ECLI:NL:RBNHO:2023:6150

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
HAA 22/5691
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering startperiode met behoud van WW-uitkering door UWV; beoordeling van zelfstandigheid aan de hand van LinkedIn-bericht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. V.C.D. Klaassen, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. K. Aït-Moha. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een startperiode met behoud van haar WW-uitkering, maar deze aanvraag werd door het UWV afgewezen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het beroep dat eiseres had ingesteld tegen deze afwijzing.

Eiseres, die eerder werkzaam was als Global HR Director, had haar dienstverband per 3 januari 2022 beëindigd en ontving vanaf die datum een WW-uitkering. Op 5 januari 2022 plaatste zij een bericht op LinkedIn waarin zij aankondigde een eigen bedrijf te willen starten. Het UWV concludeerde op basis van dit bericht dat eiseres al als zelfstandige was begonnen en weigerde haar aanvraag voor een startperiode. Eiseres betwistte deze conclusie en stelde dat zij zich aan de regels had gehouden en geen opdrachten had binnengehaald.

De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres al als zelfstandige was begonnen. Het LinkedIn-bericht op zich was niet voldoende bewijs voor de aanvang van de werkzaamheden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om opnieuw te onderzoeken of eiseres recht heeft op de aangevraagde startperiode. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, Verweerder
(gemachtigde: mr. K. Aït-Moha).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 31 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij geen toestemming krijgt voor een startperiode met behoud van haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.2.
Met het bestreden besluit van 30 september 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Met een bericht van 24 april 2023 heeft eiseres aanvullende informatie aan de rechtbank gezonden.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.
2.1.
Eiseres is werkzaam geweest als Global HR Director voor een grote multinational. Met een vaststellingsovereenkomst is haar dienstverband per 3 januari 2022 geëindigd.
2.2.
Verweerder heeft eiseres met ingang van 3 januari 2022 een WW-uitkering toegekend.
2.3.
Eiseres heeft op 5 januari 2022 als “Founder of [bedrijf 1] – Coach and Consultant” een bericht geplaatst op LinkedIn. In dit bericht meldt zij in het Engels dat zij na elf prachtige jaren heeft besloten het mooie bedrijf van haar werkgever te verlaten en een eigen bedrijf te beginnen. Daarbij geeft zij aan:
“I’m following my heart and will pursue my career in Coaching, Leadership Development an HR consultancy work. With [bedrijf 1] I intend to inspire people to unlock their compassionate leadership style and use their Power to take good Care of themselves and their environment.
(…)
I will use the coming months to start this new journey and explore all the great opportunities and possible collaborations out there.”
2.4.
Op 26 januari 2022 heeft verweerder eiseres uitgenodigd voor een (telefoon-)gesprek over het voornemen van eiseres om een eigen bedrijf op te zetten. Dit gesprek heeft op 4 februari 2022 plaatsgevonden. Verweerder heeft de afspraken die daarbij zijn gemaakt in een werkplan van 4 februari 2022 aan eiseres bevestigd. In dit werkplan staat onder meer:
Wij hebben gesproken over de onderzoeksperiode en de startperiode die het UWV aanbiedt aan startende ondernemers.
De onderzoeksperiode betreft een periode van maximaal 6 weken waarin u uw onderzoek voor het zelfstandig ondernemen kan afronden, inclusief uw ondernemingsplan en financieel plan. Hierbij moet u ook denken aan verzekeringen (…) en het inschrijven bij de Kamer van Koophandel. (…) U mag geen werkzaamheden en acquisitie verrichten, alleen marktonderzoek. Na de onderzoeksperiode beoordelen wij aan de hand van uw ondernemingsplan inclusief financieel plan of u recht heeft op een startperiode.
(…)
U mag pas beginnen met de startperiode na toestemming van het UWV. In deze periode mag u alle tijd en energie in uw eigen bedrijf steken.
(…)
Wij hebben met u een onderzoeksperiode afgesproken van 14 februari 2022 tot en met 27 maart 2022.
(…)
Uiterlijk de laatste week van de onderzoeksperiode ontvangen wij uw ondernemingsplan inclusief financieel plan. Naar aanleiding hiervan zullen wij contact met u opnemen om onze beoordeling van de startperiode met u te bespreken.
2.5.
Met een besluit van 4 februari 2022 heeft verweerder eiseres toestemming gegeven om van 14 februari 2022 tot 27 maart 2022 met behoud van haar uitkering te onderzoeken of zij als zelfstandige kan starten. Daarbij heeft verweerder onder meer het volgende meegedeeld:

Wat mag niet tijdens deze onderzoeksperiode?

U mag deze periode nog niet starten als zelfstandige. U mag deze periode niet gebruiken om opdrachten binnen te halen. Bent u daar al wel aan toe? Meld dit vooraf aan uw adviseur werk. Als de onderzoeksperiode stopt, dan kan dat gevolgen hebben voor uw uitkering.

