ECLI:NL:RBNHO:2023:5913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
15/252885-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op winkel te Alkmaar met geweld en bedreiging

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een winkel in Alkmaar op 16 maart 2022. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, waarbij hij samen met anderen een mobiele telefoon en een sleutelbos heeft weggenomen van de slachtoffers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er DNA-materiaal van de verdachte op de plaats delict is aangetroffen, wat leidde tot de overtuiging dat hij betrokken was bij de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, ondanks dat hij geen verklaring kon geven voor zijn DNA op de plaats delict. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die direct uitvoerbaar zijn. Daarnaast is de inbeslaggenomen motorscooter verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt bij de overval. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/252885-22 en 15/079920-21 (TUL)
Uitspraakdatum: 15 juni 2023
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 juni 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Brouwer, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (merk Samsung A52) met een bruin etuihoesje met inhoud (waaronder een bankpas, een rijbewijs, een pasje voor de golfbaan en/of een geldbedrag van 100 euro) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een voorwerp in de nek van die [benadeelde 1] te drukken en/of
- die [benadeelde 1] ruw op de grond te duwen en/of
- tegen die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen: "Niet naar achter kijken, anders gebeuren er rare dingen" en/of
- de armen van die [benadeelde 1] op ruwe wijze naar zijn rug te bewegen en daarbij de woorden toe te voegen "Handen op je rug, handen op je rug!" en/of
- de handen van die [benadeelde 1] op zijn rug vast te binden en/of
- de net binnengekomen [benadeelde 2] vast te pakken en naar binnen te trekken en/of
- met die [benadeelde 2] in worsteling te raken en/of
- die [benadeelde 2] in het gezicht te trappen en/of
- vervolgens de telefoon en sleutelbos van die [benadeelde 1] van de grond te pakken en het pand te verlaten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder het aangetroffen DNA-materiaal op de in [benadeelde 3] gevonden deels afgebroken tie-wraps en op de kraag van de jas van het slachtoffer [benadeelde 2]. Uit de door het Nederlands Forensisch Instituut opgestelde DNA-rapportages blijkt dat dit DNA-materiaal matcht met het DNA-profiel van de verdachte. In beide gevallen is de bewijskracht meer dan één miljard, hetgeen wil zeggen dat het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de
bemonstering DNA bevat van de verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige onbekende persoon. De verdachte heeft geen verklaring willen of kunnen geven die de aanwezigheid van zijn DNA op de twee verschillende plaatsen op de plaats delict kan verklaren, anders dan zijn betrokkenheid bij de overval. Daarnaast past de verdachte in het (summiere) signalement van een van de overvallers, zoals ook blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden van het voorval. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 16 maart 2022 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen een mobiele telefoon (merk Samsung A52) met een bruin etuihoesje met inhoud (waaronder een bankpas, een rijbewijs, een pasje voor de golfbaan en een geldbedrag van 100 euro) en een sleutelbos die aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een voorwerp in de nek van die [benadeelde 1] te drukken en
- die [benadeelde 1] ruw op de grond te duwen en
- tegen die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen: "Niet naar achter kijken, anders gebeuren er rare dingen" en
- de armen van die [benadeelde 1] op ruwe wijze naar zijn rug te bewegen en daarbij de woorden toe te voegen "Handen op je rug, handen op je rug!" en
- de handen van die [benadeelde 1] op zijn rug vast te binden en
- [benadeelde 2] vast te pakken en naar binnen trachten te trekken en
- met die [benadeelde 2] in worsteling te raken en
- die [benadeelde 2] in het gezicht te trappen en
- vervolgens de telefoon en sleutelbos van die [benadeelde 1] van de grond te pakken en het pand te verlaten.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden een meldplicht bij de jeugdreclassering, verplichte ambulante behandeling en een locatieverbod voor de winkel [benadeelde 3] te Alkmaar. De officier van justitie vordert dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen en de verdachte te veroordelen tot 160 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft zij verzocht het onvoorwaardelijke deel gelijk te laten zijn aan het voorarrest en het overige deel voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. De raadsvrouw heeft verzocht hiernaast geen werkstraf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met in ieder geval één ander iemand schuldig gemaakt aan een winkeloverval, waarbij gebruik is gemaakt van (bedreiging met) fysiek geweld. De verdachte heeft daarbij een telefoon met pasjes en geld en een sleutelbos weggenomen.
