ECLI:NL:RBNHO:2023:5716

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
10350934 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene de zaak voorgelegd aan de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 5 april 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van het vasthouden van een mobiel apparaat tijdens het rijden. De betrokkene ontkende de gedraging en voerde aan dat de verklaring van de verbalisant te summier was, omdat er geen type of merk van het apparaat was genoteerd.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen. De kantonrechter wees erop dat het verbod om een mobiel apparaat vast te houden tijdens het rijden absoluut is en dat er geen ruimte is voor uitzonderingen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat er geen aanleiding was om deze toe te kennen. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10350934 \ WM VERZ 23-116
CJIB-nummer : 246773948
Uitspraakdatum : 19 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Het verweer tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie. Gemachtigde van betrokkene heeft de gedraging ontkend. De verbalisant verklaart mogelijk een mobiele telefoon te hebben gezien. Er is geen type, merk of toestel genoteerd. De verklaring van de verbalisant is te summier, ook met betrekking tot het niet staande houden van betrokkene.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot het niet staande houden van betrokkene
Gemachtigde voert aan dat de verbalisant onvoldoende heeft toegelicht waarom er niet is staande gehouden. Uit de verklaring van de verbalisant volgt dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden omdat de verbalisant in burgerkleding was en op de fiets reed. Onder deze omstandigheden acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat de verbalisant al fietsende het rijdende motorvoertuig niet heeft kunnen bijhouden. Aldus biedt de verklaring van de verbalisant voldoende grond voor het oordeel dat zich in het onderhavige geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. De verbalisant mocht daarom in dit geval volstaan met het bekeuren op kenteken.
2.5.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 61a van het RVV 1990, dat ten tijde van de gedraging inhield: “Het is degene die een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een motor bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden.”
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat met de linkerhand ter hoogte van het oor vasthield. Tijdens mijn waarneming heb ik duidelijk en onbelemmerd in het voertuig en naar het mobiel apparaat kunnen kijken. Ik zag mogelijk een mobiel gezien het een gesprek leek. Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig niet kunnen staandehouden, omdat in burger onderweg naar werk. Met de linkerhand aan linkeroor. Betrokkene hield geen rekening met het overige verkeer. Sloeg pas op het laatste moment af en gaf pas richting aan bij de handeling om in te sturen. (…)”
De stelling van gemachtigde van betrokkene dat er geen mobiele telefoon is vastgehouden en dat de verklaring van de verbalisant te summier is volgt de kantonrechter niet. De verbalisant is erg duidelijk en uitgebreid geweest in hetgeen hij heeft waargenomen. Het verbod vastgelegd in art. 61a RVV90 is absoluut geformuleerd en laat geen ruimte voor uitzonderingen. Geen rechtsregel schrijft voor dat de vaststelling dat een gedraging als deze is verricht, afhangt van het al dan niet noteren van het merk en type van het gebruikte telefoontoestel. Daarnaast heeft gemachtigde niet aangegeven wat betrokkene dan wel zou hebben vastgehouden en tegen het linkeroor aanhield. Dat de verbalisant heeft verklaard dat hij mogelijk een mobiel heeft gezien is gelet op hetgeen betrokkene daartegenover heeft aangevoerd voldoende. Verbalisanten zijn getraind om dit soort waarnemingen te doen. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.6.
Proceskosten
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: