In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 januari 2023 uitspraak gedaan over de wijziging van het gezag over een minderjarige. De moeder, wonende in Turkije, heeft verzocht om de beëindiging van de voogdij van de grootmoeder (oma mz) en om haarzelf te belasten met het eenhoofdig ouderlijk gezag. De vader, die ook betrokken is bij de zaak, heeft verweer gevoerd en verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over het gezamenlijk gezag en dat de grootmoeder instemt met deze wijziging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd worden bij de toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016, waarbij de grootmoeder tot voogdes was benoemd, gewijzigd en de ouders gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door rechter S.I.A.C. Angenent-Bakker, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier A.M. Bergen.