ECLI:NL:RBNHO:2023:6206

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/15/340266 / KG ZA 23-277
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing met minderjarige kinderen en gezagskwesties in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen. De man vorderde dat de vrouw zou worden verboden om met de kinderen naar het buitenland te verhuizen en dat zij binnen drie dagen na betekening van het vonnis met de kinderen zou terugverhuizen naar Nederland. De vrouw had zonder toestemming van de man met de kinderen naar [land] verhuisd, wat in strijd was met het gezamenlijk gezag. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw de kinderen zonder overleg had meegenomen, wat de spoedeisendheid van de vorderingen van de man onderstreepte. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis terug te verhuizen en heeft een verbod opgelegd om met de kinderen naar het buitenland te verhuizen. Tevens is er een dwangsom van € 250,-- per dag opgelegd voor het geval de vrouw niet aan de uitspraak voldoet, met een maximum van € 50.000,--. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat het in hun belang is om terug te keren naar hun vertrouwde omgeving. De vrouw had niet voldoende onderbouwd dat het voor haar en de kinderen onveilig zou zijn om terug te keren. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/340266 / KG ZA 23-277
Vonnis in kort geding van 19 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats]
,
eiser,
advocaat mr. Z. Taspinar te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
verblijvende te [land] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.K. de Blieck-Willemsen te Vaassen.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen van 9 juni 2023;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2023;
  • het bericht, met bijlagen, van de advocaat van de man, van 12 juni 2023, ingekomen op 13 juni 2023;
  • het bericht, met bijlage, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 14 juni 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023
.Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Voor de man was als tolk in de Turkse taal aanwezig, [tolk] .

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die is geëindigd eind 2020. Uit deze relatie zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1], op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
  • [de minderjarige 2], op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.2.
De man heeft de kinderen erkend. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
3. Het geschil
3.1.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw verbiedt om met de kinderen naar het buitenland, in het bijzonder [land] , te verhuizen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag(deel) dat de vrouw dit verbod na de betekening van het in deze te wijzen vonnis overtreedt, met een maximum aan de man te verbeuren dwangsommen van € 50.000,--.
II. Voor zover de vrouw is verhuisd:
Primair: de vrouw te gebieden binnen drie dagen na betekenis van het vonnis, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter juist acht, terug te verhuizen naar [plaats] en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig wordt gewijzigd naar de man als de vrouw niet binnen drie dagen na betekening van het vonnis, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter juist acht, is terugverhuisd naar [plaats] , alsmede te bepalen dat als de vrouw weigert om de kinderen aan de man af te geven, zij een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag(deel) dat het vonnis overtreedt, na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, verbeurt, met een maximum aan door de vrouw aan de man te verbeuren dwangsommen van € 50.000,--;
Subsidair: de vrouw te gebieden binnen drie dagen na betekening van het vonnis, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter juist acht, terug te verhuizen naar [plaats] , een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 250,-- per dag(deel) dat de vrouw het in deze te wijzen vonnis overtreedt, met een maximum aan door de vrouw aan de man te verbeuren dwangsommen van
€ 50.000,--;
III. De vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
Na beëindiging van de relatie hebben partijen overeenstemming bereikt over een zorgregeling, waarbij de oudste dochter van partijen elke dinsdag van 17.00 uur tot en met 20.00 uur en elke vrijdag van 17.00 uur tot zaterdag 20.00 uur bij de man zou verblijven, alsmede de helft van de feestdagen. Ten aanzien van de jongste dochter van partijen hebben zij afgesproken dat zij elke dinsdag en vrijdag van 17.00 uur tot 20.00 uur bij de man zou verblijven. Ondanks de duidelijke afspraken tussen partijen heeft de vrouw medio november 2021 middels haar advocaat laten weten dat zij naar [land] wenst te verhuizen. De man heeft hier geen toestemming voor gegeven, nu deze verhuizing het contact tussen hem en de kinderen dermate zal beperken en de vrouw geenszins de noodzaak van een verhuizing aannemelijk heeft gemaakt. De vrouw heeft vervolgens het contact tussen hem en de kinderen opgeschort. De man was genoodzaakt om een kort geding op te starten. De behandeling heeft op 30 december 2021 plaatsgevonden, waarbij de vrouw voorafgaand aan de zitting de formulieren tot gezamenlijk gezag heeft overgelegd. Ten aanzien van de zorgregeling hebben partijen ter zitting afspraken gemaakt en is het verbod tot uitreizen bij gebrek aan belang afgewezen, omdat de vrouw had verklaard dat zij geen plannen meer had om met de kinderen naar [land] te gaan. Gebleken is dat de vrouw per 31 mei 2023 toch met de kinderen is vertrokken naar [land] . De advocaat van de man heeft de vrouw aangeschreven om terug te keren naar Nederland. Hierop is door de vrouw geen reactie gegeven.
De man meent dat een verhuizing niet in het belang is van de kinderen. De man maakt zich ernstig zorgen om het welzijn van de kinderen, nu de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd en niet meer naar school worden gebracht.
3.3.
De vrouw voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de man moeten worden afgewezen.
De vrouw betwist dat een verhuizing naar [land] zorgt voor een beperkt contact tussen de man en de kinderen. De vrouw is bereid om de kinderen elke zondag naar de man te brengen. De omgang tussen de man en de kinderen wordt dus niet verhinderd. Ook meent de vrouw dat de man haar toestemming heeft gegeven om met de kinderen te verhuizen. Daarnaast betwist de vrouw dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd omdat zij niet meer naar school gaan. De kinderen staan ingeschreven op een school en kunnen vanaf het nieuwe jaar beginnen. Volgens de leerplichtwetten in [land] is een kind vanaf de leeftijd van 6 jaar leerplichtig. Daarnaast is de vrouw van mening dat het niet in het belang is van de kinderen om terug te keren naar [plaats] . De man kan de verzorging van de kinderen niet aan. Hij stelt zelf dat de kinderen in de zomervakantie geen drie weken bij hem kunnen verblijven, omdat zijn financiële situatie dat niet toelaat en zijn woning ongeschikt is. Ook gebruikt de man drugs en kan hij onder invloed daarvan de kinderen in ernstig gevaar brengen. De vrouw heeft haar leven in [land] goed op de rit. Zij heeft een baan in [land] en goed en ruim onderdak bij haar zus. De vrouw houdt de man op de hoogte van de activiteiten van de kinderen, ondanks dat de man hierop niet reageert. De vrouw is in Nederland regelmatig door de man lastiggevallen en heeft hij haar recentelijk nog bedreigd. De vrouw meent dat zij met de kinderen niet terug kan keren naar de woning van haar ouders, nu haar vader ernstig ziek is en de drukte in huis niet aankan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Op grond van artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De omstandigheid dat de vrouw zonder toestemming van de man met de kinderen is verhuisd en daarmee in strijd handelt met het gezamenlijk gezag van partijen, is voldoende om de spoedeisendheid van de vorderingen aan te nemen.
verhuisverbod/gebod terugverhuizen
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het gezag over de kinderen door partijen gezamenlijk wordt uitgeoefend. Dit betekent dat partijen belangrijke beslissingen, zoals een verhuizing, alleen gezamenlijk kunnen nemen en gehouden zijn om, voorafgaand aan het nemen van een dergelijke beslissing, met elkaar te overleggen. In ieder geval is voor een dergelijke beslissing toestemming van de andere gezaghebbende ouder nodig. Vast is komen te staan dat de vrouw zonder toestemming van de man met de kinderen is verhuisd naar [land]
.Nu de benodigde toestemming door de man (nog) niet is verleend zal de vrouw vervangende toestemming moeten verzoeken in een bodemprocedure op de voet van artikel 1:253a BW.
Een kort gedingsprocedure, waarin tijdelijke ordemaatregelen worden getroffen, leent zich in beginsel immers niet voor een inhoudelijk oordeel over de vraag die betrekking heeft op een eenzijdige beslissing van de moeder om kennelijk permanent te verhuizen met de kinderen, terwijl beide ouders met het gezag over de kinderen zijn belast. Bij verhuizingen, zeker als deze die ziet op een verhuizing op grote afstand, is het gebruikelijk dat de Raad voor de Kinderbescherming daarbij als informant wordt betrokken, dan wel hem wordt verzocht om onderzoek te doen. Ook worden dergelijke zaken merendeels door de meervoudige kamer van de rechtbank behandeld. Op de zitting is vast komen staan dat de vrouw een dergelijk verzoek inmiddels heeft ingediend.
4.4.
Nu vaststaat dat de vrouw zonder voorafgaande toestemming van de man, dan wel vervangende toestemming van de rechtbank, met de kinderen naar [land] is verhuisd en dus de woonplaats van de kinderen heeft gewijzigd, dient de vrouw met de kinderen derhalve in beginsel terug te verhuizen en alsnog de juiste juridische weg te bewandelen voor het verkrijgen van vervangende toestemming, als door haar gewenst. Dit is slechts anders indien blijkt dat het voor de vrouw en de kinderen te onveilig is om terug te verhuizen of het terugverhuizen met de kinderen om andere dringende redenen niet van haar kan worden gevergd.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw dit niet aannemelijk gemaakt. Onvoldoende is gebleken dat het voor de vrouw en de kinderen niet veilig is om terug te keren naar [plaats] . De stelling van de vrouw dat de man drugs gebruikt en haar bedreigt en lastigvalt heeft zij niet, althans onvoldoende geconcretiseerd, onderbouwd. Dat geldt eveneens voor haar stelling dat zij niet kan terugkeren naar haar ouders in [plaats] . Daarentegen staat vast dat de kinderen thans zonder kenbaar redelijke grond uit hun bekende omgeving en dagelijkse ritme zijn gehaald, op dit moment niet naar school gaan, zoals voor hen gebruikelijk was en de zwemles wordt gemist, terwijl dit een en ander in hun belang wordt geacht. De overige argumenten die zijdens de vrouw naar voren zijn gebracht kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
4.6.
De voorzieningenrechter acht het van belang dat de kinderen op zo kort mogelijke termijn naar [plaats] teruggaan en zal de moeder gelet daarop veroordelen om binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis met de kinderen naar [plaats] terug te verhuizen. Ook het gevraagde verbod aan de vrouw om met de kinderen naar het buitenland te verhuizen zal worden toegewezen. De maatregelen gelden totdat anderszins is beslist in een bodemprocedure.
voorlopige toevertrouwing
4.7.
De man heeft tevens gevorderd de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij hem te bepalen, op het moment dat de vrouw niet binnen drie dagen na betekening van het vonnis, dan wel een termijn die de voorzieningenrechter juist acht, is terugverhuisd naar [plaats] . De voorzieningenrechter begrijpt dat de man in het kader van het kort geding de voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan hem vordert. De voorzieningenrechter zal deze vordering onder de gestelde voorwaarde toewijzen en hieraan een dwangsom verbinden, zoals door de man is gevorderd. De stelling van de vrouw dat de man niet voor de kinderen kan zorgen wordt gepasseerd nu deze niet althans onvoldoende is geconcretiseerd en onderbouwd.
dwangsom
4.8.
Aangezien de vrouw zonder enig overleg met de man kennelijk willens en wetens samen met de kinderen is verhuisd, nu zij ter zitting van 30 december 2021 – daarover gesproken - uitdrukkelijk heeft aangegeven dat terugverhuizen voor haar geen optie is, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om aan de veroordeling tot terug verhuizing en het verbod te verhuizen een dwangsom te verbinden. De gevorderde dwangsom zal dan ook worden toegewezen.
kosten van het geding
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt/veroordeelt de vrouw om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met de kinderen terug te verhuizen naar [plaats]
en
bepaalt dat de kinderen aan de man worden toevertrouwd als de vrouw met de kinderen niet binnen drie dagen na betekening van het vonnis is terugverhuisd naar [plaats] , in dat geval met bevel tot afgifte van de kinderen aan de man;
5.2.
verbiedt de vrouw met de kinderen te verhuizen naar het buitenland, in het bijzonder [land] ;
5.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,-- per dag(deel) dat de vrouw niet aan de in 5.1. en/of 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum is bereikt van € 50.000,--;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf MSM en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 19 juni 2023.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.