2.6.
Vervolgens heeft eiseres, als vastgelegd in het werkplan, een ondernemingsplan aan verweerder gezonden. Met een brief van 17 maart 2022 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij graag meer onderbouwing ziet op het punt 2.3.1 Marktontwikkeling, omdat “van wat ik hoor” op dat punt niet voldoende is.
2.7.
Daarop heeft eiseres verweerder een aangepast ondernemingsplan gestuurd. In dat ondernemingsplan heeft eiseres bij 2.3.1 aangegeven dat zij al zeker vijf keer is benaderd voor werk sinds zij op LinkedIn een bericht heeft geplaatst dat zij voor zichzelf gaat beginnen als coach en consultant. Daaraan heeft zij toegevoegd:
[bedrijf 2] wil graag met me samenwerken op het gebied van purposeful brands. [bedrijf 3] wil graag co-facilitation doen op leadership trajecten en individuen hebben al gevraagd of ik ze tzt (wanneer ik zover ben) wil gaan coachen. De HR opdrachten liggen letterlijk aan mijn voeten als ik zou willen, op LinkedIn zie ik eindeloos veel HR vacatures op interim basis die maar niet vervuld worden. Ik ben dus niet bang om zonder werk te zitten, eerder dat ik tegen de juiste opdrachten ja zeg die me dichter bij mijn doel brengen.
Op de vraag wat zij gaat doen aan promotie heeft eiseres in het ondernemingsplan het volgende geantwoord:
Ik zal voornamelijk het platform op LinkedIn gaan gebruiken aangezien mijn bereik daar vrij groot is (50k views per week). Verder hoop ik op mond op mond reclame en zal ik me via mensen uit mijn netwerk aan hun bedrijven verhuren.
2.8.
Met het primaire besluit heeft verweerder daarna de aanvraag van eiseres om toestemming voor een startperiode afgewezen omdat eiseres zonder toestemming voor een startperiode al als zelfstandige was begonnen.
2.9.
Met een brief van 5 april 2022 heeft verweerder eiseres vervolgens uitgenodigd om op 7 april 2022 opnieuw te spreken over zelfstandig ondernemen. In een update van het werkplan van die datum staat dat verweerder eiseres in dat gesprek heeft meegedeeld dat het bericht op LinkedIn de reden is geweest om de aanvraag om een startperiode af te wijzen.
2.10.
In bezwaar is verweerder bij deze afwijzing gebleven. Daarbij heeft verweerder het volgende overwogen. Eiseres heeft geïnvesteerd in een verbouwing van haar huis, met als doel vanuit huis te kunnen gaan werken. Ook heeft eiseres zich in 2021 ingeschreven in het handelsregister. Dit zijn aanwijzingen dat de onderneming van eiseres al was gestart. De belangrijkste aanwijzing dat het bedrijf al was gestart, is echter het bericht dat eiseres op 5 januari 2022 op LinkedIn heeft geplaatst. De impact van dit bericht is groot, met name vanwege het grote bereik dat eiseres op LinkedIn heeft. Het geheel van deze gegevens is reden te oordelen dat de werkzaamheden van eiseres al voor 28 maart 2022 een aanvang hadden genomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht is gebleven bij het besluit om eiseres geen toestemming te geven voor een startperiode. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Verweerder heeft niet voldoende gemotiveerd dat de werkzaamheden van eiseres als zelfstandige al voor de beslissing op de aanvraag een aanvang hadden genomen. Het bericht dat eiseres op 5 januari 2022 op LinkedIn plaatste, is niet voldoende om tot die conclusie te komen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader:
5. Artikel 77a, eerste lid, WW bepaalt dat verweerder een werknemer toestemming kan verlenen om gedurende 26 kalenderweken werkzaamheden als zelfstandige te verrichten. Voor de toestemming moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Een van de voorwaarden is dat de werkzaamheden nog geen aanvang hebben genomen. [1] De werknemer aan wie deze toestemming is verleend wordt geacht werknemer te zijn en te blijven zolang die toestemming duurt.
Hadden de werkzaamheden al een aanvang genomen?
5.1.
Eiseres betoogt dat zij ten tijde van de afwijzing nog niet was begonnen als zelfstandige en voert het volgende aan. Eiseres heeft de periode voor het primaire besluit niet gebruikt om opdrachten binnen te halen. Zij was zich zeer bewust van de regels en heeft alleen het ondernemingsplan geschreven. Er is ook geen sprake geweest van inkomsten die voortvloeien uit werkzaamheden die vooraf gingen aan de startperiode.
Dat eiseres zich in de zomer van 2021 heeft ingeschreven als zelfstandige was alleen een stok achter de deur om in de nabije toekomst zelfstandig ondernemer te worden. Het zegt niets over het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige.
Eiseres heeft het bericht op LinkedIn geplaatst omdat het vreemd zou zijn te laten staan dat zij bij haar voormalig werkgever werkte, ook omdat daar inmiddels iemand anders haar rol vervulde. In het bericht heeft eiseres alleen bedankt voor de mooie jaren en gemeld wat de reden voor de verandering was. Dat is wat veel mensen doen. Het gaat om een bericht dat in twee minuten is gemaakt. Dat voelde niet als acquisitie. Door een duidelijk plan aan te kondigen wilde zij eventuele twijfel over de reden van haar vertrek wegnemen. Zij heeft echter ook duidelijk aangegeven dat zij de komende maanden zou gaan gebruiken als onderzoeksperiode. Dat is precies wat zij met verweerder heeft afgesproken en waarvoor toestemming is gegeven. Puur omdat eiseres van verweerder de markt moest onderzoeken heeft zij in het ondernemingsplan gerefereerd aan het bericht op LinkedIn.
