ECLI:NL:RBNHO:2023:5767

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
C/15/336754 / JU RK 23-227
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige na vertrouwensbreuk met ouders en GI

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 15 april 2016 en was sindsdien meerdere keren verlengd. De GI verzocht om verlenging tot de meerderjarigheid van de minderjarige, die op 9 november 2023 zou plaatsvinden. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, werd duidelijk dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen de minderjarige, haar ouders en de GI. De minderjarige verblijft sinds december 2022 bij haar vader, terwijl er een machtiging tot uithuisplaatsing gold voor een pleeggezin. De minderjarige en haar vader hadden de GI niet op de hoogte gesteld van deze wijziging, wat leidde tot zorgen over de thuissituatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling geen meerwaarde meer heeft en eerder contraproductief dreigt te zijn. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging, deze niet zodanig is dat verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter heeft ook meegewogen dat de minderjarige in staat is om zelfstandig zaken te regelen en dat de thuissituatie bij de vader als veilig wordt ingeschat. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de hulpverlening in een vrijwillig kader kan worden voortgezet.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 20 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/336754 / JU RK 23-227
Datum uitspraak: 5 april 2023
Beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 9 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 14 februari 2023;
- het e-mailbericht van de moeder van 31 maart 2023;
- het e-mailbericht van de GI van 4 april 2023.
1.2.
Op 5 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [de minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting kort heeft gesproken met de kinderrechter en
ter zitting aanwezig was;
- de vader, die als informant is gehoord;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De moeder is – met afbericht – niet ter zitting verschenen.
1.4.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het woord gevoerd conform een schriftelijk stuk wat aan de kinderrechter is overhandigd en bij de stukken is gevoegd.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 15 april 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien steeds is verlengd, laatstelijk tot 15 april 2023.
2.3.
Bij beschikking van 15 september 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend van [de minderjarige] in een voorziening pleegzorg, te weten bij [voorziening pleegzorg] tot 15 maart 2023
.
2.4.
Sinds december 2022 verblijft [de minderjarige] niet meer bij [voorziening pleegzorg] , maar bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid, te weten 9 november 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Uit het verzoekschrift blijkt de volgende onderbouwing van het verzoek. [de minderjarige] is rond half december bij haar vader gaan wonen, terwijl er een machtiging uithuisplaatsing gold voor een uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin. Zowel [de minderjarige] als de vader hebben de moeder en de GI hier niet van op de hoogte gebracht. Daarnaast was de GI er niet van op de hoogte dat [de minderjarige] het contact met haar vader weer had opgestart. De GI heeft geen zicht op de thuissituatie bij de vader, terwijl daar in het verleden grote zorgen over waren. Er is daarnaast geen contact meer tussen [de minderjarige] en haar moeder. [de minderjarige] zegt hier ook geen behoefte meer aan te hebben en wijst haar moeder volledig af. Door het gebrek aan contact kan de moeder haar ouderlijk gezag feitelijk niet uitoefenen. Gebleken is wel dat het [de minderjarige] lukt om veel zaken zelf te regelen. Zo heeft zij zich zonder toestemming van de moeder ingeschreven op het adres van [voorziening pleegzorg] en later bij de vader, de Sociale Verzekeringsbank geïnformeerd over haar verhuizing en heeft ze geregeld dat de kinderbijslag niet langer gestort wordt op rekening van de moeder.
[de minderjarige] ontvangt therapie vanuit Parlan, maar de GI heeft hier onvoldoende zicht op en ontvangt hier nauwelijks informatie over. Inmiddels is duidelijk geworden dat [de minderjarige] niet wil dat Parlan informatie uitwisselt over haar, tenzij zij (en haar vader) daarbij aanwezig zijn. Recent is er een nieuwe jeugdbeschermer gestart ( [vertegenwoordiger van de GI] ). De GI hoopt dat het deze jeugdbeschermer wel lukt om aansluiting te vinden, zodat er gewerkt kan worden aan de resterende ontwikkelingsbedreiging en doelen.
3.3.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI naar voren gebracht dat er veel is gebeurd in het contact tussen [de minderjarige] en de GI de afgelopen jaren. De huidige GI vindt dat het verzoekschrift op sommige punten geen volledig beeld schept en geen recht doet aan de visie en ervaringen van [de minderjarige] . De GI heeft hierin aanleiding gezien om haar visie over [de minderjarige] en de situatie op papier te zetten. De GI heeft het woord gevoerd conform dit schriftelijk stuk. Samengevat luidt de inhoud hiervan als volgt.
Een rode draad in het leven van [de minderjarige] is dat het steeds niet is gelukt om met haar beide ouders tegelijkertijd goed contact te hebben. [de minderjarige] heeft na verschillende uithuisplaatsingen vanuit de vader een tijd lang bij de moeder gewoond. Zij had in deze periode geen contact met haar vader. Inmiddels verblijft zij bij de vader en heeft zij geen enkel contact meer met haar moeder. [de minderjarige] heeft hier ook geen behoefte aan. Zij wil wel graag contact met haar (half)broertje en zusje. De GI heeft geprobeerd om contact te leggen met de moeder over [de minderjarige] , maar dat is niet gelukt. Door voornoemde gebeurtenissen en de impact die de complexe echtscheiding van haar ouders op [de minderjarige] heeft gehad, is zij beschadigd.
Het klopt dat [de minderjarige] en haar vader de GI niet hebben geïnformeerd dat [de minderjarige] bij haar vader is gaan wonen. Zij hadden er geen vertrouwen in dat dit zou worden goedgekeurd of gedoogd, gelet op de ingewikkelde geschiedenis die de vader en [de minderjarige] hebben met de GI en de eerdere beschuldigingen die zijn geuit over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader naar het zusje van [de minderjarige] . Daarnaast had [de minderjarige] sowieso al weinig contact met de betrokken jeugdbeschermer. Een van de redenen daarvoor was dat ook deze jeugdbeschermer slechts tijdelijk beschikbaar was. Tijdens de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] zijn er meerdere wisselingen van jeugdbeschermers geweest waardoor veel informatie verloren is gegaan waarvan het voor [de minderjarige] belangrijk was dat deze wel bekend was bij de GI. Dit is niet bevorderlijk geweest voor [de minderjarige] en heeft haar vertrouwen in de GI (logischerwijs) beschadigd.
De GI heeft nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Er is sprake van een bedreigde (persoonlijkheids)ontwikkeling, doordat [de minderjarige] in haar leven veel emotionele onveiligheid en instabiliteit heeft meegemaakt. [de minderjarige] is zich hier zelf echter ook van bewust en heeft daar behandeling voor. Zij is therapietrouw en heeft een goede werkrelatie met haar therapeute. De huidige jeugdbeschermer heeft [de minderjarige] leren kennen als een 17-jarige, verbaal sterke jongedame die veel heeft meegemaakt. Doordat zij voor haar gevoel onvoldoende gezien en gehoord is, heeft zij geen vertrouwen meer in de GI en wil zij graag dat de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. De jeugdbeschermer heeft het voorgaande op schrift gesteld omdat zij het belangrijk vindt dat de teleurstelling van [de minderjarige] in de GI ter zitting wordt benoemd en erkend nu dit onvoldoende blijkt uit eerdere rapportages en het verzoekschrift van de GI. De jeugdbeschermer heeft met [de minderjarige] gesproken over wat zij haar nog wel kan bieden in de maanden voordat zij achttien wordt. Hierbij kan worden gedacht aan ondersteuning bij formele zaken die voor haar achttiende verjaardag geregeld moeten zijn. [de minderjarige] geeft echter aan dat dit haar zelf ook zal lukken. In het licht daarvan, vraagt de GI zich af of een ondertoezichtstelling, voor de resterende maanden totdat [de minderjarige] achttien is, nog wel nut heeft. De GI heeft hierover contact gehad met de therapeute van [de minderjarige] die ook aangeeft dat zij denkt dat beëindiging van de ondertoezichtstelling het beste is voor [de minderjarige] .
In de afgelopen weken is bovendien de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie bij de vader getoetst. Op basis daarvan ziet de GI geen grond om te concluderen dat [de minderjarige] niet bij haar vader kan wonen. De zorgen uit het verleden zijn besproken en er zijn veiligheidsafspraken gemaakt. Daarnaast is het voor jezelf opkomen, een positief zelfbeeld ontwikkelen en het stellen van grenzen onderwerp binnen de therapie.

4.Het standpunt van de belanghebbende(n)

Het standpunt van [de minderjarige] ;
4.1.
[de minderjarige] heeft aangegeven dat ze graag wil dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen. Hoewel het fijn is dat er nu eindelijk een jeugdbeschermer is die wel naar haar luistert, is het te laat om het vertrouwen nog te herstellen. [de minderjarige] begrijpt dat de huidige GI haar wil helpen met het regelen van een aantal zaken maar doet dit liever zelf. Zij heeft er vertrouwen in dat dit haar lukt. [de minderjarige] is blij met de therapie die zij krijgt vanuit Parlan en ze gaat trouw naar alle afspraken. [de minderjarige] heeft verder benadrukt dat ze geen contact wil met haar moeder, maar dat zij wel heel graag contact wil met haar broertje en zusje. Het is erg frustrerend voor haar dat dit niet lukt en [de minderjarige] denkt dat haar moeder hieraan in de weg staat.
Het standpunt van de vader:
4.2.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet in het belang is van [de minderjarige] . Hoewel de vader zich gezien en gehoord voelt door de huidige GI, is dit niet genoeg om de schade te compenseren die door de eerdere GI’s is aangericht. De vader is de afgelopen jaren niet serieus genomen en er is niet in het belang van [de minderjarige] gehandeld. [de minderjarige] is wantrouwend en loopt op haar tenen door de betrokkenheid van de GI. Het is daarom beter als de ondertoezichtstelling wordt afgesloten, zodat zij zich kan gaan focussen op de toekomst. De huidige GI zou in de korte periode voordat [de minderjarige] achttien wordt misschien nog wel kunnen helpen met praktische zaken (zoals met het regelen van financiële aangelegenheden) maar de vader vermoedt dat de vertrouwensbreuk hieraan in de weg staat.
Het standpunt van de moeder:
4.3.
De moeder heeft de kinderrechter een e-mail gestuurd waaruit – samengevat – blijkt dat zij hoopt dat de ondertoezichtstelling niet zal worden verlengd. [de minderjarige] laat de hulpverlening niet toe en er is geen contact tussen [de minderjarige] en de GI. Het is daarom niet aannemelijk dat er nog iets wezenlijks gaat veranderen voordat [de minderjarige] achttien is. De moeder heeft geen enkel contact meer met [de minderjarige] en kan sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij [voorziening pleegzorg] haar gezag feitelijk niet meer uitvoeren. De moeder ziet in dat de opeenstapelingen van zittingen niet in het belang van de kinderen zijn geweest. Dit heeft hen beschadigd. Het is echter nooit haar bedoeling geweest om de relatie tussen de kinderen en de vader af te breken. De moeder heeft zich enkel geconformeerd aan de afspraken met de GI over de omgang. De moeder vindt het schrijnend dat [de minderjarige] de noodzaak heeft gevoeld om het contactherstel met de vader buiten iedereen om te regelen. De moeder rekent het zichzelf aan dat zij niet voor [de minderjarige] heeft kunnen gaan staan. De moeder legt de focus thans op het herstel van haar andere twee dochters. De moeder gunt [de minderjarige] dat ze op enig moment de ruimte en vrijheid kan vinden om weer te werken aan contactherstel met haar en haar zussen. Als [de minderjarige] bij de vader wil blijven, kan de moeder daar niks aan veranderen en legt zij zich erbij neer.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Er is weliswaar nog altijd sprake van ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] , maar de kinderrechter acht deze bedreiging niet zodanig dat dit een voortduring van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De kinderrechter heeft hierbij meegewogen dat uit de toelichting van de GI ter zitting duidelijk is geworden dat gelet op de hulpverleningsgeschiedenis van [de minderjarige] de ondertoezichtstelling geen meerwaarde meer heeft en eerder contraproductief dreigt te zijn.
5.2.
Op de zitting is door de GI aangegeven dat de hulpverlening ten aanzien van [de minderjarige] niet goed is verlopen en de vertrouwensrelatie tussen [de minderjarige] , (de ouders) en de GI ernstig is beschadigd. [de minderjarige] voelt zich al lange tijd niet gehoord en gezien. Dit gevoel is versterkt doordat meerdere jeugdbeschermers slechts kort betrokken zijn geweest en er weinig contact is geweest waardoor er veel belangrijke informatie verloren is gegaan bij overdrachten tussen de verschillende jeugdbeschermers. De GI heeft ter zitting erkend dat dit [de minderjarige] heeft geschaad. Het is prijzenswaardig dat de GI hier op de zitting uitvoerig aandacht aan heeft besteed, maar dit maakt de situatie niet anders.
5.3.
De kinderrechter heeft bij de beslissing verder nog overwogen dat zij met de GI van oordeel is dat het belangrijk is dat [de minderjarige] hulp krijgt bij het verwerken van wat zij heeft meegemaakt, leert om grenzen te stellen en gezonde coping strategieën ontwikkelt. Hiervoor krijgt [de minderjarige] hulp vanuit Parlan en dit verloopt goed. [de minderjarige] is therapietrouw, heeft een goede band met haar therapeute en ziet in dat zij deze hulp nodig heeft. Op de zitting is duidelijk geworden dat de behandeling zal worden voortgezet door dezelfde therapeute die samen met [de minderjarige] zal overstappen naar de GGZ.
Ten gevolge van de vertrouwensbreuk tussen [de minderjarige] en de GI heeft [de minderjarige] grote beslissingen, zoals het realiseren van contactherstel met haar vader en het wijzigen van haar verblijfplaats, op eigen houtje geregeld zonder dit te delen met de GI. Wat er ook zij van deze gang van zaken, [de minderjarige] heeft hiermee aangetoond dat zij in staat is om zaken zelfstandig te regelen. Nu bovendien de thuissituatie bij de vader door de GI als veilig wordt ingeschat, onderstreept dit volgens de kinderrechter dat het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is en de hulpverlening in een vrijwillig kader kan worden voortgezet.
5.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] afwijst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige

[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 20 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.