In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van Albert Heijn B.V. tegen de afwijzing van haar aanvraag voor compensatie van de betaalde transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, omdat deze niet binnen de vereiste termijn van zes maanden na betaling van de transitievergoeding was ingediend. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, waaronder de hoorplicht in bezwaar en de toepassing van de termijn van zes maanden. Eiseres stelt dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze te geven en dat de termijn van zes maanden onevenredige gevolgen heeft. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet is gehoord, maar dat dit gebrek niet leidt tot schending van haar belangen. De rechtbank concludeert dat de aanvraag te laat is ingediend en dat de gevolgen van de termijn niet onredelijk zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan eiseres.