In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 15 april 2016 en was sindsdien meerdere keren verlengd. De GI verzocht om verlenging tot de meerderjarigheid van de minderjarige, die op 9 november 2023 zou plaatsvinden. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, werd duidelijk dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen de minderjarige, haar ouders en de GI. De minderjarige verblijft sinds december 2022 bij haar vader, terwijl er een machtiging tot uithuisplaatsing gold voor een pleeggezin. De minderjarige en haar vader hadden de GI niet op de hoogte gesteld van deze wijziging, wat leidde tot zorgen over de thuissituatie.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling geen meerwaarde meer heeft en eerder contraproductief dreigt te zijn. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging, deze niet zodanig is dat verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter heeft ook meegewogen dat de minderjarige in staat is om zelfstandig zaken te regelen en dat de thuissituatie bij de vader als veilig wordt ingeschat. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de hulpverlening in een vrijwillig kader kan worden voortgezet.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 20 april 2023.