ECLI:NL:RBNHO:2023:5969

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
9381838 \ CV EXPL 21-5392
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht LH987 van Amsterdam naar Frankfurt op 22 mei 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderden een schadevergoeding van € 1.250,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals ATC-slotrestricties en andere operationele problemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van drie uur of meer zijn aangekomen op hun eindbestemming, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004. Echter, de rechter oordeelde dat de vertraging deels door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht alsnog zouden hebben gemist, zelfs zonder deze omstandigheden. Uiteindelijk werd de vordering tot compensatie toegewezen, maar met een vermindering van 50% voor passagier sub 1. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan de passagiers, met rente vanaf de datum van de dagvaarding. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 31 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9381838 \ CV EXPL 21-5392
Uitspraakdatum: 31 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
beiden wonende te [plaats 4]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft,
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 11 mei 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 22 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland), met vluchtnummer LH987 (hierna: de vlucht). Vanuit Frankfurt zouden de passagiers verder vliegen naar verschillende eindbestemmingen.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vluchten naar de verschillende eindbestemmingen hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten en met een vertraging van drie uur of meer aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 226,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van drie uur of meer zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt (LH986 en LH987). Beide vluchten hebben vertraging opgelopen, onder meer als gevolg van ATC-slotrestricties. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder onder meer naar de vluchtrapporten van de voorafgaande vlucht (met vluchtnummer LH986) en de onderhavige vlucht. Ook heeft de vervoerder de ‘Slot Allocation Message’ (hierna: SAM) en de ‘Slot Revision Messages’ (hierna: SRM) van vlucht LH986 overgelegd. De vervoerder voert aan dat uit de SAM en SRM volgt dat vlucht LH986 is vertraagd wegens vertragingscode 83. Vertragingscode 83 staat volgens de door de vervoerder overgelegde “Standard IATA Delay Codes” voor
“ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. Dat een nieuw ‘slot’, ook wel een nieuwe ‘Calculated Take Off Time’ (hierna: CTOT), specifiek aan vlucht LH986 was opgelegd volgt uit de SAM en SRM van deze vlucht. Door de opgelegde CTOT’s is de voorgaande vlucht met een vertrekvertraging van 17 minuten uitgevoerd, aldus de vervoerder. De kantonrechter is van oordeel dat de opgelegde CTOT’s wegens vertragingscode 83 aangemerkt kunnen worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
5.4.
Niet in geschil is dat de vertraging van vlucht LH986 kan doorwerken naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt dat de vertrekvertraging van 17 minuten is ontstaan wegens “
Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector” (vertragingscode 93). Hiermee is voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LH986 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vertraging van vlucht LH986 voor de duur van 17 minuten werkt in het onderhavige geval dan ook door op de onderhavige vlucht.
5.5.
Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport van de vlucht in kwestie vertragingscode 89 genoemd. De vervoerder voert aan dat ook deze vertraging aangemerkt dient te worden als een buitengewone omstandigheid, nu deze vertraging is ontstaan door slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. Volgens de “Standard IATA Delay Codes” staat vertragingscode 89 voor “
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS”. In het onderhavige geval was er volgens de vervoerder sprake van een slotrestrictie zonder “Air Traffic Flow Management” (hierna: ATFM), waardoor deze vertraging uitsluitend uit het vluchtrapport volgt. Omdat in het kader van restricties zonder ATFM geen later SLOT/ CTOT wordt opgelegd, zijn er geen SAM of SRM (of andere berichten van het luchtverkeersbeheer) waaruit de restricties blijken, aldus de vervoerder. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat code 89 een ATC pre-departure delay betreft en dat het toestel, dat gereed staat voor vertrek, bij code 89 door de luchtverkeersleiding langer bij de gate wordt gehouden wegens efficiency-redenen en/ of milieuredenen. De vervoerder heeft verwezen naar het vluchtrapport van de vlucht, waarin de IATA Delay sub-code 89O is opgenomen. Deze subcode staat volgens de vervoerder voor “
Environmental benefit, delayed start-up / push back due to use of reduced standard taxi times”. De vervoerder heeft hiermee naar het oordeel van de kantonrechter gemotiveerd onderbouwd dat de vertraging wegens code 89 een buitengewone omstandigheid oplevert. De passagiers hebben dit verweer onvoldoende gemotiveerd betwist. De vertraging voor de duur van 13 minuten als gevolg van vertragingscode 89(O) is daarom eveneens het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.6.
De passagiers stellen dat onduidelijk is waarom de vertraging tijdens de uitvoering van vlucht LH986 is opgelopen van 17 minuten naar 36 minuten, alsmede waarom de vertraging tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie is opgelopen van 49 minuten naar 1 uur en 1 minuut. De vervoerder voert aan dat het verschil tussen de vertrek- en aankomstvertraging van vlucht LH986 en de vlucht in kwestie is veroorzaakt door een langere ‘block time’. De ‘block time’ betreft de periode vanaf het moment dat een toestel bij vertrek bij de gate van de blokken gaat (‘offblock’) tot aan het moment dat het toestel op de plaats van bestemming bij de gate op de blokken komt (‘onblock’), aldus de vervoerder. Dit verweer heeft de vervoerder voor het eerst bij conclusie van dupliek naar voren gebracht. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij de hiervoor uiteengezette standpunten eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen. Hiertoe is hij op grond van de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde vereiste concentratie van verweer gehouden. Nu hij dat heeft nagelaten, is dit verweer tardief. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer voorbij gaan.
5.7.
Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 30 minuten (17 minuten + 13 minuten) het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.8.
Nu de vertraging deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. De passagiers zijn om 12:06 uur (lokale tijd) aangekomen in Frankfurt. Zonder de buitengewone omstandigheden van 30 minuten zou de vlucht (met 31 minuten vertraging) om 11:36 uur (lokale tijd) te Frankfurt zijn gearriveerd. De aansluitende vlucht van passagier sub 1 stond om 12:20 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. De aansluitende vlucht van passagiers sub 2 en sub 3 stond gepland te vertrekken om 12:10 uur (lokale tijd). De aansluitende vlucht van passagiers sub 4 en sub 5 stond gepland te vertrekken om 12:00 uur. Niet in geschil is dat de minimale overstaptijd in Frankfurt 45 minuten bedraagt. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zouden de passagiers de aansluitende vlucht alsnog hebben gemist. Hieruit volgt dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De vordering tot compensatie zal dan ook, behoudens het navolgende, worden toegewezen.
5.9.
Niet in geschil is dat passagier sub 1 met een vertraging van precies 3 uur is aangekomen op de eindbestemming. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel van oordeel dat passagier sub 1 op grond van artikel 7 lid 2 van de Verordening recht heeft op een vergoeding van 50% van de gevorderde compensatie.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 204,19 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.329,19, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.125,00 vanaf 22 mei 2019, en over € 204,19 vanaf 11 mei 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 398,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter