ECLI:NL:RBNHO:2023:570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
C/15/331094 / FA RK 22-3865
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en beëindiging voogdij in een familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 januari 2023 uitspraak gedaan over de wijziging van het gezag over een minderjarige. De moeder, wonende in Turkije, heeft verzocht om de beëindiging van de voogdij van de grootmoeder (oma mz) en om haarzelf te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag. De vader, die ook betrokken is bij de zaak, heeft verweer gevoerd en verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over het gezamenlijk gezag en dat de grootmoeder instemt met deze wijziging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd worden bij de toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016, waarbij de grootmoeder tot voogdes was benoemd, gewijzigd en de ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door rechter S.I.A.C. Angenent-Bakker, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier A.M. Bergen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/331094 / FA RK 22-3865
beschikking van 27 januari 2023 betreffende wijziging gezag
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1] (Turkije),
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.H. Lussenburg, gevestigd te Voorschoten,
--tegen--
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: oma mz.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[vader],
wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.A. Middelkoop, gevestigd te Rotterdam.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 4 augustus 2022;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van de vader, ingekomen op 16 november 2022;
- de brief van de moeder, tevens houdende wijziging van het verzoek, ingekomen op 22 november 2022.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 december 2022 in aanwezigheid van moeder bijgestaan mr. R.H. Lussenberg, oma mz, en de vader bijgestaan door mr. L.A. Middelkoop. Voorts is verschenen mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). De moeder is digitaal gehoord via een beeldbelverbinding (Teams).

2.De feiten

2.1
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2
Uit de moeder is op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] geboren de minderjarige
[de minderjarige].
De moeder was minderjarig ten tijde van de geboorte van de minderjarige.
De vader heeft de minderjarige erkend op 3 juli 2015. De minderjarige verblijft bij de moeder.
2.3 De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 2 februari 2016 oma mz benoemd tot voogdes over de minderjarige.
2.4
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 22 april 2022 van deze rechtbank, locatie Alkmaar, is de volgende omgangsregelingsregeling tussen [de minderjarige] en de vader vastgesteld: de minderjarige verblijft iedere maand vijf dagen aaneengesloten bij de vader, waarbij de moeder de kosten draagt van de vluchten heen en weer en zorgdraagt voor de begeleiding van de minderjarige tijdens deze vluchten. De voorkeur gaat ernaar uit een regelmatig schema af te spreken, bijvoorbeeld iedere maand in dezelfde week, vast voor een half jaar of langer vooruit, zodat de vader dit in de agenda met zijn werkgever kan inplannen. Daarbij zal de minderjarige in de zomervakantie een aaneengesloten periode van veertien dagen bij de vader verblijven, welke periode zal aansluiten op de verder af te spreken omgangsperiode.
Voorts is bepaald dat de ouders minimaal één keer per week contact hebben over de minderjarige per telefoon of beeldverbinding, in aansluiting op het contact tussen de vader en de minderjarige.
Het verzoek van de vader om hem te belasten met het gezag over de minderjarige is afgewezen.
2.5
De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 22 april 2022. Uit het dossier blijkt dat het gerechtshof Amsterdam de behandeling van dit hoger beroep aanhoudt totdat in de onderhavige zaak een eindbeschikking zal zijn gegeven.

3.Het verzoek

3.1
De moeder heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, de voogdij van oma mz over de minderjarige te beëindigen en de moeder te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek

4.1
De vader heeft verweer gevoerd en verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen. Hij heeft van zijn kant verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de voogdij van oma mz over de minderjarige te beëindigen en de ouders gezamenlijk met het gezag over de minderjarige te belasten, dan wel subsidiair het verzoek van de moeder toe te wijzen en vervolgens aansluitend dat éénhoofdig gezag te wijzigen in gezamenlijk gezag, dan wel meer subsidiair de voogdij van oma mz te beëindigen en de vader te belasten met het éénhoofdig gezag over de minderjarige.

5.De beoordeling

ontvankelijkheid
5.1
In artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat in zaken betreffende een minderjarige de rechter bevoegd is van de woonplaats, of bij gebrek van een woonplaats in Nederland, van het werkelijke verblijf van de minderjarige. In artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de minderjarige een afgeleide of afhankelijke woonplaats heeft, in die zin dat hij de woonplaats volgt van degene die het gezag over hem heeft. Gebleken is dat oma mz belast is met de voogdij over de minderjarige. Nu oma mz in Alkmaar woont, is de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, bevoegd kennis te nemen van deze zaak.
gezag
5.2
Uit de brief van de moeder van 22 november 2022 blijkt dat:
- partijen overeenstemming hebben bereikt in die zin dat de ouders beiden verzoeken met het gezamenlijk gezag over de minderjarige te worden belast;
- de oma mz instemt met voormelde overeenstemming.
5.3
Het hierboven onder 5.2 weergegeven verzoek dient te worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 1:253b, derde en vijfde lid, BW, alsmede het bepaalde in artikel 1:253c, vierde lid en vijfde lid, BW, in samenhang met artikel 1:281, eerste lid, onder b. BW.
5.4
Als uitgangspunt heeft te gelden dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is. Voor een gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over het kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.5
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de rechtbank van oordeel dat gesteld noch gebleken is dat bij inwilliging van het hierboven onder 5.2 weergegeven gezamenlijke verzoek van de ouders gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen. Niet gebleken is dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
Daarbij begrijpt de rechtbank dat partijen hun wederzijdse verzoeken hebben aangepast conform de bereikte overeenstemming.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016, dat de moeder,
[verzoekster], wonende te [woonplaats 1] (Turkije), en de vader,
[vader], wonende te [woonplaats 3] , gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige
[geslachtsnaam]:
-
[voornamen], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.