Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[woonplaats].
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft verzoekster, Esther Welter, een verzoekschrift ingediend tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een overledene, geboren in 1946 en overleden in 2022. De nalatenschap was door de enige erfgenaam beneficiair aanvaard. Verzoekster stelde dat de nalatenschap negatief was en dat er geen middelen waren om de kosten van verdere vereffening te dragen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de nalatenschap een woonwagen en grond bevatte met een taxatiewaarde van € 66.000,-, wat betekent dat er wel degelijk middelen zijn om de vereffening voort te zetten.
De kantonrechter overwoog dat de Rabobank, als verstrekker van hypothecaire leningen, haar rechten als separatist niet wenste uit te oefenen. Dit impliceert dat de erfgenaam/vereffenaar de taak heeft om de woonwagen en de ondergrond te verkopen om de schuldeisers te voldoen. De kosten die gemoeid zijn met de verkoop van deze onroerende zaken dienen als vereffeningskosten en hebben voorrang boven andere schulden van de nalatenschap. De kantonrechter concludeerde dat er voldoende baten zijn om de vereffening voort te zetten en wees het verzoek tot opheffing van de vereffening af.
Daarnaast werd het verzoek tot vaststelling van de reeds gemaakte vereffeningskosten afgewezen, hoewel de kantonrechter opmerkte dat het redelijk geacht kan worden om maximaal 5 uur aan pre-vereffeningskosten te vergoeden voor de werkzaamheden van verzoekster. De beschikking werd gegeven door mr. M.C. van Rijn en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.