De verdachte en zijn mededader hebben de directeur van [benadeelde 3], [benadeelde 1], onverhoeds en van achteren aangevallen en hem naar binnen geduwd, een hard voorwerp in zijn nek geduwd en naar de grond gewerkt, zijn armen vervolgens ruw naar zijn rug gebracht en deze vastgebonden. De schoonmaker, [benadeelde 2], belde nietsvermoedend aan en werd vervolgens vastgegrepen, waarna een worsteling heeft plaatsgevonden en [benadeelde 2] in zijn gezicht is getrapt. Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededader ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Overvallen zijn heftige en angstaanjagende feiten en veroorzaken niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en omstanders, maar hebben ook hun weerslag op de samenleving in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch kunnen ervaren en vaak lang last hebben van de gevolgen en veel tijd nodig hebben om de gebeurtenissen te verwerken. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar al eerder voor een soortgelijk delict onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage van Reclassering Nederland van 28 april 2023. Hieruit blijkt dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat en dat (onder meer) het ontbreken van een dagbesteding als een risicoverhogende factor werd beschouwd. De verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis eind januari 2023 positieve ontwikkelingen doorgemaakt en de problemen op dit leefgebied zijn afgenomen. De verdachte toont verantwoordelijkheid en is ontvankelijk voor begeleiding, waarbij hij wordt ondersteund door de jeugdreclassering en Turn-Over. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht nu de handelingsvaardigheden van de verdachte beperkt zijn ontwikkeld en sprake is van een beperking in het verstandelijk functioneren. De reclassering adviseert ook oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachte en een locatieverbod zonder elektronische monitoring.
De rechtbank heeft ter terechtzitting gesproken met [reclasseringswerker], reclasseringswerker bij De Jeugd en Gezinsbeschermers. Zij heeft het advies van Reclassering Nederland onderschreven en nader toegelicht.
Adolescentenstrafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte was ten tijde van het plegen van het feit achttien jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt, kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. Uit voornoemd reclasseringsrapport blijkt dat er aanwijzingen zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en dat dit ook wordt geadviseerd. De rechtbank neemt dit advies over en past het adolescentenstrafrecht toe.
Op te leggen straf
Gelet op de ernst van het gepleegde feit en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de maatschappij, acht de rechtbank de oplegging van een jeugddetentie passend en geboden. Daar komt bij dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd gedurende een proeftijd. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te begaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, groot 106 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht. Het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie is daarmee gelijk aan het voorarrest.
Verder acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden noodzakelijk. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen jeugddetentie verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De rechtbank is van oordeel dat er, zonder een beschermend kader, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank weegt daarbij de ernst van het feit mee, alsook het feit dat de verdachte eerder onherroepelijk voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld en hij bovendien tijdens het plegen van onderhavig feit in een proeftijd liep. De rechtbank beveelt daarom dat de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Beslag

Onder de verdachte is het volgende goed inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
- 1 STK Motorscooter (Omschrijving: G1352925, bijz.h Slot ontbreekt en veel schade aan de motor., grijs, merk: Piaggio).
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen scooter verbeurd te verklaren, nu dit voertuig is gebruikt bij de overval als vluchtscooter.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een motorscooter, stelt de rechtbank vast dat geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Nu de motorscooter met betrekking tot het bewezenverklaarde feit is begaan, zal de rechtbank de motorscooter verbeurd verklaren.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 31 mei 2021 in de zaak met parketnummer 15/079920-21 heeft de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte voor diefstal met braak in vereniging veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van twintig uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke werkstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet moet worden toegewezen nu het een feit betreft van enige tijd geleden. Bovendien zou een toewijzing de positieve ontwikkelingen van de verdachte doorkruisen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 7 juni 2021 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 14 juni 2021 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw (soortgelijk) strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De rechtbank wijst daarom de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van twintig uren toe.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen. Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 106 (honderdzes) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
-
meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig vindt;
-zich laat behandelen door Turn-Over of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich niet bevindt in de winkel [benadeelde 3] aan het adres [adres 2], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de gecertificeerde instelling Jeugd- & Gezinsbeschermers te Alkmaar de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa, eerste lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Motorscooter (Omschrijving: G1352925, bijz.h Slot ontbreekt en veel schade aan de motor., grijs, merk: Piaggio).
Vordering tot tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/079920-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
twintig (20) uren, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2021. De werkstraf wordt vervangen door tien (10) dagen hechtenis als deze niet goed wordt uitgevoerd.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.C de Haan, voorzitter,
mr. E.C.M. van Mierlo en mr. J.J.M. Uitermark, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2023.