ECLI:NL:RBNHO:2023:585

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
15/141938-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een buschauffeur, vernieling van een veiligheidsscherm, mishandeling van een buurman en dierenverwaarlozing met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 10 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder de mishandeling van een buschauffeur en een buurman, vernieling van een veiligheidsscherm en dierenverwaarlozing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 oktober 2022 de buschauffeur heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan en op dezelfde dag opzettelijk het veiligheidsscherm van een ander heeft vernield. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor de mishandeling van zijn buurman op 25 april 2020, waarbij hij een fiets tegen het gezicht van de buurman gooide. In een andere zaak werd de verdachte beschuldigd van het onthouden van zorg aan zijn hond, een Amerikaanse Staffordshire, door deze niet te voorzien van een schone en gezonde leefruimte.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van de buschauffeur en de buurman, evenals de vernieling van het veiligheidsscherm. Wat betreft de dierenverwaarlozing heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zijn hond niet van voldoende voedsel en water had voorzien, en heeft de verdachte op dat punt vrijgesproken. De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de hond van de verdachte verbeurd verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de buschauffeur en de eigenaar van het veiligheidsscherm, gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft recht op €750,00 aan immateriële schadevergoeding, terwijl de benadeelde partij [slachtoffer 3] recht heeft op €1.070,37 aan materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om deze bedragen aan de Staat te betalen bij gebreke van betaling en verhaal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/141938-20 (zaak A), 15/326923-20 (zaak B) en 15/261578-22 (zaak C) (ttz gevoegd)
Uitspraakdatum: 10 januari 2023
Verstek
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 25 april 2020 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) een fiets op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien;
Zaak B
hij, in of omstreeks de periode 5 oktober 2020 tot en met 14 oktober 2020, te Alkmaar als houder van een of meer dieren, te weten een hond (Amerikaanse Staffordshire) de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door de hond niet te voorzien van
- een schone en/of gezonde leefruimte (de hond staat in zijn eigen (beschimmelde) ontlasting en urine) en/of
- (voldoende) eten en (voldoende) schoon drinkwater;
Zaak C
1.Hij, op of omstreeks 10 oktober 2022 te Alkmaar [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd te stompen/slaan;
2.Hij, op of omstreeks 10 oktober 2022 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk het veiigheidsscherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in zaken A, B, en C ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het feit in zaak B blijkt volgens de officier van justitie onvoldoende uit het dossier dat de verdachte zijn hond niet heeft voorzien van voldoende eten en/of schoon drinkwater en zij verzoekt de verdachte om die reden vrij te spreken van dat deel van de tenlastelegging.
3.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaken A, B en C ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zijn hond niet heeft voorzien van voldoende eten en/of schoon drinkwater. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat:
Zaak A:
hij op 25 april 2020 te Alkmaar [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht een fiets tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te gooien;
Zaak B
hij op 14 oktober 2020 te Alkmaar als houder van een Amerikaanse Staffordshire de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, door de hond niet te voorzien van een schone en gezonde leefruimte (de hond staat in zijn eigen beschimmelde ontlasting en urine);
Zaak C
1.hij op 10 oktober 2022 te Alkmaar [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het hoofd te stompen/slaan;
2.hij op 10 oktober 2022 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk het veiligheidsscherm dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft vernield.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A en zaak C onder 1, telkens:
mishandeling;
Ten aanzien van zaak B:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
Ten aanzien van zaak C onder 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft een buschauffeur mishandeld door hem in het gezicht te slaan/stompen. Buschauffeurs trachten reizigers een goede, veilige en rustige reis te bieden. Steeds vaker komt het voor dat werknemers in publieke diensten te maken krijgen met agressie tijdens hun werk. Dit is onaanvaardbaar en de rechtbank rekent de verdachte zijn handelen dan ook ernstig aan. De verdachte heeft voorts zijn buurman mishandeld door met kracht een fiets tegen zijn gezicht te gooien. Door zo te handelen heeft de verdachte zijn buurman pijn en letsel bezorgd. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een kuchscherm van [slachtoffer 3], waarmee hij geen enkel respect voor de eigendommen van anderen heeft getoond en schade en overlast heeft veroorzaakt. Tot slot heeft de verdachte zijn hond onthouden van zorg. Ook dit betreft een ernstig feit. Dieren kunnen niet voor zichzelf opkomen en zijn voor hun verzorging afhankelijk van hun baas/verzorger. Bovendien kan het onthouden van zorg hun gezondheid en welzijn benadelen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor een geweldsdelict, te weten bedreiging, is veroordeeld. De rechtbank neemt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 21 december 2022, van [naam], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Uit het advies volgt dat de verdachte niet open staat voor begeleiding van de reclassering en de reclassering dus geen mogelijkheden ziet om met interventies het gedrag van de verdachte te veranderen. Er wordt geadviseerd om bij een veroordeling een onvoorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen.
