ECLI:NL:RBNHO:2023:627

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
HAA 21/3197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om herziening van het WIA-dagloon in verband met verlof en ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de herziening van het WIA-dagloon. Eiser had verzocht om herziening van zijn dagloon per 1 juni 2021, omdat hij in de referteperiode minder loon had ontvangen door ziekte en verlof. Het UWV had dit verzoek afgewezen, stellende dat artikel 17 van het Dagloonbesluit niet van toepassing was. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze beslissing beoordeeld.

De rechtbank constateert dat eiser op 22 mei 2021 een verzoek om herziening heeft ingediend, waarbij hij stelde dat hij in de maanden januari tot en met mei 2016 minder loon had ontvangen. Eiser betwistte de stelling van het UWV dat artikel 17 enkel van toepassing is bij onbetaald verlof. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de loonsituatie van eiser in de referteperiode onderzocht en vastgesteld dat eiser inderdaad minder SV-loon heeft ontvangen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht het verzoek van eiser om herziening van het dagloon heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de referteperiode niet het overeengekomen loon heeft ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en het door hem betaalde griffierecht niet vergoed wordt. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3197

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: Y. Huisman)
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[werkgever] B.V., gevestigd in Papendrecht, derde partij (hierna: werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft op het verzoek van eiser om herziening van zijn dagloon besloten dat artikel 17 van het Dagloonbesluit niet van toepassing is en blijft bij de eerdere vaststelling.
Met de beslissing op bezwaar van 21 juli 2021 is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Het UWV heeft eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 30 mei 2018 een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend, waarbij het WIA-maandloon is vastgesteld op € 2.359,44. Vanaf 8 juni 2020 heeft het UWV eiser een uitkering in verband met de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) toegekend, op basis van een WIA-maandloon van € 2.472,76.
2. Op 22 mei 2021 heeft eiser het UWV verzocht om het WIA-dagloon met ingang van 1 juni 2021 te herzien, conform artikel 17 van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (hierna: het Dagloonbesluit). Door ziekte en verlof heeft eiser in een deel van de referteperiode minder inkomen gehad. Eiser heeft een verklaring van zijn werkgever en loonstroken uit de referteperiode overgelegd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat zij het WIA-maandloon juist heeft vastgesteld. Volgens het UWV gaat het bij artikel 17 van het Dagloonbesluit om onbetaald verlof, en niet om doorbetaalde vakantiedagen. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van dit artikel.

Wat vindt eiser

4. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij heeft in de maanden januari tot en met mei 2016 minder loon gehad en wenst daarom herziening van zijn WIA-maandloon op grond van artikel 17 van het Dagloonbesluit. Eiser heeft namelijk verlof gehad in de perioden van 23 november 2015 tot 1 maart 2016 en van 4 april 2016 tot 16 april 2016. In de periode van 16 april 2016 tot 24 mei 2016 heeft hij zijn arbeid niet kunnen verrichten wegens ziekte. Eiser betwist dat er voor toepassing van artikel 17 van het Dagloonbesluit sprake moet zijn van onbetaald verlof.

Wat vindt de rechtbank

5. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV terecht geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van het Dagloonbesluit. De rechtbank constateert dat eiser op 22 mei 2021 een verzoek om herziening heeft gedaan per toekomende datum, namelijk 1 juni 2021.
6. Niet in geschil is dat het WIA-maandloon moet worden berekend over de periode van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2016 (de referteperiode).
Art 17 Dagloonbesluit
7. Artikel 17 van het Dagloonbesluit luidt als volgt:
1. Indien de werknemer in een aangiftetijdvak in de referteperiode geen loon of minder loon heeft genoten in verband met verlof of omdat hij de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens ziekte wordt bij de berekening van het dagloon, bedoeld in artikel 16, eerste lid, als loon in dat aangiftetijdvak in aanmerking genomen het loon, genoten bij dezelfde werkgever in het laatste aan dat verlof of die ziekte, voorafgaande en volledig in de referteperiode gelegen aangiftetijdvak, waarin die omstandigheid zich niet heeft voorgedaan en waarin de werknemer het volledige aangiftetijdvak in dienstbetrekking tot de desbetreffende werkgever stond.
2. Indien er geen voorafgaand aangiftetijdvak als bedoeld in het eerste lid is, wordt bij de berekening van het dagloon, bedoeld in artikel 16, eerste lid, het loon in aanmerking genomen bij dezelfde werkgever over het aangiftetijdvak direct na afloop van dat verlof of die ziekte, indien:
a. dat aangiftetijdvak geheel gelegen is in de referteperiode, en
b. de werknemer gedurende het volledige aangiftetijdvak in dienstbetrekking tot de desbetreffende werkgever stond.
3. Indien er geen aangiftetijdvak is als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt voor ieder in de referteperiode gelegen aangiftetijdvak waarin door de werknemer geen of minder loon is genoten in verband met de in het eerste lid genoemde omstandigheden, bij de berekening van het dagloon het per aangiftetijdvak geldende overeengekomen loon in aanmerking genomen.
4. Dit artikel blijft buiten toepassing indien:
a. de toepassing van dit artikel leidt tot een lager dagloon, of
b. gedurende het aangiftetijdvak, bedoeld in het eerste lid, het te vervangen loon mede bestaat uit een uitkering in verband met de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid.
8. Conform artikel 12, van de Wet WIA wordt onder loon verstaan het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: SV-loon). Eiser heeft in beroep aangegeven in de periode van januari tot en met mei 2016 minder loon te hebben genoten door verlof en ziekte. De rechtbank maakt uit het dossier op dat eiser minder SV-loon heeft ontvangen, omdat hij minder of geen toeslagen heeft kunnen krijgen, nu hij minder of niet aan het werk was. De rechtbank acht de stelling van eiser aannemelijk, omdat het SV-loon per maand van eiser vanaf januari 2016 tot mei 2016 kenmerkend lager is dan het SV-loon per maand over de periode van juni 2015 tot december 2015.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat eiser over de periode juni 2015 tot december 2015 niet zoals voor hem gebruikelijk gewerkt heeft, en daarmee ook zijn volledige loon heeft ontvangen. Dit is niet gesteld, en ook niet gebleken. Over die periode merkt de rechtbank op dat het SV-loon per maand niet een vast bedrag is. De rechtbank acht artikel 17, eerste lid, van het Dagloonbesluit niet toepasbaar, vanwege het wisselende SV-loon per maand. In dat geval zou toepassing van het eerste lid begunstigend werken voor iemand die in het voorafgaande aangiftetijdvak een hoger dan gebruikelijk SV-loon heeft verdiend, en benadelend voor iemand die in het voorafgaande tijdvak een lager dan gebruikelijk SV-loon heeft verdiend. Dit vindt de rechtbank onwenselijk. Artikel 17, tweede lid, van het Dagloonbesluit is niet van toepassing, omdat er binnen de referteperiode geen tijdvak is na de tijdvakken waarin eiser verlof had, of ziek was.
10. Bij toepassing van artikel 17, derde lid, van het Dagloonbesluit wordt in de plaats van het genoten loon gerekend met het over dat tijdvak geldende overeengekomen loon. Eiser heeft in de referteperiode zijn reguliere loon, aangevuld met toeslagen voor diensturen op zaterdag of zondag en vergoeding voor overuren ontvangen. Tijdens ziekte heeft eiser loon, aangevuld tot 100% met overuren tijdens ziekte ontvangen conform CAO [1] . Dit loon, genoten in het refertejaar, dient te worden aangemerkt als het overeengekomen loon.
11. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat eiser over de periode januari 2016 tot en met mei 2016 niet het overeengekomen loon heeft ontvangen. Eiser heeft niet gesteld, en ook is niet gebleken dat hij het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen loon in de referteperiode niet heeft ontvangen. De rechtbank ziet namelijk geen reden om aan te nemen dat eiser naast het ontvangen loon ook recht had op een vast bedrag aan toeslag. Dat eiser door verlof of ziekte minder diensturen op zaterdag en/of zondag heeft gewerkt, en daarom minder toeslag heeft ontvangen dan voor hem gebruikelijk, kan voor de rechtbank hierin geen rol spelen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat het UWV op grond van het Dagloonbesluit het in het refertejaar per aangiftetijdvak overeengekomen loon niet juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

12. Het UWV heeft terecht het verzoek van eiser om een herziening van het dagloon per 1 juni 2021 afgewezen.
13. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wordt het door hem betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 januari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 16, van het CAO Beroepsgoederenvervoer 2014-2016.