ECLI:NL:RBNHO:2023:6231

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
15/003767-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op casino met geweld en bedreiging

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een gewapende overval op een casino heeft gepleegd. De overval vond plaats op 3 januari 2023 in Bergen (NH), waarbij een geldbedrag van € 35.090,- werd gestolen. De verdachte heeft tijdens de overval een vuurwapen gebruikt en meerdere slachtoffers bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, en aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 2.030,14 moet betalen aan een slachtoffer van de overval. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/003767-23 (P)
Uitspraakdatum: 4 juli 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 juni 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 3 januari 2023 te Bergen (NH), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van € 35.090,-, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan Flash Casino, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (werkzaam bij Flash Casino) en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • een vuurwapen op/tegen het hoofd en/of de nek, althans het lichaam, van [slachtoffer 1] te houden/richten en/of (daarbij) het vuurwapen door te laden, en/of
  • met het vuurwapen (constant op/tegen haar nek gedrukt) [slachtoffer 1] het casino en/of de kluisruimte in te duwen, en/of
  • een hand op de mond van [slachtoffer 2] te drukken/duwen en/of hem van een stoel te trekken en/of hem tegen de grond te drukken en/of (daarbij) tegen hem te roepen/schreeuwen: "Gezicht naar de grond, niet kijken of ik schiet je" en/of "Liggen! Liggen! Op de grond, nu!" en/of (daarbij) een mes vast te houden, en/of
  • tegen [slachtoffer 3] te schreeuwen: "Terug naar binnen of anders krijg je een kogel!", en/of haar - met het mes en/of het vuurwapen in de hand(en) - het casino in te duwen/trekken;
Feit 2
hij op of omstreeks 3 januari 2023 te Bergen (NH), een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk Ekol, type Tuna, kaliber 6.35x16mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 3 januari 2023 te Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van € 35.090,-, dat toebehoorde aan Flash Casino, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (werkzaam bij Flash Casino) en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • een vuurwapen op/tegen het hoofd en de nek van [slachtoffer 1] te houden/richten en daarbij het vuurwapen door te laden, en
  • met het vuurwapen tegen haar nek gedrukt [slachtoffer 1] het casino en de kluisruimte in te duwen, en
  • een hand op de mond van [slachtoffer 2] te drukken/duwen en hem van een stoel te trekken en hem tegen de grond te drukken en daarbij tegen hem te roepen/schreeuwen: "Gezicht naar de grond, niet kijken of ik schiet je" en "Liggen! Liggen! Op de grond, nu!" en daarbij een mes vast te houden, en
  • tegen [slachtoffer 3] te schreeuwen: "Terug naar binnen of anders krijg je een kogel!", en haar - met het mes en/of het vuurwapen in de hand - het casino in te duwen/trekken;
Feit 2
hij op 3 januari 2023 te Bergen (NH), een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk Ekol, type Tuna, kaliber 6.35x16mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat sprake is van meerdaadse samenloop ten aanzien van feit 1 en feit 2. Door de raadsman is bepleit dat sprake is van ééndaadse samenloop, omdat de handelingen feitelijk als één geheel moeten worden gezien.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde gedragingen sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het wetboek van Strafrecht (Sr) en overweegt daartoe als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is een belangrijke voorwaarde voor ééndaadse samenloop dat sprake is van een vergelijkbare strekking van de betrokken strafbepalingen die door de bewezenverklaarde gedragingen zijn overtreden.
Artikel 312 Sr beschermt naast het belang van het vermogen – in het bijzonder het eigendom en het bezit van roerende zaken – tevens de integriteit van het menselijk lichaam.
Het beschermd belang dan wel doelstelling van de wapenwetgeving zoals neergelegd in de Wet wapens en munitie is de beheersing van het legale wapenbezit en bestrijding van het illegale wapenbezit. Het verschil in strekking van deze artikelen brengt mee dat de bewezen verklaarde gedragingen niet één feit in de zin van artikel 55, eerste lid, Sr opleveren. Om die reden is artikel 57 Sr van toepassing.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte – ondanks het uitgebrachte advies van de reclassering tot toepassing van het jeugdstrafrecht – zal worden veroordeeld volgens het volwassenenstrafrecht tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht conform het advies van de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen en in sterke mate rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman heeft erop gewezen dat de verdachte niet bekend is bij justitie en de hulpverlening en dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd vanuit armoede en een complexe en risicovolle leefomgeving.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een casino. De verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] het casino overvallen met als doel geld buit te maken. Beide verdachten werden door een derde persoon in een auto ter plaatse gebracht. Er was sprake van een vooropgezet plan, waarbij de verdachte een meer organiserende rol had. Tijdens de overval droeg de verdachte een (geladen) vuurwapen bij zich, de medeverdachte [medeverdachte 1] een mes. Hiermee hebben de verdachten een medewerker van het casino en twee bezoekers bedreigd. Dit is voor hen een uitermate beangstigende ervaring geweest. Hetgeen ook volgt uit de schriftelijke onderbouwing van door de door het slachtoffer [slachtoffer 3] gestelde psychische schade ten gevolge van de gewapende overval. Daarnaast kan deze gebeurtenis ook bij buurtbewoners die niet in het casino aanwezig waren maar die via de media of anderszins kennis hebben gekregen van deze overval, hebben bijgedragen aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een (doorgeladen) vuurwapen (brengt bovendien een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot daadwerkelijk vuurwapengebruik, zoals ook in dit geval, met alle gevolgen van dien.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat – uit oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een gevangenisstraf in aanmerking komt. Conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) – waarmee beoogd wordt soortgelijke feiten zo gelijk mogelijk te bestraffen – heeft voor een overval met (anders dan licht) geweld als oriëntatiepunt te gelden een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank heeft acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 12 juni 2023 door [naam 1] als reclasseringswerker verbonden aan Tactus Reclassering Flevoland. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht (ASR). Naar de mening van de reclassering functioneert de verdachte vermoedelijk op een licht verstandelijk beperkt niveau, heeft hij impulsief gehandeld en daarmee de risico's van zijn handelen slecht ingeschat en is de verdachte negatief beïnvloed door vrienden. Contra-indicaties zouden volgens de reclassering niet aanwezig zijn.
De rechtbank komt tot een ander oordeel dan de reclassering en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat bij een meerderjarige verdachte het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. De rechtbank kan bij wijze van uitzondering op de hoofdregel op grond van artikel 77c Sr, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De verdachte is een negentien jarige man die samen met anderen een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd. Uit het dossier volgt dat dit feit gedegen is voorbereid en dat de verdachte een leidende rol heeft gehad. Van een impulsieve daad en meeloopgedrag is volgends de rechtbank geen sprake. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding bij de verdachte onvoldoende aanwezig is. De verdachte gaat sinds 2019 niet meer naar school, er is geen sprake van werk of enige dagbesteding en de verdachte woont weliswaar bij zijn moeder, maar hij zorgt vooral voor haar in verband met ziekte. Dat de oudere zus van de verdachte hem in de gaten zal gaan houden maakt dit voor de rechtbank niet anders.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van meerdere contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank zal daarom niet afwijken van het eerder genoemde uitgangspunt dat een jongvolwassen verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte, van 31 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Dit gegeven in combinatie met de nog jonge leeftijd van de verdachte, welke vaststelling los staat van hetgeen de rechtbank heeft overwogen in het kader van de toepassing van het volwassenenstrafrecht, weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het hierboven genoemde reclasseringsrapport van 12 juni 2023 – waaronder een locatiegebod met elektronische monitoring – zal de rechtbank niet opleggen. De rechtbank acht daarbij van belang dat de verdachte gelet op zijn leeftijd de komende periode waarschijnlijk nog een ontwikkeling door zal maken. Het is dan ook de vraag of de geadviseerde bijzondere voorwaarden nog passend zijn op het moment dat de verdachte vrijkomt. De rechtbank is voorts van oordeel dat elektronische detentie niet passend is gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf. In het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan te zijner tijd in kaart worden gebracht welke voorwaarden nodig zijn om het recidiverisico te beperken. .
Op te leggen straf
Alles afwegende zal de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.030,14 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit reiskosten ter hoogte van € 7,20, parkeerkosten ter hoogte van € 1,00 en kosten ten behoeve van medicatie ter hoogte van € 21,94. De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.000,00, bestaande uit psychische schade.
De verdediging heeft de vordering niet betwist en aangegeven bereid te zijn deze te voldoen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Hierbij overweegt de rechtbank dat het uitspreken van hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte strekt tot bescherming van de rechten van de benadeelde partij. Dat is een belang dat dient te prevaleren boven eventuele belangen van de verdachte.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26 en 55 Wet Wapens en Munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.030,14, bestaande uit € 30,14 als vergoeding voor de materiële en € 2.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.030,14, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mrs. J. van Beek en E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2023.