In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de kentekenhouder wegens het overschrijden van de snelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene, die het niet eens was met de opgelegde boete, heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 7 maart 2023 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, betrof het rijden van 9 km per uur boven de toegestane snelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de overtreding verhuurd was en dat hij daarom niet aansprakelijk zou moeten zijn. Volgens artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) is de kentekenhouder aansprakelijk, tenzij zich een van de uitzonderingen in artikel 8 WAHV voordoet. Een van deze uitzonderingen betreft het geval waarin het voertuig voor een termijn van maximaal drie maanden krachtens een schriftelijke huurovereenkomst is verhuurd, mits de huurovereenkomst wordt overgelegd.
De betrokkene heeft echter een huurovereenkomst overgelegd die op 13 juni 2019 was gesloten voor een termijn van 36 maanden, waardoor niet kon worden vastgesteld of het voertuig op 11 juni 2022 nog verhuurd was en of dit voor een termijn van niet meer dan drie maanden was. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.