ECLI:NL:RBNHO:2023:5698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
15.083713.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ladingdiefstal van grote partij iPhones op Schiphol met gevangenisstraf voor chauffeur

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de diefstal van een grote partij Apple iPhones op Schiphol. De verdachte, een chauffeur, werd beschuldigd van het stelen van iPhones ter waarde van ongeveer 2,9 miljoen USD. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2020 samen met anderen de iPhones heeft weggenomen door gebruik te maken van een valse sleutel, namelijk een ACN-pas, en valse vrachtbrieven. De verdachte had zich toegang verschaft tot het terrein van een vrachtafhandelaar en de lading ingeladen. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstal, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring ongeloofwaardig was en dat hij wel degelijk wist dat hij meewerkte aan een diefstal. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, joyriding en diefstal van brandstof. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [transportbedrijf B], voor de schade die is geleden door de diefstal van brandstof.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.083713.20 (P)
Uitspraakdatum: 21 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 mei en 7 juni 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte JB] ,
geboren op [datum en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonadres verdachte].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Funke Küpper, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primair
hij op of omstreeks 14 maart 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid Apple Iphones (vertegenwoordigende een (winkel)waarde van ongeveer 2.9 miljoen USD), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [transportbedrijf A] en/of [vrachtafhandelingsbedrijf] en/of Apple, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een ACN pas (waartoe de verdachte niet gerechtigd was) en/of door een valse of vervalste NOA/vrachtbrief aan te bieden bij [vrachtafhandelingsbedrijf];
feit 1 subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 maart 2020 tot en met 15 maart 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Edam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een grote hoeveelheid Apple Iphones (vertegenwoordigende een (winkel)waarde van ongeveer 2.9 miljoen USD), althans een of meer Apple Iphones,
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
feit 2
hij te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Edam op of omstreeks 14 maart 2020 opzettelijk wederrechtelijk een (of meer) motorrijtuig(en), te weten een trekker ([kenteken trekker 1]) en een oplegger ([kenteken oplegger 1]) en/of een trekker ([kenteken trekker 2]) en een oplegger ([kenteken oplegger 2]), toebehorende aan [transportbedrijf B] en/of [eigenaar transportbedrijf B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, [adres x] (Schiphol) en/of [adres y] (Edam), in elk geval op een weg;
feit 3
hij op of omstreeks 14 maart 2020 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, een hoeveelheid (motor)brandstof en/of een geldbedrag (van 182,41 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Shell en/of [transportbedrijf B] en/of [eigenaar transportbedrijf B], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door het gebruik van een tankpas en pincode waartoe hij niet gerechtigd was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Op het verweer van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 1 primair
De verdachte wordt onder feit 1 primair verweten dat hij zich op 14 maart 2020 samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan een ladingdiefstal op Schiphol. De rechtbank moet de vragen beantwoorden of bewezen kan worden dat de verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest en zo ja, of hij daaraan dan als medepleger een bijdrage heeft geleverd en of hij het vereiste opzet heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vragen bevestigend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De bewijsmiddelen houden onder andere de volgende feiten en omstandigheden in.
Op 14 maart 2020 vond tussen 19:10 uur en 20:10 uur bij vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf] te Schiphol een diefstal plaats van een lading Apple iPhones. De gestolen lading, die was bestemd voor [transportbedrijf A], eveneens gevestigd te Schiphol, betrof 27 pallets en had een geschatte winkelwaarde van 2,9 miljoen US dollar. Uit de camerabeelden van [vrachtafhandelingsbedrijf] is gebleken dat de verdachte de pallets die avond bij [vrachtafhandelingsbedrijf] heeft ingeladen en van het terrein heeft meegenomen. De verdachte, die tot 21 februari 2020 als chauffeur werkzaam was op Schiphol, arriveerde op 14 maart 2020 omstreeks 18:50 uur bij het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] met een vrachtwagen van zijn voormalig werkgever, het transportbedrijf [transportbedrijf B]. Hij reed het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] op door gebruik te maken van een aan hem uitgegeven chauffeurspas van Air Cargo Netherlands (een zogenoemde ACN-pas). De verdachte meldde zich daarna bij de balie van [vrachtafhandelingsbedrijf] voor het afhalen van de lading iPhones. Daarbij bood hij een aantal “notifications of arrival” (zogenoemde NOA’s) of vrachtbrieven aan, die achteraf vals bleken te zijn. De verdachte begaf zich vervolgens naar de loods van [vrachtafhandelingsbedrijf]. Daar werd de lading Apple iPhones uitgeslagen, waarna de verdachte de pallets kon inladen. Omstreeks 20:18 uur verliet de verdachte met de geladen vrachtwagen het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf]. Hij reed daarmee vervolgens naar het bedrijf van [getuige K] aan [adres loods Edam] in Edam, waar hij omstreeks 21:16 uur aankwam. Daar werd de lading in korte tijd gelost, waarna de verdachte met de lege vrachtwagen terug reed richting Schiphol.
Bij de beoordeling van deze zaak is van belang wat de verdachte zelf over die bewuste avond heeft verklaard. Op de zitting heeft de verdachte ontkend dat hij voorafgaand aan zijn aanhouding enige wetenschap van de ladingdiefstal heeft gehad, laat staan dat hij daaraan als medepleger een bijdrage heeft geleverd. Echter, na zijn aanhouding heeft de verdachte bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij wel degelijk wist dat het om een diefstal ging. De verdachte heeft toen, kort gezegd, verklaard dat hij een paar weken voor de ladingdiefstal door derden is benaderd om goederen op Schiphol af te halen en naar een opgegeven plaats te brengen. De verdachte zou daarvoor goed betaald worden. Op 14 maart 2020 heeft de verdachte vervolgens een ontmoeting met twee mannen gehad die hem de nodige papieren hebben gegeven om de lading af te halen. De rechtbank begrijpt dat het hier moet gaan om de valse NOA’s of vrachtbrieven. De mannen hebben de verdachte verteld dat hij de lading nog diezelfde dag moest afhalen. Met de papieren en zijn ACN-pas is de verdachte daarom nog diezelfde avond naar [vrachtafhandelingsbedrijf] gereden om de lading op te halen en deze vervolgens bij het opgegeven adres af te leveren. Op het moment dat de verdachte bij [vrachtafhandelingsbedrijf] wegreed, is hij gebeld door de mannen voor wie hij de lading ging afhalen. Uit telecomgegevens van het aan de verdachte toegeschreven telefoonnummer, eindigend op *4816, blijkt dat dit telefoonnummer op 14 maart 2020 meerdere keren sms- en belcontact heeft gehad met het telefoonnummer eindigend op *9479, onder andere in de middag voorafgaand aan de ladingdiefstal en ook tijdens het laden en het vervoeren van de partij Apple iPhones. Beide telefoonnummers hebben rond het tijdstip van het lossen in de loods van [getuige K] aan [adres loods Edam] in Edam een zendmast in die directe omgeving aangestraald.
Gelet op de verklaring die de verdachte kort na zijn aanhouding heeft afgelegd, acht de rechtbank zijn verklaring op de zitting, dat hij niet wist dat om een diefstal ging, ongeloofwaardig. De rechtbank schuift deze verklaring dan ook terzijde. De rechtbank gaat uit van de verklaring die de verdachte bij de Koninklijke Marechaussee heeft afgelegd, inhoudende dat hij wist dat hij meewerkte aan een ladingdiefstal. Deze verklaring heeft de rechtbank voor het bewijs gebruikt.
Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, ook met de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van een lading Apple iPhones op Schiphol. Daarbij heeft de verdachte valse NOA’s of vrachtbrieven aangeboden bij [vrachtafhandelingsbedrijf] en gebruik gemaakt van zijn ACN-pas, terwijl hij daartoe op dat moment niet meer was gerechtigd. De verdachte was namelijk de maand daarvoor ontslagen bij [transportbedrijf B] en had ook geen andere legitieme reden om die avond op het beveiligde terrein van Schiphol bij [vrachtafhandelingsbedrijf] te zijn. Dat maakt dat sprake is geweest van een gekwalificeerde diefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank komt, anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht, ook tot de conclusie dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking met anderen is komen vast te staan. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van de verdachte in de uitvoering en de afhandeling van de ladingdiefstal, als chauffeur en vervoerder naar de afleverplaats, van zodanig significant en wezenlijk gewicht is geweest, dat deze bijdrage kan worden aangemerkt als die van medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair
hij op 14 maart 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid Apple iPhones (vertegenwoordigende een (winkel)waarde van ongeveer 2.9 miljoen USD), die aan [transportbedrijf A] en/of Apple toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een ACN-pas (waartoe de verdachte niet gerechtigd was) en door valse NOA’s/vrachtbrieven aan te bieden bij [vrachtafhandelingsbedrijf];
feit 2
hij te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Edam op 14 maart 2020 opzettelijk wederrechtelijk motorrijtuigen, te weten een trekker ([kenteken trekker 1]) en een oplegger ([kenteken oplegger 1]) en een trekker ([kenteken trekker 2]) en een oplegger ([kenteken oplegger 2]), toebehorende aan [transportbedrijf B], als bestuurder heeft gebruikt op de weg, [adres x] (Schiphol) en/of [adres y] (Edam);
feit 3
hij op 14 maart 2020 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, een hoeveelheid motorbrandstof, dat aan [transportbedrijf B] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door het gebruik van een tankpas en pincode waartoe hij niet gerechtigd was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de zitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
feit 3
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. De bewezen verklaarde feiten zijn dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond psychische overmacht, in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), wat voor alle feiten zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte heeft gehandeld onder dwang en bedreiging van derden. Hij voelde zich dusdanig bedreigd, dat hij vreesde voor zijn veiligheid en dat van zijn gezin.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het beroep op psychische overmacht niet kan slagen, omdat concrete aanwijzingen voor een van buiten komende psychische druk ontbreken. De verdachte heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat het bestaan van psychische overmacht moet berusten op feiten en omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat een verdachte heeft gehandeld onder invloed van een zodanige van buiten komende drang, waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en wat op de zitting naar voren is gebracht, zijn dergelijke feiten en omstandigheden de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte ook niet (voldoende) concreet aangegeven waaruit de op hem uitgeoefende druk zou hebben bestaan. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang, waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de in verzekering doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval de rechtbank tot een veroordeling en strafoplegging komt, verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn. Op grond daarvan is volgens de raadsman een fikse strafkorting op zijn plaats. Gelet daarop heeft de raadsman verzocht te volstaan met oplegging van een geheel of deels voorwaardelijke straf, die aanzienlijk lager is dan de officier van justitie heeft gevorderd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in maart 2020 samen met anderen een grote hoeveelheid Apple iPhones gestolen. Hij heeft deze telefoons vervoerd vanuit de loods van een vrachtafhandelaar op Schiphol naar een loods in Edam, waar de gestolen lading vervolgens is gelost en overgeladen ten behoeve van verder vervoer. Diefstal is een ernstig strafbaar feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en grote financiële schade wordt berokkend. Het gaat in deze zaak om een omvangrijke lading met een aanzienlijke waarde (ongeveer 2,9 miljoen US dollar). Bij de ladingdiefstal vanaf het beveiligde terrein van Schiphol is gebruikgemaakt van valse vrachtbrieven. Ook is op onrechtmatige wijze gebruikgemaakt van een aan de verdachte uitgegeven ACN-pas. De ladingdiefstal heeft plaatsgevonden op Schiphol, waarbij voor het afhalen en vervoeren van een lading een ACN-pas noodzakelijk was. De verdachte had daarover de beschikking, omdat hij tot enkele weken voor de ladingdiefstal werkzaam was als beroepschauffeur op Schiphol en hij die pas nog niet had ingeleverd. Een diefstal als de onderhavige tast bovendien het vertrouwen aan in de internationale luchthaven Schiphol en in de op het luchthaventerrein gevestigde bedrijven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de enigszins ondergeschikte rol die de verdachte bij de ladingdiefstal heeft gehad, namelijk die van “slechts” de vervoerder van de gestolen lading.
De rechtbank heeft er verder rekening mee gehouden dat de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan joyriding, door zonder toestemming twee vrachtwagens van zijn voormalig werkgever te gebruiken voor de ladingdiefstal, en aan diefstal van een hoeveelheid brandstof.
De ernst en de omvang van de feiten maken dat de rechtbank een gevangenisstraf van zestien maanden in beginsel een passende straf vindt. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met ruim vijftien maanden is overschreden. De verdachte is op 16 maart 2020 in verzekering gesteld en na de inverzekeringstelling is hij heengezonden. De rechtbank wijst pas nu vonnis. Daarom zal de rechtbank in plaats van een gevangenisstraf van zestien maanden, een gevangenisstraf van veertien maanden opleggen. Een (deels) voorwaardelijke straf, zoals de raadsman heeft bepleit, vindt de rechtbank niet aangewezen. Daarvoor is het feit te ernstig.
Tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [transportbedrijf B] is tegen de verdachte een vordering ingediend tot betaling van € 182,41, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, wegens materiële schade die de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade betreft het geldbedrag waarvoor de verdachte op 14 maart 2020 heeft getankt.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 3 bewezen verklaarde diefstal materiële schade heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat de door de verdachte weggenomen motorbrandstof is getankt in een motorvoertuig dat aan de benadeelde partij toebehoort. Omdat de verdachte het voertuig bij de benadeelde partij heeft teruggebracht en de benadeelde partij deze weer heeft kunnen gebruiken, bestaat de schade niet uit het volledige bedrag waarvoor is getankt, maar uit de brandstof die de verdachte tijdens de rit van Schiphol naar Edam en terug heeft verbruikt. De rechtbank kan echter niet vaststellen hoeveel dit is geweest. Gelet daarop zal de rechtbank de waarde daarvan schatten. De rechtbank waardeert de door de benadeelde partij geleden schade op een geldbedrag van € 50,-. De vordering zal in zoverre worden toegewezen. De verdachte wordt veroordeeld tot betaling van dat geldbedrag aan de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. De vordering zal voor het overige deel worden afgewezen.
De verdachte wordt daarnaast veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet verder aanleiding om in het belang van de benadeelde partij, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f Sr, aan de verdachte op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De wetsartikelen die van toepassing zijn, zijn de wetsartikelen 36f, 57 en 311 Sr en de wetsartikelen 11 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[transportbedrijf B]geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 50,-, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst het meer gevorderde af.
Veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van de benadeelde partij [transportbedrijf B] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
één dag gijzeling. De toepassing van deze dag gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. P.H. Boersma en mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2023.
De voorzitter, mr. M. Hoendervoogt, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.