ECLI:NL:RBNHO:2023:5924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
9368750 \ CV EXPL 21-5180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG, naar aanleiding van een vertraging van hun vlucht op 11 mei 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vlucht van Amsterdam naar Zürich was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Newark hebben gemist. De passagiers arriveerden uiteindelijk met een vertraging van 16 uur en 24 minuten op hun eindbestemming.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de vertraging te wijten was aan omstandigheden die buiten zijn controle lagen, zoals slotrestricties en de luchtverkeersleiding die nieuwe vertrektijden oplegde.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagiers ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9368750 \ CV EXPL 21-5180
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.
[eiser 1], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige],
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG Swiss International Air Lines SA Swiss International Air Lines Ltd.
gevestigd te Bazel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 11 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Zurich Airport, Zürich (Zwitserland) naar Newark Liberty International Airport, New Jersey (Verenigde Staten).
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Zürich, met vluchtnummer LX729 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht en met een vertraging van 16 uur en 24 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter begrijpt uit de kop van de conclusie van repliek en het lichaam dat de afsluiting “Tot persistit!” een verschrijving betreft en dat de passagiers hun eis hebben willen verminderen. Gelet hierop is de vordering onder 3.1 opgenomen zoals verminderd in de conclusie van repliek.
5.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Zürich – Amsterdam – Zürich (LX728 en LX729). Beide vluchten zijn uitgevoerd door hetzelfde toestel (toestel HBIJK). Door de slotrestricties konden beide vluchten later dan oorspronkelijk gepland vertrekken. Ter onderbouwing heeft de vervoerder onder meer de vluchtrapporten van de voorafgaande vlucht (met vluchtnummer LX728) en de onderhavige vlucht overgelegd. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat in het vluchtrapport van vlucht LX728 als oorzaak van de vertraging vertragingscode 83 staat genoemd. Vertragingscode 83 staat volgens de door de vervoerder overgelegde “Standard IATA Delay Codes” voor “
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and/or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. De vervoerder heeft eveneens de “Slot Allocation Message” (hierna: SAM) en de “Slot Revision Message” (hierna: SRM) van vlucht LX728 overgelegd. Uit de SAM en de SRM volgt dat de “Estimated Off Block Time” (hierna: EOBT) 10:30 uur (UTC) was, zijnde de geplande vertrektijd van vlucht LX728. Uit de SAM en SRM volgt eveneens dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuwe “Calculated Take Off Time” (hierna: CTOT) aan vlucht LX728 heeft opgelegd. Vlucht LX728 is als gevolg van deze CTOT’s één uur en 22 minuten vertraagd, aldus de vervoerder.
5.5.
De passagiers betwisten dat de vertraging van vlucht LX728 een buitengewone omstandigheid oplevert en stellen dat deze vertraging is veroorzaakt doordat de luchtverkeersleiding die dag bezig was met het implementeren van een nieuw softwaresysteem. Tegenover de betwisting van de vervoerder hebben de passagiers dit echter onvoldoende onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. De vertraging wegens de afgegeven CTOT’s levert in dit geval een buitengewone omstandigheid op, ongeacht de daaraan door de luchtverkeersleiding ten grondslag gelegde reden. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt heeft deze vlucht immers niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
5.6.
Niet in geschil is dat de vertraging van vlucht LX728 kan doorwerken naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de vlucht volgt dat de vertrekvertraging van 1 uur en 20 minuten van de vlucht is ontstaan wegens “
Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector” (vertragingscode 93). Hiermee is voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LX728 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vertraging van vlucht LX728 voor de duur van 1 uur en 22 minuten werkt in het onderhavige geval dan ook voor de duur van 1 uur en 20 minuten door op de onderhavige vlucht.
5.7.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding (meerdere malen) een nieuwe CTOT heeft opgelegd aan vlucht LX729 vanwege vertragingscode 84. De vervoerder voert aan dat deze vertraging eveneens een buitengewone omstandigheid oplevert, hetgeen niet door de passagiers is betwist. De vertraging voor de duur van 21 minuten is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter verwijst daarbij naar hetgeen hij in overweging 5.5. heeft opgenomen.
5.8.
Partijen twisten voorts over de vraag of de vertraging van de onderhavige vlucht voor de duur van 15 minuten wegens vertragingscode 31 moet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Deze vraag kan in het midden blijven. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. De passagiers zijn om 18:12 uur (lokale tijd) aangekomen in Zürich. De aansluitende vlucht van de passagiers stond om 17:20 uur (lokale tijd) gepland te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheden van 1 uur en 41 minuten (één uur en 20 minuten + 21 minuten) zou de vlucht (met één minuut vertraging) om 16:31 uur (lokale tijd) te Zürich zijn gearriveerd. Niet in geschil is dat de minimale overstaptijd in Zürich 40 minuten bedraagt. Indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, dan zouden de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gehaald. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.9.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 50 minuten was gepland en dat de minimale connectietijd te Zürich 40 minuten bedraagt. Dit houdt in dat de passagiers een buffer van 10 minuten hadden om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat de passagiers te Zürich een aankomstvertraging van één uur en 41 minuten ten gevolge van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden hadden, welke vertraging niet met een buffer van 20 minuten zou zijn opgevangen. De passagiers stellen dat er bij het uitvoeren van de vluchten te weinig rekening is gehouden met een redelijke overstap- en omdraaitijd. In tegenstelling tot hetgeen de passagiers hebben gesteld, is de kantonrechter met de vervoerder van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij ingevolge het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo volledig mogelijk te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar dat de voorgaande (rotatie)vluchten niet kunnen worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht zoals bedoeld in voormeld arrest. Zodoende is de vervoerder niet gehouden om tussen de rotatievluchten een omdraaitijd in acht te nemen. De stelling van de passagiers houdt dan ook geen stand.
5.10.
De vervoerder voert aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht. De passagiers betwisten dit verweer en stellen dat zij met vlucht KL645, KL643 of SK549 en SK901 eerder op de eindbestemming zouden zijn aangekomen. De passagiers hebben echter niet aangetoond dat er op een van deze vluchten plaatsen voor hen beschikbaar waren, zodat die stelling als onvoldoende onderbouwd dient te worden verworpen. Niet vast is komen te staan dat de passagiers sneller naar de eindbestemming vervoerd hadden kunnen worden. De conclusie is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen, zodat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter