ECLI:NL:RBNHO:2023:5770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
C/15/333066 / JU RK 22-1604
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen en beoordeling van het opvoedperspectief

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De rechtbank oordeelde dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder zodanig groot zijn dat deze niet vanzelf afnemen. De moeder heeft onvoldoende openheid gegeven over haar persoonlijke situatie, wat het moeilijk maakt om de problematiek te onderzoeken. De GI (gecertificeerde instelling) heeft zorgen geuit over de opvoedvaardigheden van de moeder, haar psychische stabiliteit en de veiligheid van de kinderen in haar thuissituatie. De rechtbank heeft eerder beschikkingen gegeven en de situatie van de moeder is niet verbeterd. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 6 december 2023, met de overweging dat het opvoedperspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt. De rechtbank heeft ook het verzoek van de moeder om de omgangsregeling uit te breiden afgewezen, omdat de moeder niet voldoende openheid van zaken geeft en de GI de regie over de omgang moet houden. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit en duidelijkheid voor de kinderen in hun huidige pleeggezin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/333066 / JU RK 22-1604
Datum uitspraak: 25 april 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.K. de Blieck-Willemsen, kantoorhoudende te Vaassen, gemeente Epe.
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders.

1.Het procesverloop

1.1.
In deze procedure is eerder beschikking gegeven op 1 december 2022 en 29 maart 2023.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van de GI, met bijlagen, van 14 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
14 maart 2023;
- het verweerschrift van de moeder van 19 april 2023, ingekomen op 20 april 2023.
1.3.
Op 25 april 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. P.K. de Blieck-Willemsen;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
Niet verschenen zijn:
- de pleegouders.

2.De verdere behandeling en beoordeling van de zaak

2.1.
Voor de feiten en het verloop van de procedure tot nu toe verwijst de rechtbank naar de beschikkingen van 1 december 2022 en 29 maart 2023 in deze procedure. De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in die beschikkingen en overweegt en beslist in aanvulling daarop als volgt.
2.2.
Aan de rechtbank ligt thans nog voor het verzoek van de GI om de uithuisplaatsing van de kinderen voor het resterende deel te verlengen tot 6 december 2023. Voorts heeft de GI ter zitting verzocht om het opvoedbesluit, door de GI genomen op 23 september 2020, te bekrachtigen. Tot slot heeft de moeder bij wege van zelfstandig verzoek verzocht om de omgangsregeling uit te breiden.
standpunt van de GI
2.3.
De GI handhaaft het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor het resterende deel tot 6 december 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In aanvulling op het standpunt van de GI zoals weergegeven in de beschikking van
1 december 2022 heeft de GI in een brief van 14 maart 2023 en ter zitting -samengevat- het volgende naar voren gebracht.
De thuissituatie bij de moeder is op dit moment nog steeds onveilig voor de kinderen. De GI heeft zorgen over de emotieregulatie van de moeder, haar opvoedvaardigheden, haar ernstige/moeilijk in te stellen diabetes en haar huidige relatie.
De moeder geeft volgens de GI onvoldoende informatie over haar persoonlijke omstandigheden en emotieregulatie. De moeder zou traumatherapie zijn gestart, maar de GI krijgt van de moeder geen informatie over de stand van zaken en haar systeemtherapeut evenmin. De moeder uit zich onder meer naar de GI zeer fel en heeft een vijandige houding. De GI maakt zich zodoende zorgen over de emotieregulatie van de moeder in het bijzijn van haar kinderen en het voorbeeld dat zij de kinderen zodoende geeft.
De moeder geeft ook geen openheid van zaken over haar huidige relatie. De partner van de moeder heeft een gewelddadig verleden, er is sprake van heftige ruzies tussen hen en er zouden door de partner drugs worden gebruikt in de woning van de moeder. Dat de moeder en haar partner relatietherapie zouden volgen, zoals bij de vorige zitting gezegd, bleek achteraf niet te kloppen. Hoewel de partner geen betrokkenheid heeft bij de kinderen, mengt hij zich wel actief in de aangelegenheden van de GI. Het wordt de GI niet duidelijk of de partner nu wel of niet bij de moeder woont.
De moeder is grotendeels gebrouilleerd met haar netwerk en er is nog steeds sprake van strijd tussen de moeder en haar ex-partner. In februari 2023 is er een vuurwerkbom op het woonkamerraam van de moeder geplaatst en tot ontploffing gekomen. Het is vooralsnog onduidelijk wie hier verantwoordelijk voor is.
De samenwerking tussen de GI en de moeder verloopt zeer moeizaam. Zij reageert regelmatig niet op berichten of verzoeken en komt haar afspraken niet na. De moeder voelt zich snel aangevallen. Ondanks uitleg van de GI houdt de moeder vast aan een andere interpretatie van zaken. De omgang verloopt positief, maar er is veel inspanning van de GI nodig om de logistiek met haar af te stemmen.
De moeder is niet meewerkend in gezagsaangelegenheden betreffende de kinderen. Zo frustreert zij zaken als schoolkeuze, vaccinaties en de aanvraag van ID-kaarten. De moeder komt haar afspraken en toezeggingen hierin niet na.
De GI benadrukt, in reactie op de kritiek van de moeder, dat ook actuele bevindingen van de begeleiding, hulpverlening en omgang onderdeel uitmaken van de beoordeling van de opvoedvaardigheden van de moeder. De GI acht een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder aangewezen om hier nog meer inzicht in te krijgen.
De kinderen wonen bij de pleegouders en zijn hier op hun plek. De kinderen zijn goed gehecht aan de pleegouders en er is goed contact tussen de moeder en de pleegouders.
De GI is van mening dat het opvoedperspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt en dat de moeder in de afgelopen jaren onvoldoende vooruitgang heeft getoond in haar eigen ontwikkeling. De GI vindt het van belang om de kinderen stabiliteit te bieden en duidelijkheid over hun opvoedplek. Daarom heeft de GI, naar aanleiding van het meest recente overleg tussen de GI, Parlan en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), opnieuw een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel gedaan bij de Raad. De beslissing op dat verzoek is op dit moment nog niet bekend.
Het perspectiefbesluit staat wat de GI betreft los van de omgang tussen de moeder en de kinderen. De omgang verloopt goed en de moeder staat ook open voor feedback rondom de omgang.
standpunt van de moeder
2.4.
Door en namens de moeder is gemotiveerd verweer gevoerd. De moeder heeft in aanvulling op het verweerschrift van haar advocaat ter zitting schriftelijke aantekeningen aan de rechtbank overhandigd aan de hand waarvan zij het woord heeft gevoerd. Het standpunt van de moeder komt -samengevat- op het volgende neer.
De moeder betwist dat zij geen informatie verstrekt over haar persoonlijke ontwikkeling.
De omgang verloopt goed en de moeder kan emotioneel goed aansluiten bij de kinderen, zoals blijkt uit de positieve omgangsverslagen. Ze is tijdens de omgang in staat haar emoties te reguleren. Dat zij zich in contact met derden emotioneler zou uiten is niet relevant. Ondanks het positieve verloop van de omgang weigert de GI deze uit te breiden.
De Raad heeft een eerder verzoek tot onderzoek afgewezen en aangegeven dat er meer informatie moet komen. Ondanks het verzoek van de rechtbank om meer informatie, onderbouwt de GI niet waarom de moeder geen goede opvoeder zou zijn. Zo is er ook nog steeds geen onderzoek gedaan naar de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. De moeder krijgt geen kans om te laten zien dat zij in staat is om zelf voor haar kinderen te zorgen..
De moeder staat open voor hulpverlening en heeft ook steeds voor zichzelf hulp geregeld. De moeder wil niet dat haar psycholoog informatie deelt met de GI, omdat haar ervaring is dat zij op die manier haar hulpverlening kwijtraakt. De psycholoog geeft bovendien aan nog geen relevante informatie te kunnen delen, omdat de therapie pas een maand geleden is opgestart. Verder wil de moeder hier geen openheid over geven, omdat de GI heeft laten zien alles tegen haar te gebruiken.
De GI houdt vast aan leugens en de moeder wil dat de Raad een uitgebreid onderzoek doet naar het gezag, dat verder gaat dan een dossieronderzoek, alvorens de rechtbank zich uitlaat over het perspectief van de kinderen. De moeder begrijpt dat de kinderen op dit moment niet naar huis kunnen, maar zij vindt dat daar wel naartoe moet worden gewerkt.
De moeder verzoekt de rechtbank het perspectiefbesluit te toetsen en te laten onderzoeken hoe de omgang verloopt en kan worden uitgebreid.
2.5.
Bij wege van zelfstandig verzoek heeft de moeder verzocht de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen uit te breiden naar vier uur per week, waarbij wordt toegewerkt naar een weekendregeling op grond waarvan de kinderen elk weekend bij de moeder verblijven.
verlenging machtiging uithuisplaatsing
2.6.
De rechtbank stelt aan de hand van de stukken vast dat toen de kinderen uit huis werden geplaatst er grote zorgen waren in de thuissituatie bij de moeder. Vier oudere kinderen van de moeder waren reeds uithuisgeplaatst. Er was sprake van een belaste voorgeschiedenis bij de moeder, huiselijk geweld en verwaarlozing, een vervuilde leefomgeving, psychische problematiek bij de moeder en ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. Daarbij kwamen zorgen over de belastbaarheid en beschikbaarheid van de moeder vanwege haar gezondheidssituatie (ernstige diabetes). In de thuissituatie waren onveilige situaties voor de vier andere kinderen van de moeder ontstaan, enerzijds vanwege keuzes die de moeder maakte, en anderzijds vanwege acute gezondheidsproblemen (hypo’s). De Raad was destijds van mening dat de moeder 24 uur per dag intensieve ondersteuning moest hebben om voor de baby’s (een tweeling) te kunnen zorgen.
Sinds de eerste uithuisplaatsing van de minderjarigen, zo goed als vanaf de geboorte ( [geboortedatum] ), groeien zij op in het pleeggezin. Steeds opnieuw is geoordeeld dat de uithuisplaatsing moet voortduren. Eerder is ook een oordeel gegeven over het opvoedperspectief van de kinderen, naar aanleiding van een op 23 september 2020 door de GI genomen opvoedbesluit. Dit oordeel, inhoudende dat het perspectief van de kinderen niet bij de moeder lag, is in hoger beroep niet onderschreven, maar ook niet verworpen. Het gerechtshof te Amsterdam heeft geoordeeld dat de Raad in het kader van een VTO (verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel) moest beoordelen waar het opvoedperspectief van de kinderen lag.
De Raad heeft het VTO op 18 augustus 2022 afgewezen omdat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de mogelijkheden, beperkingen en leerbaarheid van de moeder. Ook was volgens de Raad, met het overnemen van de conclusie van Parlan uit 2020, door de GI onvoldoende gekeken naar recente positieve ontwikkelingen bij de moeder.
De kinderrechter heeft in de laatste beschikking op het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing overwogen dat het standpunt van de GI dat het perspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt onvoldoende was onderbouwd. De kinderrechter miste vooral een uiteenzetting van actuele zorgen bij een mogelijke thuisplaatsing, een en ander in lijn met de opvatting van de Raad van 18 augustus 2022. Voorts was de kinderrechter van oordeel dat informatie die de GI met name pas op zitting verschafte moeilijk toetsbaar was.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat de GI het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing handhaaft en het standpunt handhaaft dat het opvoedperspectief van de minderjarigen niet bij de moeder ligt. De GI heeft hieraan geen nieuw of aanvullend TNHO ten grondslag gelegd. Wel heeft de GI aanvullende informatie over de actuele stand van zaken overgelegd. In een gezamenlijk overleg met de Raad heeft Parlan de Raad uitleg gegeven over het TNHO en heeft de GI de Raad geïnformeerd over die stand van zaken. De GI is nu voornemens opnieuw een VTO in te dienen.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing moet worden verlengd, en dat het opvoedperspectief van de kinderen niet bij de moeder ligt. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
2.9.
De zorgen over de kinderen in de thuissituatie bij de moeder waren op verschillende gebieden - basale zorg, veiligheid, opvoedvaardigheden, psychische en fysieke stabiliteit en beschikbaarheid van de moeder - zodanig groot dat deze niet vanzelf afnemen en de situatie niet vanzelf verbetert. Om te kunnen vaststellen welke eventuele beperkingen of andere omstandigheden van de moeder aan deze zorgen ten grondslag liggen en voorts wat haar leerbaarheid is en dus de mogelijkheden in de thuissituatie zijn, is openheid en ontwikkeling van de moeder nodig, een en ander in een constructieve samenwerking met de GI.
De rechtbank is in navolging van de GI van oordeel dat de moeder geen openheid geeft over haar persoonlijke situatie en dat er hierdoor nauwelijks ruimte is om het vorenstaande te onderzoeken. De moeder geeft wisselende informatie over therapie die zij volgt (traumatherapie, relatietherapie) en geeft geen toestemming om informatie bij de behandela(a)r(en) op te vragen omdat zij de GI niet vertrouwt. De rechtbank stelt vast dat er daardoor in de afgelopen jaren geen inzicht is verkregen in haar exacte problematiek. Zodoende is ook niet (voldoende) aan die problematiek gewerkt.
Hetgeen door de moeder is aangevoerd, dan wel als informatie is aangeleverd over de persoonlijk begeleider van de moeder en van de internist (die de moeder begeleidt bij haar diabetes), is gelet op de herhaalde verzoeken van de GI daarover en het patroon van onveilige situaties, onder andere in verband met de diabetes van de moeder, eveneens onvoldoende om een duurzame verandering aan te nemen.
Ook wil de moeder geen openheid geven over haar huidige relatie en eventuele samenwoning.
De rechtbank stelt vast dat de relatie van de moeder met haar ex-partner en haar huidige partner problematisch zijn (geweest). De moeder heeft erkend door haar huidige partner te zijn onderdrukt en heeft ook haar angst voor hem geuit. De relatie is eerder verbroken geweest. De partner van de moeder wil evenmin aan de hulpverlening meewerken.
Bij het geconstateerde gebrek aan openheid en samenwerking vindt de rechtbank van belang dat er nog steeds signalen zijn van de eerder aanwezige problemen. Zowel de partner als de moeder zelf hebben zich dreigend opgesteld naar de hulpverlening. De moeder toont in de communicatie met de GI heftige emoties, die zij kennelijk niet kan reguleren. De moeder reageert niet adequaat op verzoeken om zaken te regelen voor de kinderen, zoals een leukere plek voor de omgang, een andere invulling van de omgang, financiële middelen om ID-kaarten te bekostigen, vaccinaties voor de kinderen. De moeder laat vanwege fysieke beperkingen verschillende zorg- en regeltaken aan de pleegzorgbegeleiding over.
In februari 2023 is een vuurwerkbom tegen het woonkamerraam van de moeder ontploft, waarbij ook meubels zijn beschadigd. De moeder verdenkt haar ex-partner van het plaatsen van de bom.
2.10.
De rechtbank concludeert dat de moeder zich ongrijpbaar houdt voor de hulpverlening en onvoldoende leerbaar is om tot structurele verbetering van de situatie te komen. De rechtbank weegt verder mee dat de kinderen nog jong zijn en nooit met de moeder in gezinsverband hebben geleefd. Zij kennen de moeder niet als basis. Zij zijn gehecht in het gezin van de pleegouders. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn onvoldoende verbetering komen in de thuissituatie van de moeder. De rechtbank vindt het zeer positief dat de omgang tussen de moeder en kinderen goed verloopt en wil ook het belang daarvan benadrukken. Echter, het hebben van omgang is van een geheel andere aard dan het daadwerkelijk verzorgen en opvoeden van kinderen tot zij volwassen zijn. Zodoende zal de rechtbank het perspectiefbesluit van de GI dat de kinderen niet bij de moeder opgroeien onderschrijven.
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen nog steeds noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. De rechtbank zal de machtiging uithuisplaatsing in overeenstemming met het verzoek verlengen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 6 december 2023.
uitbreiding omgang
2.12.
Ten aanzien van het verzoek van de moeder tot uitbreiding van de omgang naar vier uur per week, waarbij wordt toegewerkt naar een weekendregeling waarin de kinderen ieder weekend bij de moeder verblijven, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen. De rechtbank legt hierna uit hoe tot deze beslissing is gekomen.
Het is voor de kinderen erg fijn en belangrijk dat de omgang goed verloopt en dat zij regelmatig contact hebben met hun moeder. Ook als de kinderen niet thuis wonen is het van belang dat de moeder invulling kan geven aan haar moederrol. Daarom dienen de mogelijkheden tot uitbreiding van de omgang blijvend te worden onderzocht. Gelet op de bestaande zorgen dient een eventuele uitbreiding van de omgang zeer zorgvuldig en stapsgewijs te gebeuren. Daarvoor is nodig dat de moeder de samenwerking met de GI opzoekt en meer openheid van zaken geeft, hoe moeilijk dat ook voor haar is. Zoals hiervoor is overwogen heeft de GI inzicht nodig in de bestaande situatie en problematiek om te kunnen beoordelen wat de mogelijkheden zijn en of uitbreiding van de omgang verantwoord kan plaatsvinden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het op dit moment niet in het belang is van de kinderen om tot uitbreiding van de omgang te beslissen. Het is in het belang van de kinderen dat de GI, als professional op dit gebied, de regie over de omgang houdt en in samenspraak met de moeder en de pleegouders vorm blijft geven aan de frequentie en de duur van de omgang. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 6 december 2023;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. van Leeuwen (voorzitter), mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, mr. C. Maat, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023, in aanwezigheid van H.M. Zonneveld als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 23 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.