Uitspraak
:Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaken tussen
V.O.F. [eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
“Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
(…)
(…)
2.3.2.1.11 meer dan € 2.750.000,00: 2,02%*
* % van de kosten zoals benoemd in 2.1.1.2
(…)
Wijzigt artikel 2.3.6.1 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2019 als volgt:
1. De Eerste wijziging van de Legesverordening 2020 treedt met terugwerkende kracht in werking met dien verstande dat de artikelen die met deze verordening niet worden gewijzigd van toepassing blijven en voor zover deze verordening geen rechtskracht krijgt.
2. De Eerste wijziging van de Legesverordening 2020 treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2020.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Eerste wijziging van de Legesverordening 2020”.
5. De Eerste wijziging van de Legesverordening 2020 zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het gemeenteblad.”
Geschil11. In geschil is de aanslag leges. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vragen of:
- de Legesverordening 2020 geheel onverbindend is wegens strijd met artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet (de opbrengstlimiet);
- het tarief voor planologisch strijdig gebruik bij buitenplanse kleine afwijking (artikel 2.3.6.1.2 Legesverordening 2020) leidt tot een onredelijke, willekeurige en buitensporige belastingheffing;
- de tariefstructuur in de Legesverordening 2020 leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de aanslag leges zoals deze door verweerder ambtshalve is verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden; en
- veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiseres van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.970.