Eiseres wilde ook niet eerder dan per mei 2022 beginnen. Zij was vermoeid, zowel door het gebrek aan nachtrust als door emoties. De dochter van haar beste vriendin was net overleden. Ook moest er eerst een verbouwing en verhuizing worden afgerond voordat eiseres weer tijd had om aan het werk te gaan. Die verbouwing stond los van de onderneming van eiseres.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toestemming voor een startperiode terecht is afgewezen en voert het volgende aan. De verbouwing van het huis en de inschrijving in het handelsregister liggen niet (meer) ten grondslag aan de afwijzing. In bezwaar is ten onrechte op deze gronden ingegaan. Het voeren van acquisitie is de afwijzingsgrond.
Eén van de vereisten voor een toekenning van een startersperiode is dat de werkzaamheden nog geen aanvang hebben genomen. Het voeren van acquisitie tijdens de onderzoeksperiode wordt gezien als het uitvoeren van werkzaamheden. Dit is eiseres tevoren ook meegedeeld. Het bericht op LinkedIn is wel degelijk promotie voor het bedrijf van eiseres. Het feit dat er vijf keer op gereageerd is, geeft aan dat anderen het bericht ook zagen als acquisitie. Het argument dat het bericht geplaatst is om te voorkomen dat eiseres een gat in haar CV zou hebben doet daar niet aan af, omdat het gat in de CV voor rekening van eiseres komt. Ook spreekt eiseres in haar beroepschrift over een website. Het feit dat die website er was, is ook al acquisitie.
5.3.1.
Het betoog van eiseres slaagt. De rechtbank is van oordeel dat het bericht van eiseres op LinkedIn van 5 januari 2022 niet voldoende is om te concluderen dat de werkzaamheden van eiseres in de uitoefening van haar bedrijf op de datum van het primaire besluit al een aanvang hadden genomen.
5.3.2.
In het LinkedIn-bericht van 5 januari 2022 heeft eiseres zich aan haar relaties gepresenteerd als oprichter van haar eigen coachingsbedrijf en heeft zij de naam en missie van deze onderneming uiteengezet. Ook heeft zij aangegeven de kansen en de mogelijke samenwerkingen te gaan onderzoeken. Daarmee is het bericht niet alleen een mededeling van haar vertrek bij de voormalig werkgever, maar heeft het ook wervende elementen. Dat kan ook blijken uit het feit dat naar aanleiding van het bericht twee mogelijke opdrachtgevers contact hebben opgenomen met eiseres.
5.3.3.
De inhoud van het bericht en de reacties daarop maken echter niet dat de werkzaamheden als zelfstandige een aanvang hadden genomen. Dat eiseres in de periode tot het primaire besluit enige opvolging heeft gegeven aan de interesse van de twee mogelijke opdrachtgevers, bijvoorbeeld in de vorm van gesprekken, is niet gebleken. Ook in bredere zin is niet duidelijk geworden dat eiseres zich in de periode van 6 januari 2022 tot 31 maart 2022 heeft bezig gehouden met acquisitie. Verweerder heeft eiseres na 5 januari 2022 meegedeeld dat zij zich in aanloop na een startperiode moest onthouden van acquisitie. Eiseres heeft steeds gezegd dat zij zich zeer strikt aan die instructie heeft gehouden. Dat zij dat niet heeft gedaan heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank neemt daarom aan dat in de periode na 5 januari 2022 geen actieve acquisitie heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat niet aannemelijk is dat eiseres, als door verweerder gesteld, in deze periode een website voor haar onderneming had. Uit stukken van eiseres komt naar voren dat deze website niet eerder dan in juli 2022 online is gegaan.
5.3.4.
Omdat het bericht op LinkedIn slechts deels wervend van inhoud was en omdat niet is gebleken dat eiseres dit bericht voor het primaire besluit heeft opgevolgd met verdere acquisitie kan het eenmalige bericht van 5 januari 2022 naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als het moment van aanvang van de werkzaamheden als zelfstandige.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat haar hiervoor niet voldoende gegevens bekend zijn. Voor toestemming voor een startperiode gelden naast het moment van aanvang van de werkzaamheden nog andere voorwaarden die geen onderwerp waren van deze beroepsprocedure. Gelet op de aard en omvang van het door verweerder nog te verrichten nader onderzoek, ziet de rechtbank ook geen ruimte voor toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (de bestuurlijke lus). Verweerder moet opnieuw onderzoek doen en op basis daarvan moet verweerder een beslissing op bezwaar nemen. Daarbij moet verweerder deze uitspraak in acht nemen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder de proceskosten in het beroep vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-. De bijstand van de gemachtigde in de beroepsprocedure geeft twee punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting). Die punten hebben een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 30 september 2022;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Hoogkamer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 77 a, eerste lid, aanhef en onder b van de WW.