ECLI:NL:RBNHO:2023:6111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
10246260 CV EXPL 23-5909
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur en stelplicht in overeenkomst tussen Youvia B.V. en vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Youvia B.V., voorheen bekend als DTG B.V., een vordering ingesteld tegen een vennootschap onder firma en haar vennoten. De vordering betreft de betaling van een factuur van € 818,42, die bestaat uit een hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er op 16 augustus 2018 een overeenkomst is gesloten tussen partijen, waarbij Youvia diensten heeft geleverd en de vennootschap onder firma de factuur niet heeft betaald. De vennootschap onder firma betwist de vordering en stelt dat zij de overeenkomst telefonisch heeft opgezegd, maar de kantonrechter oordeelt dat deze opzegging niet voldoende is onderbouwd. De kantonrechter concludeert dat de vennootschap onder firma nog steeds verplicht is om te betalen voor de geleverde diensten. Uiteindelijk wordt de vordering van Youvia gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 414,67, inclusief rente en kosten, terwijl het meer gevorderde wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10246260 \ CV EXPL 22-5909 KB
Uitspraakdatum: 15 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Youvia B.V., voorheen genaamd DTG B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Youvia
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen

1.de vennootschap onder firma [VOF]

gevestigd te [vestigingsplaats]

2. [vennoot 1] vennoot

wonende te [woonplaats 1]

3. [vennoot 2], vennoot

wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder te noemen: [vennoten] c.s.
verschenen bij gedaagde sub 2, mede namens gedaagden sub 1 en 3.

1.Het procesverloop

1.1.
Youvia heeft bij dagvaarding van 5 december 2022 een vordering tegen [vennoten] c.s. ingesteld. [vennoten] c.s. heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Youvia heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [vennoten] c.s. een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Youvia was voorheen genaamd DTG B.V. Deze naam is op 13 maart 2020 gewijzigd in de huidige naam Youvia.
2.2.
Op 16 augustus 2018 heeft DTG B.V. een orderbevestiging aan [vennoten] c.s. gestuurd voor een online profiel basis en netwerkprofiel voor een bedrag van € 298,00 exclusief btw (€ 360,58 inclusief btw). Hierbij is een ‘eenmalige korting’ van € 194,00 (exclusief btw) verleend.
2.3.
Op 24 augustus 2020 heeft Youvia [vennoten] c.s. een factuur gezonden voor bedrijfsprofiel basis en netwerkcompleet een bedrag van € 504,00 exclusief btw (€ 609,84 inclusief btw).

3.De vordering en het verweer

3.1.
Youvia vordert dat de kantonrechter [vennoten] c.s. veroordeelt tot betaling van € 818,42. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 609,84, een bedrag van € 117,09 ter zake rente tot 16 november 2022 en een bedrag van € 91,49 ter zake buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Youvia legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten betreffende het in opdracht en voor rekening van [vennoten] c.s. publiceren van het bedrijfsprofiel van [vennoten] c.s. op het netwerk van Youvia. Deze overeenkomst wordt, behoudens opzegging, jaarlijks verlengd. [vennoten] c.s. heeft de factuur van 24 augustus 2020 niet betaald. [vennoten] c.s. is in verzuim vanaf de vervaldatum van de factuur en is vanaf die datum de wettelijke handelsrente verschuldigd. De buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd op basis van artikel 6:96 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.3.
[vennoten] c.s. betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij de jaarlijkse verlenging al jaren geleden telefonisch heeft beëindigd.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die in deze zaak dient te worden beantwoord is de vraag of [vennoten] c.s. de factuur van 24 augustus 2020 moet betalen.
4.2.
De kantonrechter stelt eerst vast dat er op 16 augustus 2018 tussen partijen een overeenkomst is gesloten. Dit wordt door [vennoten] c.s. op zichzelf ook niet ontkend. [vennoten] c.s. voert wel aan dat het telefoongesprek d.d. 13 augustus 2018, dat is te horen op de USB-stick welke door Youvia is overgelegd, een heel ander gesprek is dan Youvia zegt, maar de kantonrechter kan niet anders dan concluderen dat er te horen is dat iemand bevestigt de heer [vennoten] te zijn en een overeenkomst sluit met DTG, de voorganger van Youvia. In het gesprek wordt een prijs (totaalbedrag) genoemd van 298 euro per jaar exclusief btw, met daarna een stilzwijgende verlenging met een jaar en een opzeggingstermijn van twee maanden. Vervolgens wordt door DTG een orderbevestiging verzonden aan [vennoten] c.s. gedateerd 16 augustus 2018 voor een bedrag van € 298,00 exclusief btw. Partijen hebben de overeenkomst vervolgens ook uitgevoerd. Youvia heeft werkzaamheden/diensten verricht en [vennoten] c.s. heeft haar betaald. Er is dus sprake van een overeenkomst.
4.3.
Daarnaast voert [vennoten] c.s. aan dat zij de overeenkomst telefonisch heeft opgezegd. Deze opzegging wordt door Youvia betwist. [vennoten] c.s. heeft de gestelde opzegging niet toegelicht en onderbouwd. Dat had zij wel moeten doen. De kantonrechter concludeert dan ook dat tussen partijen nog steeds een overeenkomst bestaat en dat [vennoten] c.s. Youvia moet betalen voor de verrichte werkzaamheden/diensten.
4.4.
Youvia vordert betaling van de factuur van 24 augustus 2020. In deze factuur staat een bedrag van € 504,00 exclusief btw vermeld. Dit bedrag is niet gespecificeerd. Het staat vast dat [vennoten] c.s. op 23 april 2021 aan Youvia heeft gevraagd waarom dit bedrag voor 2020 in rekening wordt gebracht, omdat zij in 2018 € 298,00 zijn overeengekomen en dat bedrag in 2019 ook in rekening is gebracht. Youvia stelt dat haar gemachtigde vervolgens op 5 mei 2021 heeft verwezen naar de e-mail van 3 december 2020. Volgens Youvia zijn in deze e-mail alle onderliggende stukken toegezonden aan [vennoten] c.s. en blijkt dat er in het jaar 2018 twee eenmalige kortingen zijn verrekend. Deze kortingen hebben volgens Youvia alleen betrekking op 2018 en niet op 2020, wat het verschil verklaart. Youvia heeft noch de e-mail van 3 december 2020 noch de genoemde onderliggende stukken overgelegd. Daarmee heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan. Gezien het verweer van [vennoten] c.s. had het op de weg van Youvia gelegen het verschil nader te verklaren of onderbouwen. Het verschil tussen 2018 (€ 298,00 exclusief btw) en 2020 (€ 504,00) is namelijk € 206,00 en dat bedrag wordt niet verklaard door de verleende ‘eenmalige korting’ van in totaal € 194,00 exclusief btw.
4.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Youvia zal toewijzen tot € 298,00 te vermeerderen met de btw, dus € 360,58 inclusief btw. Het meer gevorderde is onvoldoende onderbouwd en zal daarom worden afgewezen.
4.6.
De wettelijke handelsrente over deze hoofdsom zal worden toegewezen, zoals gevorderd, dus vanaf de vervaldatum van de factuur (7 september 2020).
4.7.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn als niet betwist toewijsbaar tot het tarief dat hoort bij de toewijsbare hoofdsom, dus tot € 54,09.
4.8.
Omdat beide partijen gedeeltelijk gelijk krijgen, zal de kantonrechter de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [vennoten] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan Youvia van € 414,67, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 360,58 vanaf 7 september 2020 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter