ECLI:NL:RBNHO:2023:5930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
15/202376-22, 15/309531-22 en 15/284398-22 (ttz. gev.) en 15/244168-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige wegens poging tot zware mishandeling, bedreiging met een mes en diefstal van een scooter

Op 26 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De verdachte is veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, bedreiging met een mes en diefstal van een scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2022 in Hoofddorp een persoon heeft bedreigd met een mes en op 14 oktober 2022 in Zwanenburg samen met anderen een scooter heeft gestolen. Daarnaast heeft de verdachte op 31 oktober 2022 geprobeerd een voormalig klasgenoot zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze met een mes in de bovenbenen te steken. De rechtbank heeft de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding en elektronisch toezicht. Tevens is er een leerstraf So-Cool opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €780,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/202376-22, 15/309531-22 en 15/284398-22 (ttz. gev.)
en 15/244168-21 (tul)
Uitspraakdatum: 26 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 12 juni 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in [JJI] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Viersen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/202376-22
hij op of omstreeks 19 mei 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (groot) mes te tonen;
Parketnummer 15/309531-22
hij, in of omstreeks de periode 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 te Zwanenburg en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één (of meerdere) bromfiets(en) (met kentekens [kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022, te Zwanenburg en/of Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal één (of meerdere) bromfiets(en) (met kentekens [kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken] ), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)betrof;
Parketnummer 15/284398-22
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de (boven)be(e)(nen) van die [benadeelde partij 5] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn om de vervolging te schorsen.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Zij is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit met parketnummer
15/309531-22 bewezenverklaard moet worden, maar alleen ten aanzien van de brommer met kenteken [kenteken] .
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten met parketnummer 15/202376-22 en 15/309531-22 (primair en subsidiair). Ten aanzien van het feit met parketnummer 15/284398-22 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank komt – evenals de officier van justitie – tot een gedeeltelijke vrijspraak van het onder parketnummer 15/309531-22 primair tenlastegelegde, te weten dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de scooters met kentekens [kenteken] en [kenteken] zou hebben gestolen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 15/202376-22:
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring
van aangever en getuige [getuige] . Verder staat voor de rechtbank vast dat verdachte de “ [bijnaam] ” is waar aangever het over heeft. Immers, uit de bewijsmiddelen volgt dat het door aangever genoemde telefoonnummer van “ [bijnaam] ” toebehoort aan verdachte en dat verdachte op social media gebruik maakt van de bijnaam “ [bijnaam] ”.
Ten aanzien van parketnummer 15/309531-22:
Verdachte heeft ontkend dat hij een scooter heeft gestolen. Daarnaast heeft zijn raadsman bepleit dat er geen bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er een nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen verdachte en twee medeverdachten. Hiervoor acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Getuige [getuige] heeft drie donker geklede jongens gezien, op het moment dat de scooter van zijn buurvrouw [benadeelde partij 2] werd gestolen. Twee van hen zijn, ieder op een scooter, weggereden en de derde liep met nog een scooter aan de hand, richting park Zwanenburg. Kort daarna heeft de politie op de parkeerplaats bij park Zwanenburg drie personen, in het zwart gekleed, bij drie scooters zien staan. Bij het zien aankomen van de politie zijn die drie personen gevlucht. De politie treft daar nog wel de gestolen scooter met kenteken [kenteken] op de grond aan en een tas met een klein breekijzer, scooterhoezen en meerdere schroevendraaiers. Vervolgens heeft de hondenbegeleider van de politie verdachte samen met één van de medeverdachten ( [medeverdachte] ) gevonden in de bosjes in de buurt van park Zwanenburg. Daar lag op de grond ook een sleutel die bleek te passen in het contactslot van de scooter van [benadeelde partij 2] .
Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit dat de drie verdachten steeds samen zijn geweest en samen hebben gehandeld zodat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De verdachte heeft verklaard dat hij na een feestje met een groep mensen in het park zat en vluchtte toen hij hoorde dat de politie eraan kwam, omdat hij daar in strijd met voor hem geldende voorwaarden was. De rechtbank acht deze lezing niet geloofwaardig vanwege de omstandigheden zoals hierboven geschetst. Bovendien heeft de politie niet beschreven dat zij andere personen in de omgeving hebben gezien.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Parketnummer 15/202376-22
hij op 9 mei 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (groot) mes te tonen;
Parketnummer 15/309531-22
hij op 14 oktober 2022 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een bromfiets, met kenteken [kenteken] , die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 15/284398-22
hij op 31 oktober 2022 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, in de bovenbenen van die [benadeelde partij 5] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/202376-22:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 15/309531-22:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 15/284398-22:
Poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een leerstraf So-Cool van 40 uur, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 92 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zodat verdachte op de dag van de uitspraak vrij komt.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat verdachte een proeftijd van twee jaar zal worden opgelegd, met als bijzondere voorwaarden:
- het opvolgen van de aanwijzingen van Jeugdbescherming;
- een verbod voor elk contact met [medeverdachte] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] ;
- een locatieverbod voor de straat waar [benadeelde partij 5] woont;
- meewerken met de coach van Koel en Co;
- verblijf bij Multiplus Zorg;
- een avondklok van 21.00 uur tot 7.00 uur, zolang de Jeugdreclassering dat nodig vindt;
- Elektronisch Toezicht;
- meewerken aan dagbesteding, zoals school, werk en/of stage.
