ECLI:NL:RBNHO:2023:584

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/15/324233 / HA ZA 22-41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake afwikkeling samenleving met betrekking tot financiële verplichtingen tussen partijen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2023, zijn de man en de vrouw betrokken bij een geschil over de afwikkeling van hun samenleving. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, heeft mr. C.A.F. Visser als advocaat, terwijl de vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, wordt bijgestaan door mr. T.J.J.M. Wijngaard. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 26 oktober 2022, waarin de man de gelegenheid kreeg om bewijsstukken over te leggen ter onderbouwing van zijn stelling dat gelden die aan een derde, [A.], zijn doorbetaald afkomstig waren van een door hem opgebouwde spaarrekening. De man kon echter geen bewijsstukken overleggen, omdat de transacties meer dan 14 jaar geleden plaatsvonden en hij geen bankafschriften meer in zijn bezit had. Hij stelde dat de vrouw deze bankafschriften in haar bezit had, maar de rechtbank oordeelde dat de man niet had aangetoond dat het geld afkomstig was uit privévermogen.

De rechtbank concludeerde dat de vrouw recht had op de helft van de uitgeleende gelden, wat neerkomt op een bedrag van € 52.500,-. In de beslissing werd de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van € 21.677,91, terwijl de man aan de vrouw € 52.500,- moest betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324233 / HA ZA 22-41
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.A.F. Visser te Wormerveer,
tegen
[gedaagde/eiseres],
wonende op een geheim adres,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.J.J.M. Wijngaard te Haarlem.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 oktober 2022
  • de akte van de zijde van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank de man overeenkomstig zijn bewijsaanbod in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen ter onderbouwing van zijn stelling dat de gelden die via de en/of rekening zijn doorbetaald aan [A.] afkomstig waren van een spaarrekening waarvan het saldo uitsluitend door hem was opgebouwd.
2.2.
De man heeft bij akte geen bewijsstukken van deze stelling in het geding gebracht. Hij heeft verklaard dat hij daartoe niet in staat is omdat het gaat om transacties van meer dan 14 jaar geleden en waarvan hij geen bankafschriften meer in zijn bezit heeft. Verder voert hij aan dat het voor hem ook niet mogelijk is om deze bankafschriften, gelet op het tijdsverloop, alsnog op te vragen bij de bank. Hij stelt dat hij toen hij in detentie raakte al zijn bankafschriften in de woning heeft achtergelaten zodat de vrouw deze in haar bezit moet hebben. Daarbij wijst hij op de stelling van de vrouw bij randnummer 14 en 15 in de conclusie van antwoord dat zij de bankafschriften van de gezamenlijke rekening over diverse jaren (enkele honderden pagina’s) in haar bezit heeft. Hij verzoekt de rechtbank aan de vrouw op te dragen het gehele overzicht conform haar eerdere bewijsaanbod alsnog in het geding te brengen.
2.3.
Ter zitting is geconstateerd dat de betreffende spaarrekening waar de man het geld bedoeld voor [A.] van heeft overgemaakt naar de lopende rekening (betaalrekening) voordat het aan [A.] werd doorbetaald eveneens een gezamenlijke rekening betrof. De omstandigheid dat de man deze rekening als zijn privérekening beschouwde doet daar niet aan af.
Het was aan de man om aan te tonen dat het geld dat hij op de (gezamenlijke) spaarrekening heeft gestort afkomstig was uit privévermogen. Hiervan heeft hij geen bewijsstukken overgelegd, zodat de man niet in dit bewijs is geslaagd. Ook heeft de man geen stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat een bedrag van € 25.000,- was uitgeleend ten behoeve van de kinderen, waarvoor volgens de man een aparte overeenkomst was getekend.
2.4.
Het verzoek van de man om de vrouw op te dragen alle bankafschriften van de gezamenlijke rekening die zij in haar bezit heeft overeenkomstig haar bewijsaanbod in het geding te brengen wijst de rechtbank af. Uit de conclusie van antwoord blijkt dat het bewijsaanbod van de vrouw de bankafschriften van de lopende rekening van partijen betreft en niet de spaarrekening. Die bankafschriften kunnen geen uitsluitsel geven over de herkomst van de gelden die op de spaarrekening van partijen zijn gestort.
2.5.
Dit betekent dat de vrouw aanspraak kan maken op de helft van de uitgeleende gelden, dus op een bedrag van € 52.500,-.
in conventie en in reconventie voortsConclusie
2.6.
Uit het tussenvonnis en dit vonnis volgen de volgende verplichtingen voor partijen:
in conventie
De vrouw dient aan de man te voldoen:
  • € 21.000,00 voor de auto (r.o. 4.10 tussenvonnis)
  • € 279,96 in verband met de premie autoverzekering (r.o. 4. 22 tussenvonnis)
  • € 397,95 voor de wasmachine (r.o. 4.28 tussenvonnis)
In totaal € 21.677,91.
in reconventie
De man dien taan de vrouw te voldoen:
 € 52.500,- € 52.500,- in verband met de leningen aan [A.] (r.o. 2.4 dit vonnis).
2.7.
Gelet op de affectieve relatie die tussen partijen bestaan heeft zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 21.677,91 (eenentwintigduizend zeshonderdzevenenzeventig euro en eenennegentig cent);
in reconventie
3.2.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 52.500,- (tweeënvijftigduizend vijfhonderd euro);
in conventie en in reconventie voorts
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155