10.2.Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank het beroep toewijst het gewicht voor de beroepsfase op een kwart wat het gewicht van de zaak betreft dient te worden gesteld.
11. De gemachtigde heeft tijdens de mondelinge behandeling van het beroep zijn eerder ingenomen standpunt tot terugwijzing laten vallen. Naar het oordeel van de rechtbank mist dat standpunt steun in het recht; immers het instellen van beroep strekt tot finale geschilbeslechting en tot een noodzaak of wettelijke grondslag tot terugwijzing is niets gebleken. De waarde is verminderd dan tot een lager bedrag dan de gemachtigde in bezwaar heeft verdedigd (€ 321.000).
12. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit zowel uit de tekst als uit doel en strekking van het geciteerde onderdeel van de werkafspraak voort dat het op de weg van de gemachtigde heeft gelegen nadat hij door zijn cliënt (eiser) op de hoogte was gesteld van diens eigen initiatief en de uitkomst daarvan om contact op te nemen. Dit met het doel alsnog een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase te mogen ontvangen. Indien verweerder zou hebben geweigerd die vergoeding toe te kennen bestaat er naar het oordeel een gegronde reden tot het instellen van beroep. Door gedurende de periode van 11 februari 2022 tot het indienen van het beroepschrift op 16 maart 2022 geen contact op te nemen met verweerder schendt hij de afspraak en is hij volstrekt overbodig een beroepsprocedure - met de bijbehorende kosten voor verweerder en de rechtbank - gestart. Van een professioneel optredend gemachtigde had anders mogen dat wil zeggen: moeten worden verwacht.
13. Dat verweerder na de ambtshalve vermindering geen contact met gemachtigde heeft opgenomen is naar het oordeel van de rechtbank te verklaren dat de administratief medewerker van verweerder niet wist van de rechtsbijstand en daar om rechtstreeks met eiser in persoon heeft bericht. Voorts heeft de gemachtigde na 11 februari 2022 geen enkel initiatief ontplooid indien hij meende recht te hebben op een proceskostenvergoeding, hetgeen toch (ook) op zijn weg had gelegen.
14. Nu verweerder heeft toegezegd alsnog de kosten van de bezwaarfase te vergoeden tot een bedrag van € 720,96 hetgeen tussen partijen niet in geschil is, mede omvattende kosten van de administratieve taxatie zal de rechtbank overeenkomstig beslissen.
15. Anders dan aanvankelijk in de pleitnota verzocht ontbreekt een grondslag voor een vergoeding van immateriële schade nu de hoofdzaak binnen een periode van tweejaar na ontvangst van het bezwaarschrift op 8 maart 2021 is beslecht namelijk op 11 februari 2022.
16. De rechtbank acht geen termen aanwezig gelet op het vorenoverwogene om het griffierecht terug te geven dan wel verweerder te gelasten dat aan eiser te vergoeden nu het instellen van beroep en de daaraan verbonden kosten niet in redelijkheid zijn gemaakt. Datzelfde geldt voor de kosten van het beroep en de aanwezigheid op de mondelinge behandeling.