ECLI:NL:RBNHO:2023:6084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
15.184975.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van invoer van 320 kilo cocaïne en voorbereiding daarvan

Op 30 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 320 kilogram cocaïne op 24 mei 2021 en van voorbereidingshandelingen in de periode van 20 januari 2021 tot en met 24 mei 2021. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens openbare terechtzittingen op 7, 8 en 16 juni 2023. De officier van justitie, mr. M.A. Boheur, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Rasterhoff, pleitte voor integrale vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 mei 2021 betrokken zou zijn geweest bij de invoer van cocaïne via Schiphol, waarbij de cocaïne verborgen was in bloemendozen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger van de invoer aan te merken. De tapgesprekken en observaties gaven weliswaar aanleiding tot verdenking, maar waren niet specifiek genoeg om de rol van de verdachte bij de invoer en de voorbereidingshandelingen vast te stellen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten en heeft hij vrijspraak gekregen. De vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.184975.21
Uitspraakdatum: 30 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 juni, 8 juni en 16 juni 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [datum en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonadres verdachte].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Boheur, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, op de zitting van 10 januari 2022, ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, op verschillende plaatsen in Nederland heeft schuldig gemaakt aan:
- het medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 320 kilogram cocaïne op 24 mei 2021 (feit 1);
- het medeplegen van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen in de periode van 20 januari 2021 tot en met 24 mei 2021 om een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) opzettelijk binnen Nederland te brengen en/of te vervoeren (feit 2).
De volledige tekst van deze tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat feit 2 door de verdachte is begaan in de periode van 6 februari 2021 tot en met 24 mei 2021. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op zijn verweer zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Op 24 mei 2021 om 08:41 uur landde op Schiphol vrachtvlucht E** vanuit Quito (Ecuador) met aan boord een hoeveelheid van ongeveer 320 kilogram cocaïne, verborgen in vijf bloemendozen. De verdenking tegen de verdachte luidt dat hij zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan deze invoer. Daarnaast zou de verdachte zich in de periode van 20 januari 2021 tot en met 24 mei 2021 schuldig hebben gemaakt aan de strafbare voorbereiding en/of bevordering van de invoer van verdovende middelen. De rechtbank komt tot vrijspraak van deze twee feiten.
Op grond van het dossier en wat op de zitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 februari 2021 heeft de verdachte een aantal keer telefonisch contact gehad met medeverdachte K. Tijdens deze getapte telefoongesprekken hebben medeverdachte K en de verdachte gesproken over een aanstaande “verhuizing” en over het “uit mekaar zetten” van “die keukenkast”. Ook kan uit de telefoongesprekken, in combinatie met sms-berichten en zendmastgegevens van de bij de verdachte in gebruik zijnde telefoonnummers, worden afgeleid dat de twee verdachten elkaar die dag hebben ontmoet [..] in Leidschendam. De verdachte komt in het dossier vervolgens pas weer in beeld vanaf 22 mei 2021. Op die dag heeft hij in Hoofddorp een ontmoeting gehad met medeverdachte K en medeverdachte O. Zij zijn toen naar Rozenburg gereden, waar met handgebaren werd gewezen richting een landingsbaan van Schiphol en richting de parallel aan die landingsbaan gelegen vrachtafhandelaar [bedrijf D] bij het Rplatform. In dit verband stelt de rechtbank verder vast dat medeverdachte K en medeverdachte O in een telefoongesprek op 20 mei 2021 spraken over de afspraak om op 22 mei 2021 de “winkel” aan de “taxi” te laten zien. In een telefoongesprek tussen medeverdachte K en medeverdachte C wordt op 23 mei 2021 gesproken over een “taxi”, die wordt aangeduid als “die bolle”. Onder medeverdachte K is een mobiele telefoon in beslag genomen waarin het telefoonnummer dat bij de verdachte in gebruik was, stond opgeslagen onder de naam “Bolle Skip”.
Het dossier bevat verder diverse bevindingen over 24 mei 2021, de dag van de gepleegde invoer. Voor de beoordeling van de verdenking tegen de verdachte is relevant dat medeverdachte K en medeverdachte C die dag vanaf 7:51 uur telefoongesprekken met elkaar hebben gevoerd over de “taxi”, die op tijd moest klaarstaan, zo begrijpt de rechtbank. Om 8:01 uur heeft medeverdachte K tegen medeverdachte C gezegd dat de jongens de taxi zo gaan bellen. Om 8:18 uur heeft medeverdachte B gebeld naar het telefoonnummer eindigend op 2778. In de telefoon van medeverdachte K is een foto van een briefje aangetroffen met dit telefoonnummer en daarbij geschreven “taxi”. Nadat de douane met de controle van vlucht E** is gestart, hebben medeverdachte K en medeverdachte C om 9:08 uur en 9:25 uur opnieuw telefonisch contact over de “taxi”. In deze gesprekken vragen medeverdachte K en medeverdachte C zich af waar de “taxi” zich op dat moment bevindt en of deze nog langer moet wachten of niet. De verdachte stond die ochtend vanaf 9:09 uur onder observatie. Het observatieteam zag hem vanaf dat tijdstip in een auto geparkeerd staan bij de McDonald’s in Hoofddorp. In een volgend telefoongesprek van 9:39 uur tussen medeverdachte K en medeverdachte C bespreken zij vervolgens dat de “taxi” kan weggaan, maar in de buurt moet blijven. Het observatieteam heeft gezien dat de verdachte kort na dat telefoongesprek, om 9:40 uur contact heeft met een op dat moment onbekende man, die later is geïdentificeerd als betrokkene M. Daarna is de verdachte om 9:43 uur bij de McDonald’s weggereden naar zijn woning in Nieuw Vennep.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor gedane vaststellingen niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de op 24 mei 2021 gepleegde invoer van cocaïne en de strafbare voorbereiding of bevordering van de invoer van verdovende middelen in de daaraan voorafgaande periode. De diverse (in versluierd taalgebruik gevoerde) tapgesprekken, bezien in samenhang met de twee observaties geven weliswaar te denken en kunnen belastend worden uitgelegd, maar zijn zonder nader bewijs, dat ontbreekt, onvoldoende specifiek om daaruit conclusies te kunnen trekken over de precieze rol van de verdachte bij de invoer en de daaraan voorafgaande voorbereiding daarvan. Daarbij is allereerst van belang dat de inhoud van de tapgesprekken van 6 februari 2021 tussen de verdachte en medeverdachte K niet zodanig is dat het niet anders kan dan dat deze over de invoer van verdovende middelen gaan. Dit geldt temeer nu de verdachte in de maanden daarna, tot eind mei 2021, niet voorkomt in het dossier. Die gesprekken kunnen dus ook niet in verband worden gebracht met de in mei 2021 gepleegde invoer van ruim 320 kilogram cocaïne (feit 1). In de visie van het Openbaar Ministerie bestond de bijdrage van de verdachte aan die invoer erin dat hij het verdere vervoer vanaf de luchthaven heeft georganiseerd. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet - met een voldoende mate van zekerheid - uit de bewijsmiddelen volgt. De verdachte heeft op 22 mei 2021 in de omgeving van Schiphol weliswaar een ontmoeting gehad met medeverdachte K en medeverdachte O, maar niet duidelijk is geworden wat daar is besproken. Het dossier bevat ook onvoldoende bewijs om aan te nemen dat de hiervoor weergegeven tapgesprekken tussen de medeverdachten over de “taxi” betrekking hebben op de verdachte. In dit verband is van belang dat de persoon die als “taxi” zou fungeren kennelijk de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op 2778, terwijl het dossier geen bewijs bevat dat de verdachte de gebruiker van dit telefoonnummer is geweest, dan wel dat hij met dit telefoonnummer contact heeft gehad. De conclusie van de officier van justitie dat de verdachte als chauffeur zou zorgen voor het verdere transport van de cocaïne, dan wel dat hij als tussenpersoon heeft gefungeerd bij het vinden van een chauffeur, vindt onvoldoende steun in het dossier. Het dossier bevat daarvoor ook een contra-indicatie. Tijdens de observatie van de verdachte op 24 mei 2021 is namelijk niet waargenomen dat hij op enig moment een telefoongesprek heeft gevoerd, terwijl uit de tapgesprekken tussen medeverdachte K en medeverdachte C kan worden afgeleid dat de “taxi” in het tijdsbestek van die observatie is gebeld over het wel of niet stand-by moeten blijven. Ook strookt het vertrek van de verdachte vanaf de McDonalds in Hoofddorp naar huis niet met de wens van medeverdachte K en medeverdachte C dat de chauffeur in de buurt moest blijven. De 82 telefonische contacten tussen medeverdachte K en de verdachte in de periode van 11 februari 2021 tot en met 30 maart 2021, waarop de officier van justitie nog heeft gewezen, kunnen evenmin aan het bewijs bijdragen. Zonder te beschikken over de inhoud van die telefonische contacten en mede gelet op het feit dat medeverdachte K en de verdachte elkaar voorafgaand aan de ten laste gelegde periode al kenden, kunnen op grond daarvan geen conclusies worden getrokken over de eventuele wetenschap en rol van de verdachte.
Dit alles leidt ertoe dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en onder 2 aan hem ten laste gelegde feiten, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

4.Voorlopige hechtenis

Nu de rechtbank komt tot een integrale vrijspraak van de tenlastelegging, zal zij de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte afwijzen en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. L.L. de Vries en mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2023.
[bijlage]