een dwangsom aan de erven [erflaatster] en [executeur] van €100,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat zij niet voldoen aan het hiervoor gegeven bevel, zulks met een maximum van te verbeuren dwangsommen van
€ 10.000,00,
op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor
6.3.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor over de volgende feiten en omstandigheden:
(i) [verweerder] is als pachter partij bij de door [vader van de erven] medio 1982 aangegane pachtovereenkomst;
(ii) [verweerder] geeft sinds 2019 het gepachte structureel aan derden in gebruik en teelt sindsdien niet meer voor eigen rekening en risico. [verweerder] exploiteert op de percelen geen landbouwbedrijf meer,
(iii) [verweerder] heeft in 2019 via openbare veilingen zijn eigen gewassen en machines verkocht en heeft sindsdien meerdere keren geadverteerd met een oproep aan contractgevers om bollen op de percelen te telen,
6.4.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van Eltenweg 2, ten overstaan mr. J.H. Gisolf als rechter-commissaris en C.J.M. Kramer- Pepping
, deskundige lid van de pachtkamer,
6.5.
bepaalt dat de erven [erflaatster] en [executeur] binnen twee weken na de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van Afdeling extra judiciële zaken van het team Handel Kanton en Bewind - de namen en woonplaatsen van alle getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met juni 2023 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.6.
wijst af het anders of meer verzochte,
6.7.
veroordeelt de erven [erflaatster] en [executeur] in de proceskosten van Noordkop Bulbs te begroten op € 15,58 aan reiskosten.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter- voorzitter en C.J.M. Kramer- Pepping en S.H.M. Kapteijn, pachtleden en door de kantonrechter-voorzitter in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie r.o. 2.4.
2.Zie artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)