ECLI:NL:RBNHO:2023:6056

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
10490804 \ CV EXPL 23-2077
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van een vordering tot betaling in een geschil tussen een handelaar en een consument met betrekking tot energieovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Budget Thuis B.V., handelend onder de naam BudgetEnergie, en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 715,78, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft ambtshalve de grondslag van de primaire vordering getoetst en vastgesteld dat deze ontbreekt. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij facturen over de maanden augustus, september en oktober 2021 onbetaald had gelaten, maar de kantonrechter concludeerde dat de eindnota van 9 november 2021 aangaf dat de gedaagde partij recht had op terugbetaling van € 197,19, wat impliceert dat er geen bedrag meer verschuldigd was aan de eisende partij.

De kantonrechter heeft verder overwogen dat de (meer) subsidiaire vorderingen ook niet toewijsbaar zijn, omdat aan de voorwaarden voor onverschuldigde betaling niet is voldaan. Er was immers een overeenkomst tussen partijen, wat de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij rechtvaardigt. De vorderingen zijn afgewezen en de proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die ongelijk heeft gekregen. De proceskosten zijn vastgesteld op nihil, aangezien de gedaagde partij niet is verschenen. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10490804 \ CV EXPL 23-2077
Uitspraakdatum: 24 mei 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Budget Thuis B.V., handelend onder de naam
BudgetEnergie,voorheen genaamd
NutsServices B.V.
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder J.J. Sikkema
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 715,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 603,81 vanaf 23 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proces- en in de nakosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230t lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij de facturen over de maanden augustus 2021, september 2021 en oktober 2021 onbetaald heeft gelaten. De onbetaald gelaten facturen zijn (uiteindelijk) gedeeltelijk verrekend met de eindnota, zodat volgens de eisende partij een hoofdsom resteert van € 603,81.
2.4.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft de eisende partij naast de facturen over de maanden augustus tot en met oktober 2021 de eindnota overgelegd van 9 november 2021. Hier staat in dat de gedaagde partij recht heeft op terugbetaling van € 197,19. Dit bedrag is opgebouwd uit het bedrag van het daadwerkelijke energieverbruik van de gedaagde partij van € 253,81 + de opzegvergoeding van € 250,00 + de kosten voor het terughalen van de cadeaukaart van € 100,00 = totaal € 603,81. Vervolgens zijn daarop de termijnbedragen over de maanden augustus, september en oktober 2021 van telkens € 267,00 dus totaal € 801,00 in mindering gebracht met als eindresultaat het door de gedaagde partij terug te ontvangen bedrag van € 197,19. Op de eindnota staat niet vermeld dat de gedaagde partij nog enig bedrag aan de eisende partij verschuldigd is. Er staat juist dat € 197,19 binnen 14 dagen zal worden terugbetaald. Gelet daarop is niet (voldoende) komen vast te staan dat de gedaagde partij nog een bedrag aan de eisende partij moet voldoen. Er ontbreekt dus een grondslag voor toewijzing van de primaire vordering. De kantonrechter komt daarom niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of de eisende partij heeft voldaan aan de (pre) contractuele informatieplichten als bedoeld in de artikelen 6:230m lid 1 BW en 6:230t BW.
De (meer) subsidiaire vorderingen
2.5.
De (meer) subsidiaire vorderingen zijn ook niet toewijsbaar. Aan de voorwaarden van onverschuldigde betaling is niet voldaan. Voor onverschuldigde betaling is vereist dat er geen enkele rechtsgrond voor de betaling bestaat. Dat is hier niet het geval, want het bestaan van een overeenkomst tussen partijen staat vast. Ook het beroep op ongerechtvaardigde verrijking slaagt niet. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst voor de levering van energie tot stand is gekomen die de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij rechtvaardigt.
2.6.
De vorderingen zullen worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter