ECLI:NL:RBNHO:2023:6140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10301136 \ WM VERZ 23-87
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor snorfietser die rijbaan niet gebruikte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan een snorfietser. De betrokkene had een boete gekregen omdat hij als snorfietser de rijbaan niet gebruikte, terwijl er geen bromfietspad aanwezig was. De betrokkene stelde dat hij op zijn route geen verbodsborden had gezien en voerde aan dat de bebording niet duidelijk was. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de gemachtigde van de betrokkene was niet verschenen. De officier van justitie handhaafde de beslissing en stelde dat de verbalisant de bebording had gecontroleerd.

De kantonrechter heeft na het raadplegen van topografisch materiaal via Google Maps vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene de gedraging had verricht. De kantonrechter oordeelde dat de verbalisant onvoldoende toelichting had gegeven op de bebording en dat de aanvullende informatie niet voldoende was om te concluderen dat de betrokkene op de door hem gereden route bebording had gezien die aangaf dat hij daar niet mocht rijden. De kantonrechter gaf de betrokkene het voordeel van de twijfel en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete werden vernietigd.

Daarnaast werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op een totaalbedrag van € 866,25. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10301136 \ WM VERZ 23-87
CJIB-nummer : 246547671
Uitspraakdatum : 17 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Ter zitting stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanvullend dat de verbalisant fysiek aanwezig was tijdens het constateren van de gedraging van betrokkene en zij er daarom op basis van vaste jurisprudentie van uitgaat dat de bebording van te voren is gecontroleerd door de verbalisant.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: Als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt langs de door hem gereden route geen bord te hebben aangetroffen en verwijst naar de meegezonden fotoafdrukken van GoogleMaps en de daarop aangegeven rijroute.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“Het proces-verbaal is geschreven om 14:07 op de Haven te Volendam. Op deze locatie geld 24 uur per dag, 7 dagen per week een voetgangersgebied, uitgezonderd zondag tot en met vrijdag tussen 06:00 uur en 11:00 uur. In deze tijd is het mogelijk voor bedrijven om te laden of lossen. Toen ik betrokkene staande hield vroeg ik waarom meneer in het voetgangersgebied reedt, ik citeer de verklaring van meneer:”Niet over nagedacht”…”.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat het de kantonrechter, na het raadplegen van het openbaar toegankelijk topografisch materiaal via GoogleMaps, Street View d.d. augustus 2020, onvoldoende is gebleken dat betrokkene op de door hem geduide route een bord zou zijn tegengekomen.
Gelet op het van meet af aan gevoerde verweer van betrokkene met betrekking tot de bebording, was een nadere toelichting van de verbalisant op zijn plaats geweest. De door de verbalisant gegeven aanvullende informatie van 4 februari 2022 acht de kantonrechter niet voldoende om te kunnen vaststellen dat betrokkene op de door hem gereden route bebording is tegengekomen waaruit blijkt dat hij daar niet mocht rijden. Waar op de Dijk de toegang voor bromfietsen met het bord C13 verboden wordt, is dit bij de door betrokkene gevolgde route over het Zuideinde onderlangs de Dijk niet het geval. Daar ontbreekt het bord C13. Daar waar betrokkene stelt de Dijk opgereden te zijn, staan geen verbodsborden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan daarom niet met zekerheid worden gesteld dat de gedraging is begaan. De kantonrechter ziet thans geen reden om de officier van justitie nog in de gelegenheid te stellen om een nader proces-verbaal te overleggen, omdat de officier die gelegenheid al voldoende heeft gehad. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 866,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 418,50 (1 punten voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 866,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: