ECLI:NL:RBNHO:2023:6146

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10543140 \ CV EXPL 23-3523
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplichten bij koop op afstand en gevolgen van schending

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 106,15, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van de precontractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek getoetst. De eisende partij heeft voldoende aangetoond dat aan de precontractuele informatieplichten is voldaan, maar niet aan de contractuele informatieplicht, omdat essentiële informatie zoals het telefoonnummer en e-mailadres ontbraken in de bestelbevestiging.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schending van de informatieplichten gevolgen moet hebben, en heeft de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, waardoor de toewijsbare hoofdsom is vastgesteld op € 79,61. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd van de aanmaning. De wettelijke rente is toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10543140 \ CV EXPL 23-3523
Uitspraakdatum: 28 juni 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De vennootschap naar vreemd recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 106,15, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
2.4.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Hetzelfde geldt voor de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.5.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat deze is nagekomen. Zij heeft enkel verwezen naar de overgelegde bestelbevestiging en facturen maar deze stukken bevatten niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Informatie over het telefoonnummer, het e-mailadres van de webshop en het herroepingsrecht ontbreekt. De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet onderbouwd met stukken.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten artikel 15.4 van de algemene voorwaarden van de Nederlandse Thuiswinkel Organisatie en artikel 3.3 van de algemene voorwaarden van Zalando, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 106,15, een bedrag van € 79,61 (€ 106,15 x 0,75) toewijsbaar.
2.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres.
2.11.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 79,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter