ECLI:NL:RBNHO:2023:6028

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
HAA 22/4284 en 22/4285
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van lasten onder dwangsom wegens illegale woonvoorzieningen in bedrijfsgebouw

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 30 mei 2023, zijn de beroepen van eiser tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland om twee lasten onder dwangsom op te leggen, beoordeeld. Eiser had woonvoorzieningen gerealiseerd in een bedrijfsgebouw zonder de vereiste omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden. De rechtbank stelt vast dat de woonvoorzieningen het bedrijfsgebouw geschikt hebben gemaakt voor bewoning, wat in strijd is met het bestemmingsplan. Eiser had eerder een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsgebouw verkregen, maar niet voor het realiseren van woonvoorzieningen. Tijdens een controle op het bedrijventerrein zijn de illegale woonvoorzieningen geconstateerd, wat leidde tot de handhaving door verweerder. Eiser heeft aangevoerd dat het bedrijfsgebouw ten onrechte als woning wordt gezien, maar de rechtbank oordeelt dat de aanwezigheid van woonvoorzieningen en de feitelijke bewoning door eiser dit standpunt niet ondersteunt. De rechtbank concludeert dat er geen zicht is op legalisatie en dat handhaving niet onevenredig is. De beroepen van eiser worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de besluiten van verweerder in stand blijven. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/4284 en HAA 22/4285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland, verweerder
(gemachtigden: mr. W. van Houten en M. Brieffies).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afzonderlijke besluiten van verweerder om een last onder dwangsom op te leggen in verband met woonvoorzieningen die zonder omgevingsvergunning zijn gerealiseerd in het bedrijfsgebouw op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] .
1.1.
Met de bestreden besluiten van 18 augustus 2022 op de bezwaren van eiser is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde (en tevens broer) van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

2.1
In 1997 heeft verweerder aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op het perceel [perceel] . Verweerder heeft destijds geen vergunning verleend voor een bedrijfswoning en uit de tekening behorende bij de verleende vergunning blijkt dat verweerder ook geen vergunning heeft verleend voor het bouwen van woonvoorzieningen.
2.2
Ook volgens het geldende bestemmingsplan “Drechterland Zuid” heeft het bedrijfsgebouw van eiser geen functieaanduiding ‘bedrijfswoning’. Dat betekent dat het gebruik van het bedrijfsgebouw als (bedrijfs)woning in strijd is met dat bestemmingsplan [1] .
2.3
Op 15 november 2021 is er in het kader van een grootscheepse integrale controle op het gehele bedrijventerrein in [woonplaats] ook een controle uitgevoerd op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] en hebben toezichthouders geconstateerd dat er in het bedrijfsgebouw woonvoorzieningen zijn gerealiseerd.
Op [locatie 1] gaat het om vier woonvoorzieningen: (1) een slaapkamer met bed; (2) een badkamer met douchekuip, wasbak en kraan; (3) een toilet met wasbak en kraan; en (4) een kleine keuken met een elektrisch kooktoestel, kraan, kastjes, etc.
Op [locatie 2] gaat het om vijf woonvoorzieningen: op de eerste etage (1) een hal met daarnaast een woonruimte voorzien van wasmachine, droger en kraan; (2) een tweede woonruimte; (3) een open keuken met kooktoestel, kraan, kastjes, etc.; en op de tweede etage (4) een woonruimte en (5) een badkamer met bad, douchekuip, wasbak en kraan met daarnaast een Cv-ketel.
2.4
Verweerder heeft besloten om daartegen handhavend op te treden en eiser twee afzonderlijke lasten onder dwangsom op te leggen. Met betrekking tot [locatie 1] heeft verweerder eiser gelast om drie van de vier woonvoorzieningen uit het bedrijfsgebouw te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 15.000,- ineens. Met betrekking tot [locatie 2] heeft verweerder eiser gelast om vier van de vijf woonvoorzieningen uit het bedrijfsgebouw te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 15.000,- ineens.
2.5
In de primaire besluiten is de begunstigingstermijn gesteld op 13 juli 2022. Bij brief van 1 juni 2022 is de begunstigstermijn gewijzigd naar zes weken na de besluiten op bezwaar. Tijdens de zitting is door verweerder toegezegd dat de begunstigingstermijn zal worden verlengd naar zes weken na de uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om eiser twee lasten onder dwangsom op te leggen. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij tot dit oordeel komt.
3.2
In beroep heeft eiser aangevoerd dat het bedrijfsgebouw ten onrechte als woning wordt gezien. De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat eiser met het realiseren van de woonvoorzieningen het bedrijfsgebouw op de percelen geschikt heeft gemaakt voor bewoning. Zoals uit de rapportage van de toezichthouders en de bijbehorende foto’s volgt, waren de bedden opgemaakt en beslapen en waren er persoonlijke bezittingen en gebruiksvoorwerpen in het bedrijfsgebouw aanwezig. Hierdoor is in ieder geval de indruk gewekt dat het bedrijfsgebouw ook als (bedrijfs)woning wordt gebruikt. Weliswaar stelt eiser in beroep dat de aanwezige woonvoorzieningen bijna standaard zijn in een bedrijf, maar op zitting is gebleken dat dat er op dit moment geen bedrijven gevestigd zijn in het bedrijfsgebouw. Bovendien heeft de broer van eiser op zitting verklaard dat eiser inderdaad slaapt op [locatie 1] . Daarmee heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de aanwezigheid van extra woonvoorzieningen noodzakelijk zijn ten behoeve van een kantoor of bedrijfsactiviteiten.
3.3
De rechtbank stelt vast dat door het realiseren van de woonvoorzieningen het bedrijfsgebouw geschikt is gemaakt voor bewoning en dat er feitelijk woningen zijn ontstaan. Daardoor is het aantal woningen toegenomen en is op grond van artikel 5 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht het realiseren van de woonvoorzieningen niet vergunningsvrij. Dat betekent dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder sub a en c, van de Wabo is vereist. Omdat deze omgevingsvergunning niet is verleend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een overtreding.
4.1
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [2]
4.2
In dit geval is er geen concreet zicht op legalisatie. Eiser heeft geen omgevingsvergunning aangevraagd en bovendien is verweerder niet bereid om voor het strijdige gebruik een omgevingsvergunning af te geven.
4.3
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat handhavend optreden niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee in dit geval te dienen belangen en dat daarom van optreden in deze concrete situatie behoort te worden afgezien. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij al vierentwintig jaar de bedrijfsunits verhuurt, dat er regelmatig gecontroleerd is en dat het altijd in orde was, maar eiser heeft dit ook tijdens de zitting verder niet gespecificeerd en onderbouwd. Daardoor is niet duidelijk geworden wanneer dat was, door wie dat gezegd is en wat er precies in orde was. Bovendien zijn bij verweerder geen rapporten van eerdere controles bekend. Daar komt nog bij dat de omstandigheid dat er al (zeer) lang niet handhavend is opgetreden in het algemeen niet gezien wordt als bijzondere omstandigheid op grond waarvan moet worden afgezien van handhaving.
4.4
Tot slot ligt het bedrijfsgebouw op een bedrijventerrein waar bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 zijn toegestaan, waardoor er ruimte is voor intensieve bedrijvigheid. Verweerder streeft een goed woon- en leefklimaat op dit bedrijventerrein na en bij het wonen op dit bedrijventerrein kan een goed woon- en leefklimaat niet worden gewaarborgd. Met de onderhavige besluiten wil verweerder voorkomen dat het bedrijfsgebouw als woning kan worden gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat eiser daartegenover niet zulke belangen heeft gesteld dat het onevenredig zou zijn om handhavend op te treden. Daarbij is van belang dat er op dit moment geen bedrijven zijn gevestigd op [locatie 1] en [locatie 2] en eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat dat op korte termijn wel zal gebeuren. Omdat de woonvoorzieningen zijn gerealiseerd zonder omgevingsvergunning, komt de financiële schade vanwege het afbreken van de woonvoorzieningen voor rekening en risico van eiser. Overigens zijn er, zoals verweerder tijdens de zitting ook heeft aangegeven, mogelijkheden om bepaalde woonvoorzieningen vergunningsvrij te plaatsen, zoals bijvoorbeeld een pantry (warm/koud water, koelkast en koffieautomaat maar zonder kooktoestel en afzuigkap). Eiser zou er dan ook voor kunnen kiezen om de woonvoorzieningen, voor zover het betreft de gerealiseerde keukens, zo aan te passen dat deze alsnog als vergunningsvrij kunnen worden aangemerkt.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 11.3, onder d, van het bestemmingsplan “Drechterland Zuid”.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2306.