en met opdracht aan Jeugdbescherming om toezicht te houden op verdachte en hem te begeleiden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat het inbeslaggenomen gereedschap zal worden verbeurdverklaard, en dat de inbeslaggenomen jas aan verdachte zal worden teruggegeven.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een jeugddetentie gelijk aan de voorlopige hechtenis en de leerstraf So-Cool passend is. De verdediging heeft ervoor gepleit verdachte niet te overvragen. Verdachte zal immers een intensieve leerstraf moeten uitvoeren en zich moeten houden aan bijzondere voorwaarden die veel van hem vragen. Het is onwenselijk als verdachte het overzicht verliest en zich daardoor – onbedoeld – niet aan de voorwaarden houdt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.4.
Hoofdstraffen
Allereerst heeft verdachte een jongen bedreigd met een mes. Verdachte heeft geprobeerd de jongen van zijn fiets te trekken en daarna een mes getrokken. Het slachtoffer en de vriend die bij hem was zijn hierdoor erg geschrokken en zijn heel bang geweest.
Enkele maanden later heeft verdachte in korte tijd twee andere strafbare feiten gepleegd.
Samen met twee anderen heeft hij een scooter gestolen, een vervelend feit dat schade en overlast veroorzaakt voor het slachtoffer.
Tot slot heeft verdachte op klaarlichte dag, vlakbij school een voormalig klasgenoot gestoken met een mes. Hij heeft het slachtoffer in beide bovenbenen geraakt. Dit is een ernstig feit, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen, pijn heeft gehad en heel bang is geweest. Ook een getuige, een vriend van het slachtoffer, is door het incident bang geweest en heeft zich daarna niet meer veilig gevoeld op school. Er mag van geluk worden gesproken – en het is niet aan verdachte te danken – dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt. Door van dichtbij stekende bewegingen te maken met een mes, dat in elk geval scherp genoeg was om door kleding heen te snijden, had verdachte gemakkelijk vitale lichaamsdelen kunnen raken, met alle gevolgen van dien.
Ook wordt het gevoel van veiligheid in de samenleving aangetast doordat mensen messen bij zich dragen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij zich heeft bewapend omdat hij dacht dat
het slachtoffer (soms) een mes bij zich droeg, zodat hij dat gevoel van onveiligheid zal herkennen. Dat steeds meer jongeren vanuit die angst messen bij zich hebben, vergroot alleen maar de kans dat die bij ruzies ook worden gebruikt, met het risico dat mensen gewond raken of zelfs komen te overlijden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van gedateerd 23 mei 2023, waaruit blijkt dat hij eerder wegens een vermogens- en geweldsdelict is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte.
- het psychologisch rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, met assistentie van [psycholoog] , psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en ouder-kindrelatieproblematiek. Dit was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De gedragsstoornis maakt dat verdachte moeite heeft zijn impulsen te beheersen, zich aan normen en waarden te conformeren en niet-agressieve oplossingen voor zijn problemen te bedenken. Daarbij is hij beïnvloedbaar, waardoor dit gedrag onder sociale druk versterkt kan worden. Vanuit huis wordt hij onvoldoende begrensd.
Als verdachte het initiatief nam voor het steekincident, heeft hij waarschijnlijk geen niet-agressieve oplossing voor zijn probleem kunnen bedenken. Dit baart zorgen en geeft aan dat hij een meer antisociale houding heeft dan tot nu toe duidelijk is geworden. Ondanks dat verdachte rationeel weet dat wat hij heeft gedaan niet kan, beïnvloedt de gedragsstoornis zijn vermogen om zijn gedrag te reguleren negatief. Daarom wordt geadviseerd om verdachte het steekincident licht verminderd toe te rekenen.
Omdat hij zich ten aanzien van de andere feiten op zijn zwijgrecht heeft beroepen, kan maar een beperkt beeld van de doorwerking bij die feiten worden geschetst. De onderzoekers hebben daarom geen advies gegeven over de mate van toerekeningsvatbaarheid voor deze feiten.
De onderzoekers schatten in dat het risico op soortgelijk gedrag hoog is als verdachte geen begeleiding en/of behandeling krijgt. Er worden veel risicofactoren gezien, terwijl er maar weinig beschermende omstandigheden zijn.
De onderzoekers hebben geadviseerd de training Tools4U op te leggen. Daarnaast is verdachte erbij gebaat dat de begeleiding van de coach doorloopt. Als hij verblijft bij een begeleid wonen project, kan hij de pedagogische ondersteuning krijgen die hij nodig heeft en in zijn emotionele en gewetensontwikkeling gestimuleerd worden.
De onderzoekers hebben verder geadviseerd een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, omdat begeleiding door de jeugdreclassering naar aanleiding van de vorige veroordeling onvoldoende is gebleken. De inschatting is dat een strak beleid met duidelijke gevolgen als verdachte niet meewerkt, ertoe zullen leiden dat verdachte makkelijker tot een gedragsverandering komt.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van dit rapport over de aanwezige stoornis en de mate van toerekeningsvatbaarheid.
- het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 juni 2023.
De Raad heeft geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een
onvoorwaardelijke leerstraf, namelijk So-Cool, op te leggen. Verder heeft de Raad geadviseerd verdachte een groot aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een avondklok, contactverbod met medeverdachten en slachtoffer, elektronisch toezicht, verblijf bij MultiplusZorg, het meewerken aan begeleiding door een coach en het meewerken aan dagbesteding. Hiertoe dient hij zich te houden aan de aanwijzingen van Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
De Raad ziet geen meerwaarde in de gedragsbeïnvloedende maatregel, zoals geadviseerd in het Pro Justitia-rapport. Voor verdachte wordt namelijk geen pakket aan verschillende gedragsinterventies geadviseerd.
Namens de Jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat zo nodig met bijzondere voorwaarden even snel een terugmelding kan worden gedaan als bij een gedragsbeïnvloedende maatregel. Ook hier heeft een gedragsbeïnvloedende maatregel dus volgens de Jeugdreclassering geen toegevoegde waarde.
Op de zitting is namens de Raad toegelicht dat het niveau van de leerstraf So-Cool beter bij verdachte aansluit dan dat van Tools4U. Als blijkt dat verdachte vanwege een taalbarrière te laag is ingeschat en toch een hoger niveau heeft, zal So-Cool ook passend voor hem zijn. Het betreft namelijk een individuele training die kan worden afgestemd op de mogelijkheden en de behoeftes van verdachte.
Zowel de namens Raad als de Jeugdreclassering is ter terechtzitting benadrukt dat het van belang is dat de bijzondere voorwaarden voor verdachte duidelijk zijn. Deze moeten zo zijn opgesteld dat het niet steeds nodig is uitzonderingen te maken, bijvoorbeeld bij het elektronisch toezicht of het locatiegebod.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog overwogen dat het van belang is dat hij niet wordt overvraagd door de straffen en bijzondere voorwaarden die hem worden opgelegd. Tegelijkertijd acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de gevolgen ervaart van de ernstige feiten die hij heeft gepleegd, en dat hij stevige begeleiding en voorwaarden krijgt. De rechtbank hoopt dat dit verdachte zal tegenhouden om in de toekomst weer strafbare feiten te plegen en hem zal helpen om weer op een goede manier aan de maatschappij deel te nemen. Om de kans op succes zo groot mogelijk te maken, moet het voor verdachte duidelijk zijn wat hij moet doen. De rechtbank houdt daar rekening mee bij de formulering van de bijzondere voorwaarden.
Vanwege de ernst van de feiten vindt de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 94 dagen, nog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, om verdachte ervan te weerhouden voor het einde van die proeftijd opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het is de bedoeling van de rechtbank dat het onvoorwaardelijke deel van de straf gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat hij na de uitspraak niet langer gedetineerd zal blijven.
Verder is de rechtbank van oordeel dat een stevig kader nodig is om het dagelijks leven van verdachte in goede banen te leiden. De rechtbank zal hem daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de Raad, waarbij het elektronisch toezicht zal worden opgelegd voor een periode van maximaal 3 maanden.
