6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een casino. De verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] het casino overvallen met als doel geld buit te maken. Beide verdachten werden door een derde persoon in een auto ter plaatse gebracht. Er was sprake van een vooropgezet plan, waarbij de verdachte een meer organiserende rol had. Tijdens de overval droeg de verdachte een (geladen) vuurwapen bij zich, de medeverdachte [medeverdachte 1] een mes. Hiermee hebben de verdachten een medewerker van het casino en twee bezoekers bedreigd. Dit is voor hen een uitermate beangstigende ervaring geweest. Hetgeen ook volgt uit de schriftelijke onderbouwing van door de door het slachtoffer [slachtoffer 3] gestelde psychische schade ten gevolge van de gewapende overval. Daarnaast kan deze gebeurtenis ook bij buurtbewoners die niet in het casino aanwezig waren maar die via de media of anderszins kennis hebben gekregen van deze overval, hebben bijgedragen aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid.
Het onbevoegd voorhanden hebben van een (doorgeladen) vuurwapen (brengt bovendien een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot daadwerkelijk vuurwapengebruik, zoals ook in dit geval, met alle gevolgen van dien.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat – uit oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een gevangenisstraf in aanmerking komt. Conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) – waarmee beoogd wordt soortgelijke feiten zo gelijk mogelijk te bestraffen – heeft voor een overval met (anders dan licht) geweld als oriëntatiepunt te gelden een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank heeft acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 12 juni 2023 door [naam 1] als reclasseringswerker verbonden aan Tactus Reclassering Flevoland. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht (ASR). Naar de mening van de reclassering functioneert de verdachte vermoedelijk op een licht verstandelijk beperkt niveau, heeft hij impulsief gehandeld en daarmee de risico's van zijn handelen slecht ingeschat en is de verdachte negatief beïnvloed door vrienden. Contra-indicaties zouden volgens de reclassering niet aanwezig zijn.
De rechtbank komt tot een ander oordeel dan de reclassering en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat bij een meerderjarige verdachte het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. De rechtbank kan bij wijze van uitzondering op de hoofdregel op grond van artikel 77c Sr, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De verdachte is een negentien jarige man die samen met anderen een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd. Uit het dossier volgt dat dit feit gedegen is voorbereid en dat de verdachte een leidende rol heeft gehad. Van een impulsieve daad en meeloopgedrag is volgends de rechtbank geen sprake. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding bij de verdachte onvoldoende aanwezig is. De verdachte gaat sinds 2019 niet meer naar school, er is geen sprake van werk of enige dagbesteding en de verdachte woont weliswaar bij zijn moeder, maar hij zorgt vooral voor haar in verband met ziekte. Dat de oudere zus van de verdachte hem in de gaten zal gaan houden maakt dit voor de rechtbank niet anders.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van meerdere contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank zal daarom niet afwijken van het eerder genoemde uitgangspunt dat een jongvolwassen verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte, van 31 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Dit gegeven in combinatie met de nog jonge leeftijd van de verdachte, welke vaststelling los staat van hetgeen de rechtbank heeft overwogen in het kader van de toepassing van het volwassenenstrafrecht, weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het hierboven genoemde reclasseringsrapport van 12 juni 2023 – waaronder een locatiegebod met elektronische monitoring – zal de rechtbank niet opleggen. De rechtbank acht daarbij van belang dat de verdachte gelet op zijn leeftijd de komende periode waarschijnlijk nog een ontwikkeling door zal maken. Het is dan ook de vraag of de geadviseerde bijzondere voorwaarden nog passend zijn op het moment dat de verdachte vrijkomt. De rechtbank is voorts van oordeel dat elektronische detentie niet passend is gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf. In het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan te zijner tijd in kaart worden gebracht welke voorwaarden nodig zijn om het recidiverisico te beperken. .
Op te leggen straf
Alles afwegende zal de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.