ECLI:NL:RBNHO:2023:599

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
15/250992-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een mobiele telefoon met verzoek om ISD-maatregel

Op 27 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een Apple iPhone 13. De diefstal vond plaats op 30 september 2022 in Hoofddorp, waar de verdachte de telefoon heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte een ISD-maatregel op te leggen, aangezien hij voldeed aan de vereisten daarvoor door eerdere veroordelingen. De verdediging pleitte echter voor een minder zware straf, waarbij de verdachte bereid was mee te werken aan reclasseringstoezicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 13 januari 2023 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Ondanks dat de verdachte voldeed aan de voorwaarden voor een ISD-maatregel, besloot de rechtbank om geen ISD-maatregel op te leggen, maar in plaats daarvan een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, op te leggen. De rechtbank motiveerde deze beslissing door te wijzen op de mogelijkheid om de verdachte te weerhouden van verdere strafbare feiten door middel van een voorwaardelijke straf.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die een strafblad had met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met een proeftijd van twee jaar, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/250992-22 (P)
Uitspraakdatum: 27 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en -datum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.E. Bauduin en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een Apple Iphone 13, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank en bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde feit:
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • Een proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] met bijlage goederen d.d. 1 oktober 2022 (pagina’s 12-16);
  • Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2022 (pagina’s 19 en 20).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een Apple iPhone 13, die toebehoorde aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Aan de vereisten daarvoor is voldaan, met drie onherroepelijke veroordelingen voor feiten van vóór het onderhavige feit.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte maar net voldoet aan de criteria voor de oplegging van een ISD-maatregel en dat de zaak op een andere wijze kan worden afgedaan. De verdachte heeft een keer reclasseringstoezicht met daaraan gekoppeld een kortdurende voorwaardelijke straf van dertig dagen opgelegd gekregen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel boven het hoofd is heel anders. De verdachte is bereid mee te werken met reclasseringstoezicht en daarom is de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel een passende straf, aldus de raadsvrouw.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door een mobiele telefoon weg te nemen uit een café. Hij heeft er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Hij handelde daarbij uit financieel motief, hij wilde de telefoon namelijk verkopen. Diefstal is een misdrijf dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder, overlast en ongemak voor de gedupeerde veroorzaakt. Dit laatste klemt temeer nu het in de onderhavige zaak gaat om een mobiele telefoon waarop veelal privé-gegevens staan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 22 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meermalen ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 11 januari 2023 van [naam], als reclasseringswerkster verbonden aan Fivoor. In dit rapport wordt, zakelijk weergegeven, geconcludeerd dat sprake is van een hoog recidiverisico. In het verleden is door de reclassering binnen verschillende kaders getracht het recidiverisico te verminderen, maar de verdachte lijkt zich niet te kunnen en/of te willen conformeren aan zijn afspraken met de reclassering. Er is sprake van psychiatrische problematiek en middelenproblematiek, hetgeen in relatie staat tot het delictgedrag. De verdachte voldoet aan de harde en zachte ISD-criteria. De reclassering adviseert in haar rapport bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, om binnen het strakke ISD-kader invloed op het recidiverisico te kunnen uitoefenen.
De reclasseringswerkster heeft ter terechtzitting verklaard dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om de verdachte binnen een voorwaardelijke ISD-maatregel te begeleiden, omdat het hem niet lukt om zich aan de gemaakte afspraken te houden. De reclassering ziet geen andere mogelijkheden dan de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Gevangenisstraf
De rechtbank zal het advies van de reclassering niet volgen en niet beslissen tot oplegging van de ISD-maatregel. De verdachte voldoet op dit moment weliswaar (net) aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel, in de zin dat hij in de afgelopen jaren voorafgaand aan het huidige feit driemaal onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen die alle zijn tenuitvoergelegd.
Maar alvorens over te gaan tot oplegging van de maatregel ziet de rechtbank nu eerst nog ruimte om door oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur – maar minder lang dan de gevorderde maatregel – de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan en aldus verdere maatschappelijke overlast te beperken. Daarvoor is van belang dat de verdachte nog niet eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft gekregen van een duur in de orde van grootte als hierna te bepalen. En van belang is dat een eerdere voorwaardelijke straf van beperkte duur weliswaar is tenuitvoergelegd, maar als gevolg van het niet voldoen aan de bijzondere voorwaarden. De verdachte staat niet open voor gedragsbeïnvloeding door (reclasserings)begeleiding. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om begeleiding door de reclassering als bijzondere voorwaarde op te leggen. De rechtbank beoogt met de dreiging van een groot voorwaardelijk strafdeel aan de verdachte voldoende reden te geven om zijn leven te beteren. Het is aan de verdachte deze kans te grijpen.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 [acht] maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 [drie] maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. S.J. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2023.