ECLI:NL:RBNHO:2023:577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
C/15/335139 / JU RK 22-1943
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken in een omgangsregeling voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 januari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de omgangsregeling van een minderjarige te wijzigen. De ouders van de minderjarige zijn het niet eens over de ingangsdatum van de wijziging. De GI heeft op 17 december 2022 een verzoek ingediend om de zorg- en opvoedingstaken te herzien, waarbij de minderjarige zeven dagen bij de moeder en zeven dagen bij de vader zou verblijven. De ouders zijn sinds december 2022 gezamenlijk belast met het gezag over hun zoon, wat een positieve ontwikkeling is. De vader steunt het verzoek van de GI, terwijl de moeder bezorgd is over de impact van de wijziging op de minderjarige, die recentelijk met therapie is begonnen.

Tijdens de zitting op 13 januari 2023 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders betrokken zijn bij de opvoeding van hun zoon en dat er een goede communicatie tussen hen is. De kinderrechter heeft besloten om de zorgregeling te wijzigen, waarbij er een opbouwfase wordt ingesteld tot de meivakantie 2023. Gedurende deze periode zal de minderjarige in een 2-weeks rooster verblijven bij beide ouders, waarna de nieuwe regeling van zeven dagen bij de vader en zeven dagen bij de moeder zal ingaan. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de nieuwe regeling per direct kan worden toegepast.

De kinderrechter heeft hiermee een balans gevonden tussen de wensen van beide ouders en het belang van de minderjarige, waarbij de nadruk ligt op een geleidelijke overgang naar de nieuwe zorgregeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/335139 / JU RK 22-1943
Datum uitspraak: 27 januari 2023
Beschikking van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 17 december 2022, ingekomen bij de griffie op 19 december 2022.
1.2.
Op 13 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader;
- de moeder;
- [naam] , namens de GI.
[de minderjarige] is door de kinderrechter uitgenodigd voor een gesprek, maar heeft schriftelijk aangegeven dat hij het niet nodig vindt om zijn mening te geven.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 5 maart 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 5 maart 2023.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 30 december 2020 de volgende zorgregeling vastgesteld:
- de vader en [de minderjarige] hebben omgang met elkaar om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot en met zondagavond 19.00 uur. Daarnaast is door de rechtbank een vakantieregeling en een regeling ten aanzien van bijzondere dagen vastgesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 30 december 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [de minderjarige] zeven dagen achtereenvolgend bij de moeder is en zeven dagen achtereenvolgend bij de vader. De overdracht vindt plaats op vrijdagmiddag uit school. Als er geen school is gaat [de minderjarige] om 16.00 uur naar de andere ouder.
Verder verzoekt de GI de vakanties gelijk te verdelen, in die zin dat [de minderjarige] in het even jaar de eerste weken bij de vader is en de laatste weken bij de moeder. In het oneven jaar is dit andersom. Als de vakantieduur één week is, gaat [de minderjarige] halverwege de week om 16.00 uur naar de andere ouder. In het even jaar is [de minderjarige] het eerste deel bij de vader en het tweede deel bij de moeder. In het oneven jaar is dit andersom. De bijzondere dagen verdelen de ouders in onderling overleg.
Indien de rechtbank eerder genoemde verdeling niet in het belang van [de minderjarige] acht, verzoekt de GI de door de kinderrechter op 30 december 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [de minderjarige] gedurende drie weekenden per maand van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader is. Als er geen school is, is [de minderjarige] van vrijdagmiddag 16.00 uur tot maandagochtend 10.00 uur bij de vader. Als [de minderjarige] in het weekend bij de moeder verblijft, is hij van maandagmiddag uit school tot en met maandagochtend naar school bij de vader. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek voert de GI het volgende aan.
Sinds de betrokkenheid van de GI is het onderlinge contact en de communicatie tussen de ouders verbeterd. De vader heeft sinds september 2021 een grote opvoedtaak in het leven van [de minderjarige] . Hij regelt veel rondom [de minderjarige] en is ondersteunend richting de moeder als het om de opvoeding van [de minderjarige] gaat. Aan het eind van 2022 zullen de ouders het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] regelen.
De moeder maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] . Hij is regelmatig niet goed bereikbaar voor moeder en kan boos worden. De regels bij de moeder thuis zijn anders dan bij de vader thuis. Volgens de moeder heeft [de minderjarige] ten onrechte het beeld dat zijn moeder te streng is.
[de minderjarige] verblijft inmiddels, in overleg met de beide ouders, ieder weekend bij de vader. Ook op de doordeweekse dagen verblijft hij vaker bij de vader. De vader heeft laten zien dat hij de moeder kan ondersteunen en ontlasten. De vader heeft een goede invloed op [de minderjarige] . Ook de moeder is blij met deze ontwikkeling. [de minderjarige] weet dat zijn ouders samenwerken en hij krijgt daardoor niet meer de kans om ruimte te zoeken en zijn ouders tegen elkaar uit te spelen. [de minderjarige] lijkt zich veiliger te voelen nu de emotionele toestemming van beide ouders er is. De GI ziet dat de ouders elkaar aanvullen.
Volgens de GI is een gelijkwaardige zorgregeling mogelijk en heeft dit een grote meerwaarde. De ouders wonen dicht bij elkaar en [de minderjarige] kan zelfstandig heen en weer fietsen. De GI is van mening dat de ondertoezichtstelling niet verder verlengd hoeft te worden, mits er sprake is van een vaste omgangsregeling.
3.3.
Tijdens de zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de ouders in december 2022 samen het gezag over [de minderjarige] hebben aangevraagd. Dit is in goede harmonie gegaan. De verzochte zorgregeling is in het belang van [de minderjarige] en geeft hem duidelijkheid. Daarnaast is van belang dat [de minderjarige] leert dat er ook bij de vader thuis (strenge) regels gelden en niet alleen bij de moeder. In overleg met de ouders kan de zorgregeling gefaseerd ingevoerd worden en kan in april of mei 2023 de nieuwe zorgregeling volledig starten.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De
vaderheeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich aansluit bij het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen naar een wekelijkse regeling. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat hij ook een langere periode bij de vader kan zijn en niet alleen in de weekenden. De vader verwacht dat dit goed zal gaan. De communicatie tussen de ouders is verbeterd en de vader en de moeder kunnen nu goed met elkaar overleggen. Door de werkroosters van de vader en zijn partner is er altijd iemand thuis. Momenteel is er bij de vader weinig ruimte om zijn werkrooster te wijzigen. Om de verandering in de zorgregeling voor [de minderjarige] soepel te laten verlopen, is de vader het eens met de moeder om deze op te bouwen. [de minderjarige] kan dan wennen aan de nieuwe situatie. De vader is de komende periode op de donderdag vrij. [de minderjarige] kan dan op woensdag uit school naar de vader gaan. De vader is dan op donderdag thuis om [de minderjarige] op weg naar school te helpen. De partner van vader is op de vrijdagochtend thuis en de vader zelf weer op maandagochtend. Ook kan [de minderjarige] er aan wennen om meer zelfstandig naar school te gaan. De nieuwe zorgregeling, waarbij [de minderjarige] wekelijks bij de vader verblijft, zou wat betreft de vader in april of mei 2023 kunnen ingaan.
4.2.
De
moederheeft tijdens de zitting verklaard dat zij het op zich eens is met de verzochte zorgregeling, maar nog niet op dit moment. Zij gunt de vader dat [de minderjarige] vaker bij hem is, maar ziet ook dat dit een grote belasting voor zowel de vader en zijn partner als voor [de minderjarige] kan zijn. Met name in de ochtend kost het de moeder veel tijd en energie om [de minderjarige] klaar te maken voor school en hem naar school te brengen. Daarnaast is [de minderjarige] onlangs gestart met therapie. Dit in combinatie met de nieuwe zorgregeling is teveel voor hem. De moeder denkt dat er meer tijd nodig is om [de minderjarige] meer zelfstandig te laten zijn en aan een nieuwe structuur te laten wennen. De hulpverlening is eindelijk gestart en er is nu stabiliteit. De moeder is bang voor een terugslag als er nu te veel verandert. Desgevraagd heeft de moeder verklaard dat zij denkt dat [de minderjarige] aan het eind van het schooljaar 2023 klaar is voor de nieuwe zorgregeling. In de tussenliggende periode kan [de minderjarige] gefaseerd wennen aan zijn langere verblijf bij de vader thuis.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW), kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling onder meer een verdeling van zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Het derde lid bepaalt dat een op grond van het eerste lid vastgestelde zorgregeling van kracht blijft nadat de ondertoezichtstelling is geëindigd.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat de rechtbank bij beschikking van 30 december 2020 een omgangsregeling heeft vastgesteld. Inmiddels is de situatie dermate veranderd, dat alle betrokkenen het eens zijn met een wijziging van deze regeling.
