6.4.Hoofdstraffen
Allereerst heeft verdachte een jongen bedreigd met een mes. Verdachte heeft geprobeerd de jongen van zijn fiets te trekken en daarna een mes getrokken. Het slachtoffer en de vriend die bij hem was zijn hierdoor erg geschrokken en zijn heel bang geweest.
Enkele maanden later heeft verdachte in korte tijd twee andere strafbare feiten gepleegd.
Samen met twee anderen heeft hij een scooter gestolen, een vervelend feit dat schade en overlast veroorzaakt voor het slachtoffer.
Tot slot heeft verdachte op klaarlichte dag, vlakbij school een voormalig klasgenoot gestoken met een mes. Hij heeft het slachtoffer in beide bovenbenen geraakt. Dit is een ernstig feit, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen, pijn heeft gehad en heel bang is geweest. Ook een getuige, een vriend van het slachtoffer, is door het incident bang geweest en heeft zich daarna niet meer veilig gevoeld op school. Er mag van geluk worden gesproken – en het is niet aan verdachte te danken – dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt. Door van dichtbij stekende bewegingen te maken met een mes, dat in elk geval scherp genoeg was om door kleding heen te snijden, had verdachte gemakkelijk vitale lichaamsdelen kunnen raken, met alle gevolgen van dien.
Ook wordt het gevoel van veiligheid in de samenleving aangetast doordat mensen messen bij zich dragen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij zich heeft bewapend omdat hij dacht dat
het slachtoffer (soms) een mes bij zich droeg, zodat hij dat gevoel van onveiligheid zal herkennen. Dat steeds meer jongeren vanuit die angst messen bij zich hebben, vergroot alleen maar de kans dat die bij ruzies ook worden gebruikt, met het risico dat mensen gewond raken of zelfs komen te overlijden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van gedateerd 23 mei 2023, waaruit blijkt dat hij eerder wegens een vermogens- en geweldsdelict is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte.
- het psychologisch rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, met assistentie van [psycholoog] , psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en ouder-kindrelatieproblematiek. Dit was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De gedragsstoornis maakt dat verdachte moeite heeft zijn impulsen te beheersen, zich aan normen en waarden te conformeren en niet-agressieve oplossingen voor zijn problemen te bedenken. Daarbij is hij beïnvloedbaar, waardoor dit gedrag onder sociale druk versterkt kan worden. Vanuit huis wordt hij onvoldoende begrensd.
Als verdachte het initiatief nam voor het steekincident, heeft hij waarschijnlijk geen niet-agressieve oplossing voor zijn probleem kunnen bedenken. Dit baart zorgen en geeft aan dat hij een meer antisociale houding heeft dan tot nu toe duidelijk is geworden. Ondanks dat verdachte rationeel weet dat wat hij heeft gedaan niet kan, beïnvloedt de gedragsstoornis zijn vermogen om zijn gedrag te reguleren negatief. Daarom wordt geadviseerd om verdachte het steekincident licht verminderd toe te rekenen.
Omdat hij zich ten aanzien van de andere feiten op zijn zwijgrecht heeft beroepen, kan maar een beperkt beeld van de doorwerking bij die feiten worden geschetst. De onderzoekers hebben daarom geen advies gegeven over de mate van toerekeningsvatbaarheid voor deze feiten.
De onderzoekers schatten in dat het risico op soortgelijk gedrag hoog is als verdachte geen begeleiding en/of behandeling krijgt. Er worden veel risicofactoren gezien, terwijl er maar weinig beschermende omstandigheden zijn.
De onderzoekers hebben geadviseerd de training Tools4U op te leggen. Daarnaast is verdachte erbij gebaat dat de begeleiding van de coach doorloopt. Als hij verblijft bij een begeleid wonen project, kan hij de pedagogische ondersteuning krijgen die hij nodig heeft en in zijn emotionele en gewetensontwikkeling gestimuleerd worden.
De onderzoekers hebben verder geadviseerd een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen, omdat begeleiding door de jeugdreclassering naar aanleiding van de vorige veroordeling onvoldoende is gebleken. De inschatting is dat een strak beleid met duidelijke gevolgen als verdachte niet meewerkt, ertoe zullen leiden dat verdachte makkelijker tot een gedragsverandering komt.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van dit rapport over de aanwezige stoornis en de mate van toerekeningsvatbaarheid.
- het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 juni 2023.
De Raad heeft geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een
onvoorwaardelijke leerstraf, namelijk So-Cool, op te leggen. Verder heeft de Raad geadviseerd verdachte een groot aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een avondklok, contactverbod met medeverdachten en slachtoffer, elektronisch toezicht, verblijf bij MultiplusZorg, het meewerken aan begeleiding door een coach en het meewerken aan dagbesteding. Hiertoe dient hij zich te houden aan de aanwijzingen van Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
De Raad ziet geen meerwaarde in de gedragsbeïnvloedende maatregel, zoals geadviseerd in het Pro Justitia-rapport. Voor verdachte wordt namelijk geen pakket aan verschillende gedragsinterventies geadviseerd.
Namens de Jeugdreclassering is ter terechtzitting naar voren gebracht dat zo nodig met bijzondere voorwaarden even snel een terugmelding kan worden gedaan als bij een gedragsbeïnvloedende maatregel. Ook hier heeft een gedragsbeïnvloedende maatregel dus volgens de Jeugdreclassering geen toegevoegde waarde.
Op de zitting is namens de Raad toegelicht dat het niveau van de leerstraf So-Cool beter bij verdachte aansluit dan dat van Tools4U. Als blijkt dat verdachte vanwege een taalbarrière te laag is ingeschat en toch een hoger niveau heeft, zal So-Cool ook passend voor hem zijn. Het betreft namelijk een individuele training die kan worden afgestemd op de mogelijkheden en de behoeftes van verdachte.
Zowel de namens Raad als de Jeugdreclassering is ter terechtzitting benadrukt dat het van belang is dat de bijzondere voorwaarden voor verdachte duidelijk zijn. Deze moeten zo zijn opgesteld dat het niet steeds nodig is uitzonderingen te maken, bijvoorbeeld bij het elektronisch toezicht of het locatiegebod.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog overwogen dat het van belang is dat hij niet wordt overvraagd door de straffen en bijzondere voorwaarden die hem worden opgelegd. Tegelijkertijd acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de gevolgen ervaart van de ernstige feiten die hij heeft gepleegd, en dat hij stevige begeleiding en voorwaarden krijgt. De rechtbank hoopt dat dit verdachte zal tegenhouden om in de toekomst weer strafbare feiten te plegen en hem zal helpen om weer op een goede manier aan de maatschappij deel te nemen. Om de kans op succes zo groot mogelijk te maken, moet het voor verdachte duidelijk zijn wat hij moet doen. De rechtbank houdt daar rekening mee bij de formulering van de bijzondere voorwaarden.
Vanwege de ernst van de feiten vindt de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 94 dagen, nog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, om verdachte ervan te weerhouden voor het einde van die proeftijd opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het is de bedoeling van de rechtbank dat het onvoorwaardelijke deel van de straf gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat hij na de uitspraak niet langer gedetineerd zal blijven.
Verder is de rechtbank van oordeel dat een stevig kader nodig is om het dagelijks leven van verdachte in goede banen te leiden. De rechtbank zal hem daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de Raad, waarbij het elektronisch toezicht zal worden opgelegd voor een periode van maximaal 3 maanden.
De rechtbank zal geen locatieverbod opleggen voor de school van [benadeelde partij 5] omdat het onduidelijk is of verdachte hier zelf nog zijn school moet afmaken. Verder zal de rechtbank bij bepaling van de avondklok geen rekening houden met verzoek van de verdediging om rekening te houden met zijn werk op een festival. Het is nog onduidelijk wat dit werk precies inhoudt en of het wenselijk is dat verdachte zich op een festivalterrein begeeft. Dit zal in het kader van de uitvoering van de bijzondere voorwaarden met de Jeugdreclassering afgestemd moeten worden.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. Ook is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van de leerstraf So-Cool van 40 uur moet worden opgelegd.