Conclusie
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
6.3
Bijkomende straf
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven hond (een Amerikaanse Staffordshire) dient te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de hond aan de verdachte toebehoort en dat het in zaak B bewezenverklaarde feit met betrekking tot deze hond is begaan.

7.De schade van de benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (zaak C, feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,00
ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het in zaak C
onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over
dit bedrag.
standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de
benadeelde partij dient te worden toegewezen met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.
oordeel van de rechtbank
Door wat de benadeelde is overkomen is aannemelijk dat hij immateriële schade
heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank komt vergoeding van
de immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (zaak C, feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.553,37 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het in zaak C onder 2. ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
  • de kosten van werkzaamheden kuchscherm verwijderen en nieuw kuchscherm installeren van € 93,45
  • de kosten van een kuchscherm van € 620,00
  • de kilometerkosten van het ongeval-support voertuig van € 29,92
  • de kosten van de concessieclaim van € 250,00
  • de kosten van de inzet van een assistent-rayonmanager van € 350,00
  • kosten inzet medewerker exploitatie € 133,00
  • de administratiekosten van € 77,00
Daarnaast heeft de benadeelde partij gevorderd dat een bedrag van € 875,00 aan proceskosten door de verdachte dient te worden vergoed.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de kosten van de werkzaamheden van het verwijderen en het installeren van een kuchscherm, de kosten van het kuchscherm en de kilometerkosten van het ongeval-support voertuig dient te worden toegewezen. De gestelde kosten van de concessieclaim, de kosten van de inzet van een assistent-rayonmanager en de medewerker exploitatie en de administratiekosten zijn volgens de officier van justitie niet aan te merken als rechtstreekse schade. De officier van justitie meent dat de gevorderde proceskosten kunnen worden toegewezen.
Standpunt van de benadeelde partij
De advocaat van de benadeelde partij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, aangezien de verdachte de vordering niet heeft betwist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.070,37 rechtstreeks voortvloeit uit het in zaak C onder 2. bewezen verklaarde feit.
Voor vergoeding komen in aanmerking:
  • de kosten van werkzaamheden kuchscherm verwijderen en nieuw kuchscherm installeren van € 93,45
  • de kosten van een kuchscherm van € 620,00
  • de kilometerkosten van het ongeval-support voertuig van € 29,92
  • de kosten van de concessieclaim van € 250,00
  • de administratiekosten van € 77,00.
Deze kosten zijn door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdachte niet betwist. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wat betreft het verzoek om vergoeding van de inzet van een assistent-rayonmanager en een medewerker exploitatie heeft de advocaat van de benadeelde partij – desgevraagd – naar voren gebracht dat dit medewerkers in dienst van [slachtoffer 3] betreft en dat [slachtoffer 3] hen extra toeslagen heeft moeten betalen omdat zij zijn ingezet buiten kantoortijden. De rechtbank is van oordeel dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd en de rechtbank zal de benadeelde partij dan ook in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, zodat die vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskosten
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partij worden begroot overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief en ziet in deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank hanteert om die reden het ‘liquidatietarief kanton’ zoals dat geldt vanaf 1 februari 2021. Het gaat hierbij om kosten van de advocaat. De rechtbank wijst op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering € 374,00 toe (gebaseerd op 2 punten met een waarde van € 187,00 per punt, in een zaak met een geldswaarde tot € 2.500,00). De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de gevorderde proceskosten in die vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak C onder 2. bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36f, 57, 63, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht;
2.2
van de Wet Dieren.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 weken.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]
geleden schade tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt
de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag
vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2],
voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van € 1.070,37, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 374,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.070,37, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Altena,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2023.