5.3.
De ouders zijn sinds december 2022 gezamenlijk belast met het gezag over hun zoon. Dit is een positieve ontwikkeling, die duidelijk maakt dat de ouders in staat zijn om goed met elkaar te communiceren en dat zij samen het belang van [de minderjarige] voorop stellen. Er is meer dan voorheen sprake van gelijkwaardig ouderschap en gedeelde verantwoordelijkheid. De ouders zijn het in principe eens met de door de GI verzochte zorgregeling, alleen verschillen zij van mening over de wijze en snelheid waarop deze regeling in moet gaan. Volgens de vader kan de nieuwe regeling na de meivakantie ingaan. De moeder denkt dat het beter is om [de minderjarige] vanaf het einde van dit schooljaar wekelijks bij de vader te laten zijn.
5.4.
De kinderrechter ziet dat de beide ouders enorm betrokken zijn bij hun zoon en dat zij zich willen inzetten om de (gewijzigde) zorgregeling te laten slagen. Omdat de ouders het niet eens zijn over het moment waarop de definitieve zorgregeling ingaat, zal de kinderrechter hier een knoop over doorhakken. Naar het oordeel van de kinderrechter is er voldoende aanleiding om de zorgregeling op te bouwen, tot het punt waarop [de minderjarige] om de week bij de vader en bij de moeder verblijft. De opbouwfase zal per direct ingaan en loopt tot en met de meivakantie 2023. Dit geeft [de minderjarige] en de ouders voldoende tijd om aan de nieuwe regeling te wennen. De vader heeft in die periode nog verlof op de donderdag, waardoor hij [de minderjarige] tijdens zijn ochtendritueel naar school kan begeleiden. De kinderrechter heeft er voldoende vertrouwen in dat ook de partner van de vader in staat is om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] op de vrijdagochtend naar school gaat.
5.5.
De kinderrechter zal de zorgregeling daarom wijzigen zoals hieronder bepaald.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de zorgregeling en bepaalt deze als volgt:
6.2.
met ingang van heden tot en met de meivakantie 2023geldt een 2-weeks rooster waarbij [de minderjarige]
- van maandagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school bij de moeder is,
- van woensdagmiddag uit school tot en met vrijdagochtend naar school bij de vader is,
- van vrijdagmiddag uit school tot en met woensdagochtend naar school bij de moeder is en
- van woensdagmiddag uit school tot en met maandagochtend naar school bij de vader is.
6.3.
na de meivakantie 2023is [de minderjarige] achtereenvolgens zeven dagen bij de vader en vervolgens zeven dagen bij de moeder. De overdracht vindt plaats op vrijdagmiddag uit school. Als er geen school is gaat [de minderjarige] om 16.00 uur naar de andere ouder;
6.4.
de
vakantieregelinggeldt met ingang van heden, waarbij de vakanties bij helfte worden verdeeld, in die zin dat [de minderjarige] in het even jaar de eerste weken van de vakanties bij de vader is en de laatste weken bij de moeder. In het oneven jaar is dit andersom. Als de vakantieduur één week is, gaat [de minderjarige] halverwege de week om 16.00 uur naar de andere ouder. In het even jaar is [de minderjarige] het eerste deel van de vakantieweek bij de vader en het tweede deel bij de moeder. In het oneven jaar is dit andersom. De bijzondere dagen verdelen de ouders in onderling overleg;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.D. de Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.