ECLI:NL:RBNHO:2023:5855

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
C/15/339858 / JU RK 23-765
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging zorgregeling en begeleide omgang tussen moeder en kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) om de zorgregeling tussen de moeder en haar kind te wijzigen. De GI verzocht om begeleide omgang tussen de moeder en de minderjarige, omdat er een risico op ontvoering naar Spanje of Venezuela door de moeder zou bestaan. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door haar advocaat, aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige hebben, die bij de vader woont. De moeder heeft in het verleden zonder toestemming van de vader de minderjarige meegenomen naar het buitenland, wat de zorgen van de GI heeft vergroot.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat hoewel het risico op ontvoering nooit volledig kan worden uitgesloten, de angst van de GI onvoldoende onderbouwd is om de gevraagde wijziging van de zorgregeling te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en de eerder vastgestelde zorgregeling hersteld. Dit betekent dat de minderjarige weer elk weekend bij de moeder verblijft, zoals eerder was afgesproken. Daarnaast heeft de kinderrechter bepaald dat de minderjarige ieder jaar de eerste week van de meivakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijft. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat er hulpverlening noodzakelijk is om de scheidingsproblematiek tussen de ouders aan te pakken, maar dat deze hulp nog niet is opgestart.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
locatie Haarlem
zaaknummer: C/15/339858 / JU RK 23-765
datum uitspraak: 7 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ex artikel 1:265g BW
in de zaak van

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers, kantoorhoudende te Hoorn,
en

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
hierna tezamen ook: de ouders.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de (spoed)beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 mei 2023 en de daarin vermelde stukken;
- het aanvullend plan van aanpak van de GI, binnengekomen ter griffie op 5 juni 2023;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van de moeder, ontvangen op 5 juni 2023.
Op 7 juni 2023 is de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij zijn verschenen en gehoord:
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de vader.
Bij beschikking van de kinderrechter van 19 november 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling is verlengd en thans nog voortduurt tot 19 november 2023.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2022 is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, inhoudende dat [de minderjarige] elk weekend bij de moeder verblijft van zaterdag 9.30 uur tot maandag 8.30 uur.
Op 26 mei 2023 heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de bij beschikking van
8 februari 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, in die zin dat er voor een periode van vier weken slechts begeleide omgang (met professionele expertise) zal plaatsvinden tussen de moeder en [de minderjarige] .
De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van 7 juni 2023, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de bij beschikking van 8 februari 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen, in die zin dat er slechts begeleide omgang (met professio-nele expertise) zal plaatsvinden tussen de moeder en [de minderjarige] .
De GI heeft dit verzoek gemotiveerd door te stellen dat er een reëel gevaar bestaat dat de moeder [de minderjarige] zal ontvoeren naar Spanje of Venezuela.
Dit risico is de afgelopen periode toegenomen, door de blijvende belastende uitspraken van de moeder over de vader waar [de minderjarige] bij is, het feit dat zij van haar huidige echtgenoot wil scheiden en het herhaaldelijk aangeven dat zij terug wil keren naar Venezuela of Spanje. Daarbij komt dat de moeder [de minderjarige] in de afgelopen meivakantie zonder toestemming van de vader heeft meegenomen naar Spanje. Na terugkomt heeft de moeder de reisdocumenten van [de minderjarige] , ook na herhaald aandringen door de GI, niet aan de vader willen afgeven. De vader heeft op advies van zijn advocaat, het Centrum Internationale Kinderontvoering (IKO) en de GI, als reactie hierop [de minderjarige] niet volgens de zorgregeling naar de moeder laten gaan, omdat het risico op ontvoering te groot is.
Op grond van het voorgaande zijn de zorgen bij de GI dusdanig opgelopen, dat zij zich genoodzaakt voelde de kinderrechter te verzoeken dat de omgang enkel nog begeleid kan plaatsvinden zodra de rust is wedergekeerd, de moeder aangeeft haar medewerking te verlenen en er een organisatie bereid en beschikbaar is om de begeleide omgang vorm te geven.
De GI heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat zij bezig zijn geweest met het inzetten van hulp, bestaande uit systeemtherapie, intensieve opvoedondersteuning en individuele hulpverlening voor ouders bij Adagio, en met begeleide omgang. De opvoedondersteuning en de begeleide omgang kunnen naar verwachting op korte termijn starten.
De huidige beschuldigingen en verwijten van de ouders jegens elkaar, zijn dezelfde als in 2019. Door de Raad voor de Kinderbescherming is in september 2021 geadviseerd het NIKA-traject en de SCHIP-methodiek in te zetten; dit is echter door de GI niet gedaan.
De GI heeft niet de overtuiging dat de problematiek tussen de ouders voorkomt uit een taalbarrière of cultuurverschillen, maar mogelijk wel uit trauma’s. Dat zou de reacties van de ouders kunnen verklaren. Er is altijd ruis geweest over de tijden van de omgang en de verdeling van vakanties. Door het gerechtshof is in februari van dit jaar de verdeling van de meivakantie gedetailleerd vastgesteld. De moeder heeft desondanks diverse vragen gesteld over de verdeling van die vakantie en het krijgen van toestemming daarvoor, waarna is verwezen naar voornoemde beschikking. Uiteindelijk heeft een herstelgesprek plaatsgevon-den, met als gevolg het spoedverzoek van 26 mei 2023 tot stopzetting van de omgang.
De moeder heeft [de minderjarige] namelijk in de meivakantie zonder toestemming van de vader meegenomen naar Madrid, terwijl ze dat had moeten overleggen en er toestemming voor had moeten vragen. De wijziging van de omgang wordt niet alleen gevraagd vanwege het risico op ontvoering, maar ook vanwege de belasting van [de minderjarige] met volwassenenzaken. Door hulp in te zetten, is de hoop dat de strijd tussen de ouders afneemt en de maatregelen afgezwakt kunnen worden.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader is het eens met het verzoek.
De moeder heeft altijd aangegeven terug te willen naar Spanje en ze heeft vaker gedreigd voorgoed met [de minderjarige] te vertrekken. Zij heeft [de minderjarige] in het verleden ook al een keer zonder zijn toestemming meegenomen naar het buitenland voor 2,5 maand. De communi-catie met de moeder is slecht, vanwege de beschuldigingen. Hij reageert daarom enkel op berichten van haar via whatsapp, brieven of mailberichten indien het over [de minderjarige] gaat. Ieder jaar is er strijd om de verdeling van de vakanties, daarom is die verdeling meermaals concreet vastgesteld in beschikkingen. Op berichten en vragen van de moeder over de meivakantie heeft hij dan ook niet gereageerd, omdat het al bij beschikking is vastgelegd. Uiteindelijk heeft de moeder [de minderjarige] zonder overleg en toestemming meegenomen naar Madrid in de meivakantie; daarna is er nog één keer onbegeleide omgang geweest.
De moeder wilde de Nederlandse ID-kaart en het Venezolaanse paspoort van [de minderjarige] niet bij hem inleveren, waarna de situatie uit de hand is gelopen en in overleg met de GI is besloten de omgang niet langer te laten doorgaan.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek.
Bij zelfstandig verzoek heeft de moeder verzocht de omgangregeling direct te hervatten,
te weten dat [de minderjarige] ieder weekend van zaterdag 9.30 uur tot maandag naar school bij haar verblijft, alsmede een verdeling van de meivakantie bij helfte.
De GI stelt wel dat er gevaar is voor ontvoering, maar geeft daar geen concrete aanwij-zingen voor; hun verzoek lijkt voornamelijk gebaseerd op de angsten van de vader.
Ter zitting heeft de moeder gezegd dat zij meermalen heeft geprobeerd met de vader te communiceren over de omgangs- en vakantieregeling om tot afspraken te komen, waaronder over de recente meivakantie. Zij wilde graag met [de minderjarige] haar familie bezoeken in Spanje of in Venezuela, maar heeft van de vader - noch van de GI - enige reactie ontvangen.
Zij is daarom met [de minderjarige] op vakantie gegaan, wat zij (opnieuw) heeft doorgegeven aan de vader en de GI.
Na die vakantie is zij – met [de minderjarige] - gewoon teruggekeerd in Nederland en in hen weekend daarna heeft nog gewoon onbegeleide omgang plaatsgevonden. Onduidelijk is dan ook wat de noodzaak en de toegevoegde waarde is van begeleide omgang.
Indien op haar berichten en telefoontjes (en het e-mailbericht van haar echtgenoot aan de GI) gereageerd was, had deze situatie voorkomen kunnen worden.
De moeder heeft voorts geantwoord dat zij niet van plan is uit Nederland te emigreren, dat zij onlangs een nieuwe baan heeft aangenomen (bij het Ministerie van Defensie) en dat er weliswaar huwelijksproblemen zijn, maar geen plannen voor echtscheiding.

De beoordeling

rechtsmacht
Door de omstandigheid dat de moeder niet de Nederlandse, maar de Spaanse en de Venezolaanse nationaliteit heeft, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de GI.
Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel
7 Brussel II
terrechtsmacht toe ter zake het verzoek.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is daarop Nederlands recht van toepassing.
inhoudelijke beoordeling
De kinderrechter is van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is de in de beschikking van
8 februari 2022 neergelegde zorgregeling te wijzigen.
Het verzoek van de GI is gebaseerd op de mogelijkheid van ontvoering van [de minderjarige] naar Spanje of Venezuela door de moeder.
Hoewel het risico daarop nooit kan worden uitgesloten, is de angst ervoor, gelet op de volgende feiten en omstandigheden, onvoldoende onderbouwd om de gevraagde - diep in het leven van moeder en dochter ingrijpende maatregel - te rechtvaardigen.
- Ter zitting van 15 november 2022 (waar het verzoek tot verlenging van de ondertoezicht-stelling werd behandeld) hebben beide partijen verklaard dat de omgangsregeling goed verliep.
- De omgangsregeling is uitgevoerd tot en met het weekend vóór de meivakantie 2023; gesteld noch gebleken is dat dit sinds 15 november 2022 niet goed is verlopen.
- De omgangsregeling is ook uitgevoerd in het eerste weekend ná de meivakantie 2023; gesteld noch gebleken is dat dit niet goed is verlopen.
- De moeder heeft vanaf februari 2023 tevergeefs geprobeerd toestemming van de vader te krijgen voor de meivakantie 2023. Ter zitting heeft de vader verklaard haar whats-app-berichten wel te hebben gelezen, maar deze bewust niet te hebben beantwoord. Hetzelfde geldt met betrekking tot haar telefonische oproepen.
De groepsapp functioneerde niet, omdat – voorzover bij de GI al sprake is geweest van een overdracht – de nieuwe gezinsmanager daar geen deel (meer) van uitmaakte.
- De moeder heeft direct na aankomst in Madrid, de vader op de hoogte gesteld van haar verblijf daar met [de minderjarige] en met hem gesproken over de duur daarvan.
- De moeder heeft direct na terugkeer in Nederland, [de minderjarige] bij de vader teruggebracht.
- De moeder is in het verleden, met toestemming van de vader, vaker met [de minderjarige] naar het buitenland gereid en heeft haar aansluitend bij hem teruggebracht.
- De moeder is in mei 2023 naar Venezuela gereisd zonder [de minderjarige] mee te nemen, hoewel aannemelijk is dat zij daartoe wel de gelegenheid had.
- De opmerking in de brief van het IKO van 25 mei 2023 (productie 5 van de GI) dat de vader pas van achteraf van [de minderjarige] heeft vernomen dat zij in het buitenland was geweest, is aantoonbaar onjuist.
- De moeder is al langere tijd woonachtig en werkzaam in Nederland en heeft ter zitting gezegd niet van plan te zijn te (r)emigreren.
- De moeder heeft ter zitting de ID-kaart van [de minderjarige] aan de vader gegeven en toegezegd hem het Venezolaanse paspoort van [de minderjarige] vóór de eerstkomende zaterdag te zullen doen toekomen.
Nu onvoldoende is gesteld om de angst voor ontvoering te rechtvaardigen, zal het verzoek van de GI worden afgewezen.
Dit heeft tot gevolg dat de bij beschikking van 8 februari 2022 vastgestelde zorgregeling per heden herleeft en dat het eerstvolgende contact tussen moeder en kind dus zal plaatsvinden op zaterdag 10 juni 2023.
De moeder heeft aldus geen belang meer bij toewijzing van het zelfstandig verzoek onder B.
Dat de vader zich aan de in genoemde beschikking vastgestelde tijden dient te houden, spreekt voor zich.
Het zelfstandig verzoek van de moeder onder C zal worden toegewezen.
Ondanks diverse beschikkingen omtrent de verdeling van de vakanties, is er kennelijk ieder jaar toch sprake van strijd over de verdeling. Omdat het in het belang van [de minderjarige] is dat daar zoveel mogelijk duidelijkheid over bestaat, zal bepaald worden dat zij ieder jaar de eerste week van de meivakantie bij de vader verblijft, en de tweede week bij de moeder.
De kinderrechter merkt nog op dat de GI heeft gezegd dat de door de Raad noodzakelijk geachte hulpverlening - waaronder de SCHIP-methodiek voor complexe echtscheidings-problematiek en NIKA-traject voor de onveilige gehechtheid - nooit in gang is gezet.
Omdat de scheidingsproblematiek tussen de ouders nog duidelijk zichtbaar is en [de minderjarige] hiermee belast wordt, is van belang dat met deze hulp zo snel als mogelijk zal worden begonnen.

De beslissing

De kinderrechter:
Handhaaft de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 mei 2023 tot 7 juni 2023 en wijst het verzoek van de GI voor het overige af;
bepaalt dat [de minderjarige] ieder jaar de eerste week van de meivakantie bij de vader verblijft en de tweede week bij de moeder;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.L. Diender, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023, in aanwezigheid van mr. K.D. Warmerdam als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgelegd en ondertekend op 21 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.