ECLI:NL:RBNHO:2023:5697

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
15.170689.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ladingdiefstal van grote partij iPhones op Schiphol met gevangenisstraf voor organisator

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de diefstal van een grote partij Apple iPhones op Schiphol. De verdachte, die samen met anderen handelde, werd beschuldigd van het wegnemen van een lading iPhones ter waarde van ongeveer 2,9 miljoen USD. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2020, samen met medeverdachten, de toegang tot het terrein van een vrachtafhandelaar heeft verkregen door gebruik te maken van een valse ACN-pas en valse vrachtbrieven. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de tenlastelegging als voldoende duidelijk beoordeeld.

Tijdens de rechtszittingen op 16 mei en 7 juni 2023 is het bewijs tegen de verdachte gepresenteerd, waaronder camerabeelden en telecomgegevens die zijn betrokkenheid bij de diefstal aantonen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een actieve rol had in de voorbereiding en uitvoering van de diefstal, en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij gebruik is gemaakt van een valse sleutel.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de straf vastgesteld op achttien maanden. De rechtbank heeft benadrukt dat de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de georganiseerde diefstal zwaar wegen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M. Hoendervoogt als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.170689.20 (P)
Uitspraakdatum: 21 juni 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 mei en 7 juni 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte HB] ,
geboren op [datum en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [woonadres verdachte].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Funke Küpper, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Mul, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 14 maart 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid Apple Iphones (vertegenwoordigende een (winkel)waarde van ongeveer 2.9 miljoen USD), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [transportbedrijf] en/of [vrachtafhandelingsbedrijf] en/of Apple, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een ACN pas (waartoe de medeverdachte niet gerechtigd was) en/of door een valse of vervalste NOA/vrachtbrief aan te bieden bij [vrachtafhandelingsbedrijf];
subsidiairhij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 maart 2020 tot en met 15 maart 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Edam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een grote hoeveelheid Apple Iphones (vertegenwoordigende een (winkel)waarde van ongeveer 2.9 miljoen USD), althans een of meer Apple iPhones,
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

2.1
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, omdat daarin de plaats van het misdrijf onvoldoende is bepaald. Concretisering van de plaats van het misdrijf is nodig voor het voeren van een verdediging tegen het ten laste gelegde feit, in het bijzonder het verwijt van medeplegen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daarover het volgende.
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) moet de tenlastelegging een opgave behelzen van het strafbare feit dat ten laste wordt gelegd en de omstandigheden waaronder dat feit zou zijn begaan. Of de tenlastelegging voldoende feitelijk is, moet worden bezien tegen de achtergrond van de inhoud van het gehele dossier. De verdachte wordt primair verweten dat hij zich op 14 maart 2020 samen met een of meer anderen zou hebben schuldig gemaakt aan een ladingdiefstal van Apple iPhones ter waarde van 2,9 miljoen US dollar bij vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf], gevestigd te Schiphol. Subsidiair wordt aan de verdachte ten laste gelegd dat hij deze gestolen lading Apple iPhones samen met een of meer anderen te Schiphol en/of te Edam zou hebben witgewassen. De rechtbank ziet niet in wat er onbegrijpelijk is aan deze tenlastelegging. De rechtbank is van oordeel dat in de tenlastelegging, in samenhang bezien met het gehele dossier, voldoende duidelijk is omschreven waartegen de verdachte zich moet verdedigen. Een nadere concretisering van de plaats waar het misdrijf zou hebben plaatsgevonden, is in het licht van de aan de tenlastelegging te stellen eisen niet noodzakelijk. Daarmee voldoet de dagvaarding aan de vereisten als bedoeld in artikel 261 Sv. De dagvaarding is dus geldig.
2.2
Overige voorvragen
De rechtbank heeft met betrekking tot de overige voorvragen vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op het verweer van de raadsman zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
De verdachte wordt primair verweten dat hij zich op 14 maart 2020 samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan een ladingdiefstal van Apple iPhones op Schiphol. De rechtbank moet beoordelen of bewezen kan worden dat de verdachte bij deze diefstal betrokken is geweest en zo ja, of hij daaraan dan als medepleger een bijdrage heeft geleverd en of hij het vereiste opzet heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vragen bevestigend. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De bewijsmiddelen houden onder andere de volgende feiten en omstandigheden in.
Op 14 maart 2020 vond tussen 19:10 uur en 20:10 uur bij vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf] te Schiphol een diefstal plaats van een lading Apple iPhones. De gestolen lading, die was bestemd voor [transportbedrijf], eveneens gevestigd te Schiphol, betrof 27 pallets en had een geschatte winkelwaarde van 2,9 miljoen US dollar. Uit de camerabeelden van [vrachtafhandelingsbedrijf] is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte JB] de pallets die avond bij [vrachtafhandelingsbedrijf] heeft ingeladen en van het terrein heeft meegenomen. [Medeverdachte JB], die tot 21 februari 2020 als chauffeur werkzaam was op Schiphol, arriveerde op 14 maart 2020 omstreeks 18:50 uur bij het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] met een vrachtwagen. Hij reed daarmee het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] op door gebruik te maken van een aan hem uitgegeven chauffeurspas van Air Cargo Netherlands (een zogenoemde ACN-pas). [Medeverdachte JB] meldde zich daarna bij de balie van [vrachtafhandelingsbedrijf] voor het afhalen van de lading iPhones. Daarbij bood hij een aantal “notifications of arrival” (zogenoemde NOA’s) of vrachtbrieven aan, die achteraf vals bleken te zijn. [Medeverdachte JB] begaf zich vervolgens naar de loods van [vrachtafhandelingsbedrijf]. Daar werd de lading iPhones uitgeslagen, waarna [medeverdachte JB] de pallets kon inladen. Omstreeks 20:18 uur verliet [medeverdachte JB] met de geladen vrachtwagen het terrein van [vrachtafhandelingsbedrijf]. Hij reed daarmee vervolgens naar het bedrijf van [getuige K] aan [adres loods Edam] in Edam, waar hij omstreeks 21:16 uur aankwam. Daar werd de lading in korte tijd gelost, waarna [medeverdachte JB] met de lege vrachtwagen terug reed richting Schiphol.
[Medeverdachte JB] heeft verklaard dat hij een paar weken voor de ladingdiefstal is benaderd om goederen op Schiphol af te halen. Op 14 maart 2020 had [medeverdachte JB] vervolgens een ontmoeting met twee mannen. Deze mannen gaven hem de nodige papieren om de lading af te halen. De rechtbank begrijpt dat het hier moet gaan om de valse NOA’s of vrachtbrieven. De mannen vertelden [medeverdachte JB] dat hij de lading nog diezelfde dag moest afhalen. [Medeverdachte JB] reed daarom nog diezelfde avond naar [vrachtafhandelingsbedrijf] om de lading op te halen en bij het opgegeven adres af te leveren. [Medeverdachte JB] heeft verklaard dat hij op het moment dat hij bij [vrachtafhandelingsbedrijf] wegreed, werd gebeld door de mannen voor wie hij de lading ging afhalen. Uit telecomgegevens van het in het dossier aan [medeverdachte JB] toegeschreven telefoonnummer eindigend op *4816 blijkt dat dit nummer op 14 maart 2020 meerdere keren sms- en belcontact heeft gehad met het telefoonnummer eindigend op *9479, onder andere in de middag voorafgaand aan de ladingdiefstal en ook tijdens het laden en vervoeren van de partij Apple iPhones. Het telefoonnummer *9479 is aangetroffen als opgeslagen contact in de onder [medeverdachte JB] in beslag genomen Nokia telefoon. Beide telefoonnummers hebben op 14 maart 2020 rond het tijdstip van het lossen van de lading telefoons in de loods van [getuige K] aan [adres loods Edam] in Edam een zendmast [A] in die directe omgeving aangestraald. Het telefoonnummer *9479 heeft de rest van die avond vanaf 21:11 uur tot in de vroege ochtend van 15 maart 2020, omstreeks 01:51 uur, de zendmast [B] in Edam aangestraald, eveneens in de directe omgeving van de loods van [getuige K]. Hieruit leidt de rechtbank af dat de gebruiker van het telefoonnummer *9479 aanwezig is geweest bij het lossen en/of overladen van de gestolen partij telefoons in de loods in Edam.
Uit telecomgegevens van het telefoonnummer *9479 blijkt verder nog dat dit nummer is geactiveerd op 25 februari 2020. De eerste belbeweging was op 26 februari 2020 met het telefoonnummer eindigend op *6265, waarvan [medeverdachte JB] de gebruiker is. Ook één van de laatste belbewegingen van het telefoonnummer, op 16 maart 2020, was een oproep naar dit telefoonnummer van [medeverdachte JB].
Bij de beantwoording van de vraag wie de gebruiker van het telefoonnummer *9479 is geweest, betrekt de rechtbank de verklaring van [getuige G]. Hij kreeg in maart 2020 een partij iPhones aangeboden van een kennis, die hij kent als “Yasin”. [Getuige G] heeft verklaard dat “Yasin” gebruik maakte van verschillende telefoonnummers, waaronder het telefoonnummer *9479. “Yasin” zou de partij telefoons op 14 maart 2020 ontvangen en hij vroeg [getuige G] deze te komen bekijken. Het telefoonnummer van [getuige G] heeft op 14 maart 2020 (tussen 23:06 uur en 23:27 uur) zendmasten in de omgeving van de loods in Edam aangestraald, waar het telefoonnummer *9479 op dat moment ook aanstraalde. In dit verband is van belang dat op de telefoon van [getuige G] foto’s zijn aangetroffen waarop verpakkingen van iPhones te zien zijn. Op twee van deze foto’s zijn telefoonverpakkingen te zien met elk een IMEI-nummer dat voorkomt in de lijst van de op 14 maart 2020 gestolen partij iPhones.
De rechtbank hecht voor de identificatie van de gebruiker van het telefoonnummer *9479 ook waarde aan het feit dat [getuige G] blijkens de telecomgegevens pas vanaf 14 maart 2020 via dit nummer met “Yasin” belde. Hij heeft hierover verklaard dat “Yasin” hem belde om te vertellen dat dit zijn nieuwe telefoonnummer was en dat hij hem in het vervolg moest bellen op dat telefoonnummer. Voor die tijd had [getuige G] contact met “Yasin” via het telefoonnummer eindigend op *1910. Op de avond van 15 maart 2020 belde [getuige G] om 18:17 uur en 18:25 uur met “Yasin” op het telefoonnummer *9479. Toen hij vervolgens tussen 18:49 uur en 18:58 uur niet reageerde op zes oproepen van [getuige G], belde laatstgenoemde hem vervolgens op het telefoonnummer *1910. Dit telefoonnummer staat op naam van de verdachte en de verdachte heeft ook verklaard dat hij de gebruiker van dit telefoonnummer is geweest. [Getuige G] heeft op een aan hem getoonde foto de verdachte herkend als de man die hij kent onder de naam “Yasin”, met wie hij contact heeft gehad over het afnemen van de partij iPhones. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om een overtuigende herkenning van de verdachte, die de rechtbank daarom gebruikt voor het bewijs.
Al deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank tot de conclusie dat het telefoonnummer *9479 aan de verdachte toebehoorde en in de periode voorafgaand aan en tijdens de ladingdiefstal bij hem in gebruik was.
In de bewijsvoering met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte en zijn wetenschap van en bijdrage aan de ladingdiefstal komt verder betekenis toe aan het gegeven dat op 13 maart 2020, de dag vóór de ladingdiefstal, om 08:35:30 uur de ACN-pas van [medeverdachte JB] is aangeboden bij een bedrijf op Schiphol. Vijf seconden later heeft de verdachte, die die dag aan het werk was bij het betreffende bedrijf, zijn ACN-pas bij dezelfde terminal aangeboden. [Medeverdachte JB] bevond zich op dat moment thuis, zo blijkt uit de zendmastgegevens van zijn telefoonnummer *6265. In aanmerking nemend het zeer korte tijdsbestek waarin de twee ACN-passen zijn aangeboden, terwijl er rond die tijd geen andere ACN-passen zijn aangeboden bij de betreffende terminal en het gegeven dat de verdachte die dag bij het betreffende bedrijf aan het werk is geweest, gaat de rechtbank ervan uit dat het de verdachte is geweest die de ACN-pas van [medeverdachte JB] op 13 maart 2020 bij een terminal op Schiphol heeft aangeboden, kennelijk om te controleren of deze nog actief was.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van een lading Apple iPhones op Schiphol. Daarbij zijn valse NOA’s of vrachtbrieven gebruikt en is onrechtmatig gebruik gemaakt van een ACN-pas. [Medeverdachte JB] was op 14 maart 2020 namelijk niet meer gerechtigd de aan hem uitgegeven ACN-pas te gebruiken, omdat hij de maand daarvoor was ontslagen en geen legitieme reden had om die avond op Schiphol bij [vrachtafhandelingsbedrijf] te zijn. Dat maakt dat sprake is geweest van een gekwalificeerde diefstal door middel van een valse sleutel. De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen verder tot de conclusie dat ook de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met anderen is komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage en de aanwezigheid van de verdachte op verschillende momenten rond de ladingdiefstal van zodanig significant en wezenlijk gewicht geweest, dat hij kan worden aangemerkt als medepleger. De verdachte was betrokken bij de voorbereiding van de ladingdiefstal. Zo had hij voorafgaand aan de ladingdiefstal telefonisch contact met [medeverdachte JB], die hem als de opdrachtgever beschouwde, en had hij een rol bij het controleren van zijn ACN-pas die nodig was om toegang te krijgen tot het terrein van vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf] om zo de lading telefoons in handen te kunnen krijgen. De verdachte was vervolgens betrokken bij de uitvoering van de diefstal. Dat blijkt uit het feit dat hij contact onderhield met [medeverdachte JB] tijdens het afhalen en vervoeren van de gestolen lading en hem op afstand aanstuurde. Verder was de verdachte aanwezig bij het lossen van de gestolen lading in de loods van [getuige K] en had hij kennelijk ook de beschikking daarover gelet op zijn contacten met [getuige G] over het afnemen van de telefoons. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 maart 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid Apple iPhones (vertegenwoordigende een (winkel)waarde van ongeveer 2.9 miljoen USD), die aan [transportbedrijf] en/of Apple toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een ACN pas (waartoe de medeverdachte niet gerechtigd was) en door valse NOA’s/vrachtbrieven aan te bieden bij [vrachtafhandelingsbedrijf].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de zitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het
primair bewezenverklaardelevert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde feit zou ontbreken. Het bewezen verklaarde feit is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval de rechtbank tot een veroordeling en strafoplegging komt, verzocht bij de strafmaat allereerst rekening te houden met de ernst van het feit, waarbij de raadsman de ernst minder zwaar waardeert dan de officier van justitie heeft gedaan. Daarnaast heeft de raadsman verzocht acht te slaan op de overschrijding van de redelijke termijn en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gelet daarop heeft de raadsman verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf die de duur van de al in voorarrest doorgebrachte tijd niet overschrijdt, eventueel aangevuld met een (groot) voorwaardelijk strafdeel.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in maart 2020 samen met anderen een grote hoeveelheid Apple iPhones gestolen. De gestolen telefoons zijn vervoerd vanuit de loods van een vrachtafhandelaar op Schiphol naar een loods in Edam, waar de gestolen lading vervolgens is gelost en overgeladen ten behoeve van verder vervoer. Diefstal is een ernstig strafbaar feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en grote financiële schade wordt berokkend. Een diefstal als de onderhavige tast bovendien het vertrouwen in de internationale luchthaven Schiphol en in de op het luchthaventerrein gevestigde bedrijven aan. Het gaat in deze zaak om een omvangrijke lading met een aanzienlijke waarde (ongeveer 2,9 miljoen US dollar). Bij de ladingdiefstal vanaf het beveiligde terrein van Schiphol is gebruik gemaakt van valse vrachtbrieven. Ook is op onrechtmatige wijze gebruikgemaakt van de aan de chauffeur uitgegeven ACN-pas. De ladingdiefstal heeft plaatsgevonden op Schiphol, waarbij voor het afhalen en vervoeren van een lading een ACN-pas noodzakelijk was. De chauffeur had daarover de beschikking, omdat hij tot enkele weken voor de ladingdiefstal werkzaam was als beroepschauffeur op Schiphol en hij die pas nog niet had ingeleverd.
De rechtbank heeft er ook rekening mee gehouden dat de verdachte een regisserende rol bij de ladingdiefstal heeft gehad. Die rol hield onder andere in dat hij ten behoeve van de diefstal een chauffeur regelde met de juiste bevoegdheden (dat wil zeggen een actieve ACN-pas), het contact met hem onderhield tijdens het plegen van de diefstal, aanwezig was bij het lossen en overladen van de gestolen telefoons en een potentiële afnemer van de telefoons regelde. De ernst en de omvang van het feit, waaronder ook de georganiseerde wijze waarop de diefstal is uitgevoerd en de essentiële rol die de verdachte daarbij heeft gehad, maken dat de rechtbank een gevangenisstraf van twintig maanden in beginsel een passende straf vindt. Dat wat de raadsman heeft aangevoerd over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, geeft de rechtbank geen aanleiding tot matiging van de straf. Ook een deels voorwaardelijke straf vindt de rechtbank niet aangewezen. Daarvoor is het feit te ernstig.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met ruim zes maanden is overschreden. De verdachte is op 16 december 2020 in verzekering gesteld en de rechtbank wijst pas nu vonnis. Daarom zal de rechtbank in plaats van een gevangenisstraf van twintig maanden, een gevangenisstraf van achttien maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van deze straf zal volledig plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Toepasselijk wettelijk voorschrift

Het wetsartikel dat van toepassing is, is artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder dit feit meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. P.H. Boersma en mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2023.
De voorzitter, mr. M. Hoendervoogt, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.