In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de maatschap Linssen c.s. advocaten en een gedaagde. De eiseres, Linssen, vorderde betaling van een factuur van € 2.178,- inclusief btw en kantoorkosten, na een tussenvonnis waarin werd vastgesteld dat mogelijk sprake was van een consumentenovereenkomst. De gedaagde, die als bestuurder van verschillende vennootschappen optrad, voerde aan dat hij de opdracht niet als consument had verstrekt, maar in een professionele hoedanigheid. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet als consument kon worden aangemerkt, omdat de juridische bijstand die hij zocht verband hield met zijn rol als bestuurder en niet met privédoeleinden.
De kantonrechter heeft de vordering van Linssen toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke handelsrente vanaf 20 juli 2021. De gedaagde had ook een vordering in reconventie ingesteld, waarin hij terugbetaling van een voorschot en vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling en wanprestatie vorderde. Dit verweer werd echter afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde te laat had geklaagd over de kwaliteit van het geleverde cassatieadvies en dat er geen grond was voor vernietiging van de overeenkomst.
De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, en heeft de vordering van Linssen voor het overige afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.