De rechtbank zal geen locatieverbod opleggen voor de school van [benadeelde partij 5] omdat het onduidelijk is of verdachte hier zelf nog zijn school moet afmaken. Verder zal de rechtbank bij bepaling van de avondklok geen rekening houden met verzoek van de verdediging om rekening te houden met zijn werk op een festival. Het is nog onduidelijk wat dit werk precies inhoudt en of het wenselijk is dat verdachte zich op een festivalterrein begeeft. Dit zal in het kader van de uitvoering van de bijzondere voorwaarden met de Jeugdreclassering afgestemd moeten worden.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. Ook is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van de leerstraf So-Cool van 40 uur moet worden opgelegd.
6.5.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten divers gereedschap, een tas en touw, moeten worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen tot het begaan van het bewezen verklaarde bestemd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[vertegenwoordiger benadeelde partij 5] heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 5] een vordering tot schadevergoeding van € 1530,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit met parketnummer 15/284398-22 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit € 30,- wegens schade aan de broek van de benadeelde.
Ter zitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde verzocht verdachte een contactverbod op te leggen voor de benadeelde, en een straatverbod voor de straat waar hij woont en voor de school waar hij heen gaat.
De rechtbank heeft de beslissingen hierover al besproken bij de strafoverweging.
De officier van justitie heeft geëist dat de hele vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade toegewezen kan worden. De gevorderde immateriële schade is echter naar de mening van de verdediging te hoog. De immateriële schade die de benadeelde partij heeft gesteld, is niet onderbouwd, en de verdediging betwist die.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling.
Ook acht de rechtbank gedeeltelijke vergoeding van de immateriële schade billijk, gelet op de onderbouwing van de vordering en wat op de zitting is besproken. Hoewel niet met stukken is onderbouwd dat de benadeelde er last heeft van heeft dat hij is gestoken, is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de ernst en de aard van de normschending, wel
aannemelijk is dat dit het geval is. De rechtbank begroot deze immateriële schade op een bedrag van € 750,- en acht toewijzing van de vordering tot dat bedrag billijk, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2022 tot aan de dag waarop deze geheel is voldaan.
Daarnaast moet verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Voor het resterende deel zal de vordering worden afgewezen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/284398-22 bewezen verklaarde handelen, namelijk poging tot zware mishandeling, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 7 juli 2022 in de zaak met parketnummer 15/244168-21 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem verdachte ter zake van afpersing in vereniging op de openbare weg veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 70 uur, subsidiair 35 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 27 juli 2022 aan verdachte toegezonden.
De proeftijd die bij genoemd vonnis is vastgesteld, is ingegaan op 22 juli 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd zal worden, omdat verdachte zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die bij voornoemd vonnis zijn opgelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vorderingen te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen moeten worden toegewezen, omdat verdachte, zoals verder uit dit vonnis is gebleken, binnen de proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Daarnaast heeft hij zich niet gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Zo is hij ongeoorloofd weggeweest van zijn verblijfplek en heeft hij in april 2023 van school verzuimd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht
.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
180 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 94 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, namelijk Jeugdbescherming Regio Amsterdam opvolgt;
- op geen enkele manier contact heeft met [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum] ), [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum] ) en [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortedatum] );
- niet komt in [adres] ;
- meewerkt aan begeleiding van de coach van Koel en Co;
- meewerkt aan plaatsing en verblijf bij Multiplus Zorg, [adres] , en zich daar houdt aan de huisregels;
- zich houdt aan een avondklok van 21.00 uur tot 7.00 uur, inhoudende dat hij tussen deze tijdstippen thuis moet zijn, zolang de Jeugdreclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan Elektronisch Toezicht als controle van het contact- en straatverbod en de avondklok, voor maximaal drie maanden of zoveel korter als de Jeugdreclassering nodig vindt;
- meewerkt aan het vinden en houden van zinvolle dagbesteding, zoals school, werk en/of stage.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de voorwaarden die op grond van artikel 77z zijn gesteld en het toezicht op grond van artikel 77aa, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, in de vorm van een leerstraf, te weten de training So-Cool, aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Sleutel;
- 6 STK Schroevendraaier;
- 1 STK Tas
(Omschrijving: Zwart, merk: Nike);
- 1 STK Waterpomptang
(Omschrijving: Zilver/Rood handvat)
- 3 STK Hamer;
- 1 STK Touw 117.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 STK Jas (Omschrijving: G1425229, groen, merk: Bomber jack)
Wijst toe de vordering van [vertegenwoordiger benadeelde partij 5] tot vergoeding van de schade die is geleden door de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]tot een bedrag van
€ 780,-, bestaande uit € 30,- voor de materiële en € 750,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 780,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/244168-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf van
70 uur,te vervangen door 35 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van deze rechtbank, locatie Haarlem van 7 juli 2022.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2023.
Mr. De Jonge van Ellemeet en mr. Van den Hoogen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.