ECLI:NL:RBNHO:2023:5927

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
10047465 CV expl 22-2931
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering van een servicemonteur tegen EKS Installatie Management B.V. met betrekking tot niet-betaald loon en verrekening van opleidingskosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een loonvordering van [eiser] tegen EKS Installatie Management B.V. [eiser] was van 18 november 2019 tot en met 16 december 2019 in dienst als servicemonteur bij EKS, met een bruto maandsalaris van € 3.200,00. De kern van de zaak was of EKS nog loon uit 2019 aan [eiser] moest betalen, waarbij EKS een beroep deed op verrekening van opleidingskosten en andere bedragen die zij nog van [eiser] zou hebben.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10047465 CV EXPL 22-2931
Uitspraakdatum: 1 februari 2023
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
[adres]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: geen
tegen
de besloten vennootschap
EKS Installatie Management B.V.
[vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: EKS
gemachtigde: mr. B.J. Mekkelholt

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of EKS nog loon uit 2019 aan [eiser] moet betalen. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] grotendeels toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
1.2.
[eiser] is van 18 november 2019 tot en met 16 december 2019 in dienst geweest bij EKS als servicemonteur, met een salaris van € 3.200,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
1.3.
Het staat niet ter discussie dat [eiser] op zichzelf recht heeft op loon over die periode.
1.4.
EKS doet een beroep op verrekening en voert aan dat zij het loon kan verrekenen met bedragen die zij nog tegoed heeft van [eiser] , waaronder opleidingskosten. Een beroep op verrekening kan alleen slagen als eenvoudig kan worden vastgesteld dat dit beroep terecht is. [1] Dat is hier niet het geval, omdat over die verrekening discussie bestaat. Het beroep op verrekening moet alleen al daarom worden afgewezen.
1.5.
De kantonrechter zal toch nog het volgende overwegen over het beroep op verrekening.
1.6.
Volgens EKS heeft zij schade geleden, omdat [eiser] geen rapportages heeft ingediend. Maar [eiser] betwist dat en de kantonrechter kan aan de hand van de stukken niet vaststellen dat [eiser] een verwijt kan worden gemaakt. Bovendien kan EKS op grond van de wettelijke regels geen schade claimen, ook niet als [eiser] wel het verwijt zou kunnen worden gemaakt dat hij geen rapportages heeft ingediend. Volgens die regels is een werknemer namelijk alleen maar aansprakelijk voor schade bij de uitvoering van de werkzaamheden, als die schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. [2] Dat is hier niet gesteld en ook niet gebleken.
1.7.
EKS voert nog aan dat [eiser] drie vakantiedagen heeft opgenomen, terwijl hij tijdens het dienstverband maar twee vakantiedagen heeft opgebouwd. [eiser] ontkent dat hij vakantie heeft opgenomen. Op de loonstrook die EKS heeft overgelegd staat bij het verlofsaldo nul vermeld. Er is door EKS ook geen vakantieadministratie overgelegd. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat [eiser] te veel vakantiedagen heeft opgenomen en dat niet is gebleken van een negatief vakantiesaldo.
1.8.
Wat betreft de opleidingskosten die EKS met het loon van [eiser] heeft verrekend, staat vast dat deze kosten door de nieuwe werkgever van [eiser] aan EKS zijn betaald in juni 2020. EKS had dus in juni 2020 in ieder geval geen reden meer om het loon van [eiser] niet te betalen.
1.9.
EKS heeft ook verweer gevoerd tegen de hoogte van het door [eiser] gevorderde bedrag aan loon. Dit verweer volgt de kantonrechter wel. [eiser] heeft van 18 november 2019 tot en met 16 december 2019 voor EKS gewerkt. Dat zijn exact vier weken. Maar [eiser] vordert meer dan een maandloon, namelijk € 3.389,54 bruto, en dat kan dus niet kloppen. [eiser] heeft zowel in november als in december 2019 twee weken gewerkt. Bij een loon van € 3.200,00 bruto per maand bedraagt het salaris over twee weken, inclusief vakantiegeld, € 1.595,08 bruto. Er is daarom een bedrag van in totaal € 3.190,16 bruto aan loon toewijsbaar.
1.10.
De gevorderde wettelijke verhoging zal worden toegewezen. [3] EKS heeft ook na juni 2020, toen de nieuwe werkgever van [eiser] de opleidingskosten aan haar had voldaan, het loon over de maanden november en december 2019 niet aan [eiser] betaald. Dit is helemaal aan EKS te wijten en toe te rekenen. De teleurstelling en het ongenoegen aan de kant van EKS over de arbeidsrelatie zijn geen reden om het loon niet te betalen.
1.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen tot een bedrag van € 3.190,16 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%.
1.12.
De proceskosten komen voor rekening van EKS, omdat zij ongelijk krijgt. Dat zijn de kosten van de dagvaarding van € 125,03 en het griffierecht van € 244,00.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt EKS aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 3.190,16 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over dit bedrag, en te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 1.595,08 plus verhoging vanaf 1 december 2019 tot aan de dag van de gehele betaling, en te vermeerderden met de wettelijk rente over € 1.595,08 plus verhoging vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
2.2.
veroordeelt EKS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 244,00;
2.3.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:661 lid 1 BW.
3.Artikel 7:625 lid 1 BW.